DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 13915

Omvangrijk maar ongedateerd Umfeld van hangers met verwisselbare munten

Rechtbank Gelderland 4 juni 2014, IEF 13915 (All Round Company tegen Simstars)
Uitspraak ingezonden door Nanda Ruyters, BRight advocaten. Geen slaafse nabootsing. Bewijsopdracht actieve bijdrage aan ongeoorloofde uiting. All Round heeft de sieradenlijn met hangers voor verwisselbare munten onder de naam Mi Moneda, Simstart handelt onder de merknaam Nikki Lissoni. De aanwezigheid van een omvangrijk maar ongedateerd Umfeld die een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger beperken het onderscheidend vermogen en de Mi Moneda hanger neemt geen eigen plaats op de markt in. De verwijzing naar Hof Den Haag All Round/Dutch Designz [IEF 11041] is een onvoldoende motivering, omdat dat een eerder beoordelingsmoment betrof en tegen de achtergrond van een beperkter Umfeld was geplaatst. In een trainingsmanual uit Engeland zou een ongeoorloofde uiting staan: "suffers from the colour fading" en "falling apart", All Round wordt opgedragen bewijs te leveren dat Simstars actief is geweest bij het maken en verspreiden van de Training Manual.

4.9. Deze vergelijking laat zien dat de combinatie van de zes elementen van de Mi Moneda hanger die All Round onderscheidend noemt in het uiterlijk van de Mi Moneda hanger en die dus de totaalindruk van de Mi Moneda hanger bepaalt, terug te vinden is in de hangers van My iMenso en Innerpower. Ook deze hangers zijn cirkelvormige hangers voor een verwisselbare muntsieraad, uitgevoerd in de kleuren zilver, goud of rosé, met aan de voorzijde een relatief brede rand en versiering van deze rand met bedruk van de merknaam (erin gestanst) in een strak lettertype, een sluiting met drie relatief grote oogjes aan de bovenzijde van de hanger die functioneren als oog voor de ketting en een klein scharniertje aan de onderzijde van de hanger. Dit betekent dat voor het relevante publiek, de vrouwelijke consument met een gemiddeld aandachtsniveau, de hangers van My iMenso en Innerpower qua uiterlijke verschijningsvorm een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger. (...)

4.10. Nu op All Round met betrekking tot de eis van het onderscheidend vermogen de stelplicht en bewijslast rust, had het, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door Simstars en mede gelet op de aanwezigheid van een omvangrijk maar ongedateerd Umfeld naast de hangers van My iMenso en Innerpower die een vergelijkbare totaalindruk hebben als de Mi Moneda hanger, op de weg van All Round gelegen om handen en voeten te geven aan haar stelling dat de Mi Moneda hanger onderscheidend vermogen heeft en daardoor een eigen plaats op de markt inneemt. Dat heeft All Round niet gedaan. Evenmin heeft zij een specifiek bewijsaanbod ter zake gedaan.
IEF 13772

Uiterlijk van bank wordt grotendeels door bekleding bepaald

Vzr. Rechtbank Gelderland 17 april 2014, IEF 13772 (IMS tegen Rofra)
Uitspraak ingezonden door Marjolein Driessen, Legal Tree. Slaafse nabootsing. Banken. Een van de afnemers van de banken van IMS is Rofra. Rofra is een internationaal opererende groothandel in meubelen. De kasteelbanken (Cleopatra vs Sacramento James) hebben mede door de verschillende texturen die een groot deel van het uiterlijk bepalen een andere aanblik, er is geen verwarring. Bij de kubistische banken (Westminster vs Edmonton en Dante) is de totaalindruk van de Dante bank hetzelfde, omdat er sprake is van een één-op-één kopie. Rofra had evengoed een andere stof of afmeting kunnen kiezen.

Leestips: 4.6, 4.7. 4.12, 4.14.

IEF 13662

Geen slaafse nabootsing schoonmaakwagen

Rechtbank Gelderland 11 december 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6478 (Filmop en Tecno Trolley Systems tegen Exive)
Geen slaafse nabootsing. Internationaal geschil. Modelrecht. Bewijsopdracht. Filmop produceert Morgan-serie professionele schoonmaakwagens, waarvoor modelrechten (op onderdelen) zijn gedeponeerd. Exive betreft een soortgelijke wagen en een latere variant. Ook al zijn er talloze punten van overeenstemming, in de ogen van een professioneel koperspubliek zal het geen verwarring veroorzaken. De rechtbank draagt Filmop c.s. op te bewijzen dat Exive "de Mike" en een zakdragerdeksel heeft verkocht, geproduceerd, ten verkoop aangeboden en/of afgebeeld.

Rechtsmacht en toepasselijk recht.
4.3. Voor zover de vorderingen in conventie zijn gebaseerd op inbreuk op de geregistreerde modelrechten van Filmop en de daaruit voortvloeiende handhavingsrechten, beroepen Filmop c.s. zich op het BVIE. De rechtbank zal de bepalingen van dit verdrag toepassen, voor zoveel nodig aangevuld met de bepalingen van andere internationale verdragen waaraan het BVIE niet derogeert (artikel 4.8 BVIE). Hetzelfde geldt voor het geschil in reconventie. Hier is immers de tegenvordering met de eisvermindering beperkt tot de geldigheid van de registraties voor zover deze betrekking hebben op de Benelux.

Slaafse nabootsing?
4.8. Concreet betekent dit dat van de Reiniging Extra, die door Exive op de comparitie is getoond, ook al zijn er talloze punten van overeenstemming, niet kan worden aangenomen dat deze schoonmaakwagen in de ogen van het voldoende oplettende, professionele koperspubliek zoveel gelijkenis vertoont met de Morgan en/of de Green-150 dat gevaar voor verwarring wordt veroorzaakt. Dit publiek zal immers aandacht besteden aan de onderlinge afwijkingen en dit zijn onder meer de volgende:
1) De kleurstelling is anders. Bij de Reiniging Extra zijn, even zoals bij de Mike, de dragende buizen matzwart, terwijl deze buizen bij de Morgan lichtgrijs en bij de Green-150 donkerblauw zijn. De onderwagen en de vaste bakken zijn bij de Reiniging Extra licht grijs en bij de Morgan (en de Mike) middelgrijs, terwijl deze onderdelen bij de Green-150 groen zijn. De loopvlakken van de wieltjes zijn bij de Reiniging Extra (en ook bij de Mike) middelgrijs en bij de Morgan en de Green-150 donkergrijs, tegen het zwart aan. De hengsels van de emmers zijn bij de Reiniging Extra (en de Mike) lichtgrijs en bij de Morgan zwart. Bij de Green-150 zijn zij middelgrijs. Het draagstel en het handvat van de zakdrager (waaraan de wagen wordt voortbewogen) zijn bij de Reiniging Extra (en de Mike) zwart, terwijl deze onderdelen bij de Morgan middelgrijs en bij de Green-150 groen zijn.
2) De wieltjes van de Reiniging Extra (en ook de wieltjes van de Mike) ogen anders dan die van de Morgan en de Green-150. Het betreft de wieltjes zelf, die dikkere ‘bandjes’ hebben, en ook de ronde kapjes van de houders, die veel kleiner zijn.
3)    Anders dan bij de afgebeelde Mike, ontbreekt bij de Reiniging Extra de wringer boven de (rechter) onderemmer waarvan de Morgan en de Green-150 zijn voorzien. Daartegenover is de onderwagen van de Reiniging Extra, anders dan bij de andere wagens, aan de rechterzijde voorzien van een bezemdrager. Verder heeft de Reiniging Extra standaard een felgele buitenzak die ontbreekt bij de Morgan, waarbij blijkbaar gebruik wordt gemaakt van aan de drager op te hangen wegwerpzakken. Dit laatste lijkt echter niet zo’n sterk punt, omdat Filmop c.s. producties hebben overgelegd waaruit volgt dat de Green-150 ook een dergelijke buitenzak heeft (Filmop c.s. hebben hier niet op gewezen in hun dagvaarding, maar dit volgt dus wel uit hun producties).
4)    De Reiniging Extra is, anders dan de afgebeelde Mike, niet voorzien van een aan de opstaande buis bevestigde bezemklem die sterke gelijkenis vertoont met die van het modeldepot van Filmop (zie 2.5 afbeeldingen 2.1 e.v.). De bezemklem van de Reiniging Extra vertoont feitelijk geen enkele gelijkenis (zie 2.12).
5)    Ook het deksel van de zakdrager van de Reiniging Extra ziet er heel anders uit dan dat van de Morgan en de Green-150 (en dat van de afgebeelde Mike). Het betreft niet het door Filmop gedeponeerde model (zie 2.6), maar het deksel, dat hierboven is afgebeeld onder 2.10. Hoewel dit op die ingescande afbeelding misschien niet zo goed zichtbaar is, zijn er kenmerkende uiterlijke verschillen met het door Filmop gedeponeerde model, dat door haar wordt toegepast bij de Morgan en door TTS bij de Green-150. Niet alleen heeft het deksel van de Reiniging Extra een heel andere kleur/tint dan dat van de Morgan (en de Mike), maar bovendien geldt wat betreft de vormgeving dat het deksel van de Reiniging Extra de randen van de houder overkapt, terwijl dat van de Morgan en de Green-150 (even zoals dat van de Mike) daarbinnen valt, en dat de verdieping in het midden veel breder is en uit drie in hoogte verschillende vlakken bestaat, terwijl de verdieping midden in het deksel van de Morgan en de Green-150 (en de Mike) slechts uit één tamelijk smalle strook bestaat. Bij de Reiniging Extra beslaat de verdieping ongeveer de helft van het hele vlak, bij de Morgan en de Green-150 (en de Mike) ongeveer een kwart. Voorts heeft het deksel van de Reiniging Extra één enkel greepje om het op te lichten, terwijl dat van de Morgan en de Green-150 (en de Mike) er twee heeft. Verder ontbreekt bij de Reiniging Extra het naar voren uitstekende en gewelfde middenstuk met sluitknoppen van de Morgan en de Green-150 (en de Mike).
6)    Voorts zijn de handgrepen aan het deksel, waaraan de wagen wordt voortbewogen, heel anders. Bij de Morgan en de Green-150 betreft het een handvat met drie gaten, dat aan de zijkanten van het deksel uitstulpt. Bij de Reiniging Extra (en ook bij de Mike) stulpt het handvat niet uit, heeft het slechts twee gaten en vertoont het handvat aan de voorzijde ter plaatse van de aanvatting kenmerkende overdwarse ribbels (hetgeen niet goed zichtbaar is op de ingescande foto), welke ribbels ontbreken bij de Morgan en de Green-150.
7)    Ten slotte is een kenmerkend verschil dat bij de Morgan en Green 150 de twee grote emmers aan de voorzijde over de rand van de onderwagen uitsteken. Daartoe zijn die emmers aan de onderzijde voorzien van een inkeping. Dit is niet het geval bij de Reiniging Extra en evenmin bij de Mike, noch bij alle andere wagens waarvan afbeeldingen zijn overgelegd. Daar staan de emmers geheel binnen de opstaande randen van de onderwagen (welke opstaande randen bestemd zijn om de emmers binnenboord te houden en ook om gemorst water op te vangen). In het bijzonder deze constructie met overstekende emmers maakt de Morgan en de Green 150 in de ogen van de rechtbank tamelijk uniek. Dit is niet nagebootst.

Inbreuk modelrechten?
4.14. De tussenconclusie is dat het modeldepot inzake de klemmen niet nietig is, ook al is dit tamelijk zwak en komt het slechts geringe beschermingsomvang toe. Het modeldepot inzake de zakhouder met deksel is sterker en evenmin nietig.
Dan is nu nog de vraag of Exive inbreuk maakt of heeft gemaakt op de modelrechten van Filmop.

4.17. Ten aanzien van het deksel van de inklapbare zakhouder van Filmop overweegt de rechtbank dat dit deksel niet staat afgebeeld in de catalogus Basis Assortiment 2012 van Exive en dat de afbeelding op pagina 75 van de Floorpul catalogus van 2008 om dezelfde reden vooralsnog geen inbreuk oplevert. Dit (groene) deksel was, naar de rechtbank aanneemt, een deksel van TTS.

4.18. Verder heeft Exive gemotiveerd betwist dat zij ooit (in de Benelux) de Mike met een inbreukmakende steelklem en deksel heeft verhandeld. De door Filmop c.s. ter zitting meegebrachte Mike levert te dien aanzien nog geen sluitend bewijs op, evenmin als de door Exive betwiste schriftelijke verklaringen en belegstukken met betrekking tot de inkoop en doorverkoop van een of meer Mike’s door Koala Products in Utrecht, laat staan de stukken met betrekking tot de verhandeling van die wagen in Duitsland.

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
draagt Filmop c.s. op te bewijzen dat Exive vanaf 1 januari 2007 in de Benelux de Mike, voorzien van een steelklem met snelsluiting zoals afgebeeld onder 2.11 en een zakdragerdeksel zoals afgebeeld onder 2.8 (op hoofdpunten overeenstemmend met de afbeeldingen onder 2.5 en 2.6), heeft verkocht en/of geproduceerd en/of ten verkoop aangeboden en/of afgebeeld (in catalogi en/of andere media),

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBGEL:2013:6478 (link)
ECLI:NL:RBGEL:2013:6478 (pdf)

IEF 13661

IE-rechten op scheepsmodellen en rechtsvermoeden uit het merkenregister

Hof Arnhem-Leeuwarden 18 maart 2014, zaaknr. 200.135.499/01 (Nieko Beheer c.s. tegen Weiwerd Vastgoed B.V.)
Zie eerder Vzr. Rechtbank Noord-Nederland. Spoedappel waarin de vraag wordt voorgelegd aan wie de intellectuele eigendomsrechten toekomen op de door Kremer en Akkerman ontworpen scheepsmodellen en de naam Waarschip. Op de overdracht van een Benelux-merk is naar analogie van artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 207/2009 Nederlands recht van toepassing. De ingeschreven merkhouder wordt vermoed rechthebbende te zijn. De ontbrekende beschikkingsbevoegdheid is door bekrachtiging niet geheeld (3:58 lid 1 BW). Vanwege het ontbreken van een schriftelijke akte kan niet worden aangenomen dat de auteursrechten van Kremer en Akkerman aan appellante zijn overgedragen. Op grond van artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 dient het vermeend inbreukmakend handelen in Duitsland te worden beoordeeld naar Duits recht.

3.1.1 Nieko Beheer c.s. en Weiwerd Vastgoed c.s. houden zich bezig met de bouw en verkoop van schepen onder de naam Waarschip.

3.1.2 Kremer en Akkerman zijnde oorspronkelijke ontwerpers van deze schepen. In 1963 zijn zij onder de naam Waarschip een scheepswerf in ‘t Waar gestart. De werf heeft sindsdien Waarschepen geproduceerd en verkocht.

Rechthebbende Benelux-merk nr. 0578711
3.16 Naar het voorlopig oordeel van het hof kan niet worden aangenomen dat er een rechtsgeldige levering van het Benelux-merk 0578711 van Waarschip Holding B.V. aan Waarschip International Yachtservices B.V. heeft plaatsgevonden. Waarschip Internationaal Yachtservices B.V. heeft het merk dus ook niet rechtsgeldig kunnen leveren aan ’t Waar Beleggingen B.V. Daarmee is het in de eerste stap van de keten reeds misgegaan. De overige in de grieven 1 tot en V opgenomen klachten ter zake de rechtsgeldigheid van de gestelde keten van overdrachten behoeven daarom geen verdere bespreking.

Overige Benelux-merkregistraties
3.23 Door Weiwerd Vastgoed c.s. is onweersproken gesteld dat een verbod op het gebruik van het merk WAARSCHIP leidt tot sluiting van hun bedrijf, terwijl de noodzakelijkheid van de gevraagde voorzieningen in 2013/2014 door Nieko Beheer c.s. niet nader is onderbouwd. Gelet op het lange stilzitten van Nieko Beheer en het ontbreken van duidelijke antwoorden van Nieko Beheer c.s. op de in het verweer opgeroepen rechtsvragen, wijst het hof de vorderingen op basis van de overige door Nieko Beheer c.s. genoemde Beneluxmerken af.

Handelsnaaminbreuk?
3.24 Nu onduidelijk is wat partijen in 2001 met betrekking tot het gebruik van de handelsnaam zijn overeengekomen, moet de vordering op basis van de Handelsnaamwet eveneens worden afgewezen.

Auteursrechtinbreuk?
3.26 Niet in geschil is dat het hier gaat om de scheepsmodellen die destijds in 1963 door Kremer en Akkerman zijn ontworpen. Evenmin is in geschil dat die scheepsmodellen moeten worden beschouwd als werken in de zin van de Auteurswet. Ingevolge artikel 2 lid 2 van de Auteurswet vereist de levering voor overdracht van de auteursrechten op bedoelde scheepsmodellen een (onderhandse) akte die door Kremer en Akkerman is ondertekend.

Door Nieko Beheer c.s. is geen stuk overgelegd dat kwalificeert als een (onderhandse) akte in vorenbedoelde zin. Bij het ontbreken van een dergelijke stuk moet het ervoor worden gehouden dat de auteursrechten op de betreffende Waarschip modellen thans nog steeds bij Kremer en Akkerman (en/of hun erfgenamen) berusten. De overige keten van overdrachten behoeft dus geen verdere bespreking.

Misleidende mededelingen?
3.27 Grief XIII klaagt erover dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de gestelde misleiding ex artikel 6:194 BW. Volgens Nieko Beheer c.s. zijn de uitingen van Weiwerd Vastgoed c.s. op hcin website waarschip.com (prod. 5 Nieko Beheer c.s.) onjuist en derhalve misleidend. Het hof kan Nieko Beheer c.s. hierin niet volgen. Nu onduidelijk is wat partijen bij het uiteengaan in 2000 zijn overeengekomen, terwijl vaststaat dat H en N als onderdeel van de schikking Waarschip Werf B.V. hebben mogen voortzetten, kan niet worden aangenomen dat de door Nieko Beheer c.s. in hun inleidende dagvaarding onder sub 53 opgenomen citaten onjuist en misleidend zijn. Anders dan Weiwerd Vastgoed c.s. aanvoeren, wordt niet de suggestie gewekt dat er nog maar één onderneming over is die Waarschepen maakt. De uitingen maken voldoende duidelijk dat het om Waarschip Werf B.V. gaat. De grief faalt evenzeer.

Slaafse nabootsing?
3.28 Vanwege de hiervoor genoemde onduidelijkheid, kan evenmin worden aangenomen dat Weiwerd Vastgoed c.s. door de verhandeling van de Waarschepen onrechtmatig jegens Nieko Beheer c.s. handelen, zoals zij in de inleiding van de memorie van de grieven stellen. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. kunnen, anders dan Nieko Beheer c.s. betogen, niet beschouwd worden als ongeoorloofde nabootsingen van de Waarschepen die door Nieko Beheer c.s. op de markt worden gebracht. De Waarschepen van Weiwerd Vastgoed c.s. zijn immers ontleend aan de oorspronkelijke modellen van Kremer en Akkerman, terwijl niet is gebleken dat de rechten daarop exclusief aan Nieko Beheer c.s. toekomen.

IEF 13642

Bewijsopdracht vormgevingserfgoed Smart Little Bag met spiegel

Rechtbank Den Haag 12 maart 2014, HA ZA 12-1399 (By Lou Lou tegen Beernink & Beernink)

Modellenrecht. Auteursrecht. Vormgevingserfgoed. [A] is ontwerpster van portemonnees en tassen, die door By Lou Lou onder de naam 'Smart Little Bag' op de markt worden gebracht. Beernink stelt dat haar portemonnee met klittenband rondom een spiegel in het voorvak (de Bear 1) eerder aan het publiek ter beschikking is gesteld dan de SLB, zodat de modellen tot het vormgevingserfgoed behoren. De rechtbank draagt Beernink op haar stellingen te bewijzen en de zaak wordt aangehouden.

3.29. [A] c.s. heeft gemotiveerd betwist dat de Bear 1 al bestond vóór creatie van de SLB, dan wel vóór de terbeschikkingstelling aan het publiek. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd.

3.30. Voor zover de stelling van Beernink, dat de Bear 1 al vóór februari 2010 voorhanden was, juist is, volgt daaruit dat de Bear 1 niet kan zijn ontleend aan de SLB en van auteursrechtinbreuk dus geen sprake is. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan de SLB dan wel dezelfde totaalindruk maakt. Als juist is dat de Bear 1 vóór februari 2010, althans vóór 22 november 2010, voor het publiek in de EU beschikbaar is gesteld, volgt daaruit eveneens dat de Bear 1 behoort tot het vormgevingserfgoed en dat de (niet-) ingeschreven modellen niet nieuw zijn dan wel geen eigen karakter bezitten nu ook niet in geschil is dat de Bear 1 vrijwel identiek is aan dan wel in grote mate overeenstemt met en dezelfde algemene indruk wekt als de (niet-)ingeschreven modelrechten. Van modelrechtinbreuk is dan geen sprake. In dat geval kan ook geen slaafse nabootsing worden aangenomen.
 
3.31. Omdat de stellingen van Beernink enerzijds door Beernink met stukken zijn onderbouwd en anderzijds door [A] c.s. gemotiveerd zijn weersproken, kan de rechtbank op dit moment niet vaststellen of Beerninks stellingen feitelijk juist zijn. Daarom zal de rechtbank Beernink, op wie op dit punt de bewijslast rust, opdragen haar stellingen te bewijzen. Beernink heeft daartoe ook een concreet bewijsaanbod gedaan.

Lees de uitspraak:
HA ZA 12-1399 (pdf)

IEF 13589

Sportauto-onderdelen zijn in hoge mate technisch bepaald

Vzr. Rechtbank Den Haag 26 februari 2014, IEF 13589 (Burton Car tegen De Graaf automaterialen)
Burton heeft een gelijknamige sportauto ontworpen. De Graaf verkocht sinds 2000 onderdelen van de Burton, en biedt onder vermelding van Hersteller Parts Industries en dezelfde artikelnummers eigen onderdelen aan. De registratie van de Burton Car als Beneluxmodel wordt niet bewezen met slechts een ontvangstbevestiging van het depotformulier uit 2001. De beschermingsduur voor een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel uit artikel 11 lid 1 GModVo, voor zover dit heeft bestaan, is inmiddels verstreken. De vormgeving van de onderdelen zijn in hoge mate technisch bepaald en zijn niet auteursrechtlijk beschermd. Er is geen sprake van verwarringsgevaar bij het vermelden van dezelfde artikelnummers bij de Herstellerproducten.

4.7. Anders dan Burton kennelijk meent, is het naar voorlopig oordeel niet zo dat wanneer wordt aangenomen dat de vormgeving van de Burton Car auteursrechtelijke bescherming toekomt, dit per se ook het geval zou zijn voor de zichtbare onderdelen ervan, laat staan voor de niet zichtbare onderdelen. Voor zover Burton zich op grond van het auteursrecht wil verzetten tegen de verhandeling van onderdelen voor de Burton Car, zal zij aannemelijk hebben te maken dat die onderdelen zelfstandig als een eigen intellectuele schepping kunnen worden aangemerkt. Ten aanzien van de warmte afvoerslang rubber en halve maanklemmen speciaal 49 en 47 mm geldt dat sprake is van een zodanige gelijkenis met de equivalente originele Citroën typen, dat voorshands wordt aangenomen dat sprake is van ontlening door BC aan deze originelen en dus al daarom geen zelfstandige schepping. Dit geldt ook voor de stelmoffenset rvs van Burton die een zelfde mate van gelijkenis vertoont met een al langer bestaand auto-onderdeel geproduceerd door Lomax. Daar komt bij dat de vormgeving van deze onderdelen, net als overigens de vormgeving van de prototypen daarvan, in hoge mate door de technische functie is gedicteerd. Voor zover de onderdelen van Burton al van de prototypen afwijken, volgt uit de stellingen van Burton dat dit voornamelijk is ingegeven door technische overwegingen. De halve maanklemmen van Burton verschillen slechts van de prototypen uit de Citroën in die zin dat zij ovaal zijn in plaats van cirkelvormig, hetgeen het bevestigen ervan om de uitlaat volgens de toelichting van Burton vereenvoudigt. Volgens Burton was ook haar keuze om de warmteafvoerslang een cirkelvormig uiteinde te geven erop gericht de montage door de consument te vergemakkelijken, nu het frezen van zo een rond gat in de carrosserie (zonder de auto te beschadigen) voor de particulier eenvoudiger is dan het frezen van een gat met een andere vorm. Het ontwerp van de warmteafvoerslang is verder gekozen zodat deze goed past op de Burton Car en levenslang meegaat. Voorts heeft Burton naar haar eigen verklaring ervoor gekozen de stelmoffenset van rvs te maken zonder scherpe, uitstekende delen zodat daarin geen vocht/water kan blijven staan en zo roestvorming wordt voorkomen. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan de warmte afvoerslang rubber, de halve maanklem speciaal 49 mm, de halve maanklem speciaal 47 mm en de stelmoffenset rvs van Burton geen auteursrechtelijke bescherming toekomt.

4.8. Voor de onderdelen sierlijst voor het achterlicht en chroomrand knipperlicht geldt eveneens dat de vormgeving in hoge mate technisch bepaald is. De vorm van de sierlijst voor het achterlicht en de chroomrand knipperlicht is immers gekozen teneinde deze om het licht te doen passen alsook, zo heeft Burton zelf toegelicht, teneinde te bewerkstelligen dat zij eenvoudig te bevestigen zijn en de verlichting maximaal wordt doorgelaten. Overigens geldt hier naar voorlopig oordeel dat sprake is van te triviale of banale aspecten om aan enige creatieve keuze van de maker te kunnen worden toegeschreven. Derhalve zijn ook deze onderdelen niet auteursrechtelijk beschermd.

Misleidende reclame
4.10. Burton stelt zich ten slotte op het standpunt dat De Graaf misleidende reclame maakt in die zin dat De Graaf door haar zelf vervaardigde onderdelen aanbiedt als zijnde originele onderdelen van Burton, doordat zij het artikelnummer van Burton vermeldt, van één product (stelmoffenset) de daarvoor door Burton gebruikte naam heeft overgenomen, de onderdelen qua vormgeving overeenstemmen met die van Burton en De Graaf voorheen de originele producten van Burton in eigen verpakking doorverkocht. Ook deze grondslag beklijft niet nu Burton voorshands onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van verwarringsgevaar voor consumenten ten aanzien van de herkomst van de door De Graaf op haar website aangeboden producten nu De Graaf steeds “Parts Industries” vermeldt als “hersteller” (Duits voor fabrikant), zoals is terug te zien op de overgelegde printscreens van de website van De Graaf. Het enkele feit dat daarbij ook het corresponderende artikelnummer van Burton wordt genoemd (evenals bijvoorbeeld het artikelnummer van het originele Citroën onderdeel) maakt het vorenstaande niet anders.
Lees de uitspraak hier:
KG ZA 13-1479
ECLI:NL:RBDHA:2014:3644
IEF 13524

Nagebootste bloempotten niet verwarrend voor kwekerspubliek

Vzr. Rechtbank Gelderland 9 december 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:6415 (Desch tegen Blompot.nl)
Slaafse nabootsing. Onrechtmatige concurrentie. Geheimhouding. Desch c.s. produceren onder andere kunststof (bloem)potten voor kwekers, waaronder de "SABINA". Deze pot heeft een slanke belijning die, met een welving, smaller toeloopt richting de bodem. Enkele centimeters onder de bovenrand is een enkele strakke lijn aangebracht. De bodem van de pot is voorzien van een Y-vormige uitsparing. Het zij-aanzicht van deze uitsparingen is trapezium vormig. De pot is verkrijgbaar in diverse kleuren in mat of hoogglans. In de brochure van Desch-Epla is deze pot aangeduid als “SAB”. Gedaagde was in dienst bij Desch-Plantpak en is een website begonnen voor de verkoop van potten, eveneens bestemd voor kwekers. Een van de potten is aan de onderzijde, voorzien van de aanduiding “BPSAB”.

Desch c.s. vorderen verbod op slaafse nabootsing en staking van gebruik van de SABINA. De rechtbank oordeelt dat van professionele inkopers moet worden aangenomen dat zij een deskundig en bovengemiddeld oplettend publiek vormen. Ook geringe verschillen zullen door hen eerder worden opgemerkt. Derhalve kan niet worden aangenomen dat werkelijk gevaar bestaat voor verwarring omtrent de herkomst van de potten. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.

4.5. De vraag of slaafse nabootsing al dan niet is geoorloofd, is afhankelijk van de vraag of verwarring (directe of indirecte) bij het publiek wordt gesticht tussen het product van de nabootser en het product van de nagebootste. Met andere woorden, de vraag is of er gevaar voor verwarring omtrent de herkomst van het product bestaat. Niet in geschil is dat er een relatief beperkt aantal specifieke afnemers van de onderhavige potten zijn, te weten alleen de kwekers. Het in aanmerking komende publiek (het relevante publiek) bestaat dus uit deze kwekers. Partijen hebben niet concreet aangegeven hoe de potten in deze markt worden gezet, maar aangenomen moet worden dat de kwekers aan de hand van catalogi van fabrikanten, websites, of in showrooms tentoongestelde potten bepalen welke pot zij gebruiken voor het opkweken van de plantjes. Van dergelijke professionele inkopers moet worden aangenomen dat zij een deskundig en een bovengemiddeld oplettend publiek vormen, met kennis van de markt en het beperkte aantal aanbieders op de markt en hun producten en dat het hun in het afnemen duidelijk zal zijn van welk merk, fabricage of fabrikant de aangeboden potten zullen zijn. Ook geringe(re) verschillen in de producten zullen door hen eerder worden opgemerkt en begrepen als kenmerken van een ander product dan door een niet professioneel en minder deskundig publiek, zeker als de prijs van het ene product aanmerkelijk afwijkt van de prijs van het andere product, zoals hier. Bij deze stand van zaken kan niet worden aangenomen dat er werkelijk gevaar bestaat voor verwarring omtrent de herkomst van de potten.

4.6. Hoewel er weinig misverstand over kan bestaan dat [gedaagde] juist voor het nabootsen van de SABINA heeft gekozen omdat dat een van de meest succesvolle potten in het assortiment van Desch c.s. is, moet de conclusie zijn dat geen sprake is onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens Desch c.s. in de zin van slaafse nabootsing. De omstandigheid dat [gedaagde] de aanduiding “BPSAB” op zijn potten gebruikt onderstreept wel zijn kennelijke bedoeling om op het succes van de SABINA mee te liften, maar is onvoldoende voor het oordeel dat verwarring in vorenbedoelde zin te duchten valt, juist vanwege het relevante publiek. Dat laatste geldt temeer omdat bij die aanduiding ook de website van [gedaagde], blompot.nl, staat.

4.7. Wat betreft de gestelde onrechtmatige concurrentie geldt het volgende. Het kan zo zijn dat daarvan sprake is als een ex-werknemer het duurzame debiet van zijn voormalig werkgever stelselmatig en substantieel afbreekt met de hulpmiddelen die de werknemer daarbij vertrouwelijk van zijn voormalig werkgever ter beschikking heeft gekregen (HR 9 december 1955, NJ 1956/157). Vast staat wel dat [gedaagde] een of twee klant(en) van Desch c.s. heeft benaderd, maar niet is gebleken dat [gedaagde] klanten van Desch c.s. benadert of bezig is klanten te benaderen specifiek vanuit zijn kennis die hij bij Desch c.s. heeft opgedaan. Bovendien is niet gebleken dat [gedaagde] stelselmatig klanten benadert en het bedrijfsdebiet van Desch c.s. stelselmatig en duurzaam afbreekt. Dat betekent dat, ook al ligt het voor de hand om aan te nemen dat [gedaagde] wil profiteren van het succes van de pot van Desch c.s., niet kan worden aangenomen dat sprake is van onrechtmatige concurrentie. De op (onrechtmatige) slaafse nabootsing en onrechtmatige concurrentie gegronde vorderingen moeten daarom worden afgewezen. Het feit dat [gedaagde] met een soortgelijke pot als de SABINA concurrentie met Desch c.s. wil aangaan is op zichzelf niet ongeoorloofd.

4.8. Resteert de vraag of [gedaagde] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden. Bij de stukken (productie 8 van de dagvaarding) bevindt zich een op schrift gestelde verklaring van G. Noordam, werkzaam bij de afdeling inkoop van [derde], waaruit volgens Desch c.s. blijkt dat [gedaagde] tegen Noordam de prijs heeft genoemd die Desch c.s. hanteren voor de SABINA. Als er al van wordt uitgegaan dat [gedaagde] die prijs tegen Noordam heeft genoemd - [gedaagde] heeft het betwist - dan nog is dat enkele feit onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde] daarmee een geheim in de zin van art. 16 van de arbeidsovereenkomst heeft prijsgegeven. Voor het overige hebben Desch c.s. onvoldoende concreet aangegeven welke kennis [gedaagde] van hun onderneming had die hij geheim moest houden en die hij desondanks heeft geopenbaard. De daarom gegronde vorderingen moeten dan ook worden afgewezen.
IEF 13368

Voor inwerkingtreding Protocol BTMW geen verzet mogelijk

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2042 (Mag Instrument tegen Edco)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rorsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Alexander Odle, A.R.T. Intellectual Property.
Zie eerder Conclusie A-G [IEF 13029], BenGH [IEF 12376] en [IEF 11495] en tussenarrest HR [IEF 10420].
In steekwoorden: Uitsluiting vordering op grond van ongeoorloofde mededinging door slaafse nabootsing in art. 14 lid 8 BTMW (oud); overgangsrecht in verband met vervallen art. 14 lid 8 en wijziging art. 14 lid 1 BTMW Proceskostenveroordeling, art. 1019h Rv. Dat MAG zich vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Protocol (1 december 2003) op grond van art. 14 lid 8 BTMW (oud) niet kon verzetten tegen de volgens haar onrechtmatige handelingen van Edco, blijkt uit rov. 5.4.5-5.4.7 van het tussenarrest van de Hoge Raad. Het arrest wordt vernietigd en de Hoge Raad verwijst het geding naar het Hof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.

3.1.1. De Hoge Raad verwijst voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan, naar rov. 3 van zijn hiervoor in 1 genoemde tussenarrest van 28 oktober 2011.

In dat tussenarrest is reeds beslist dat het voorwaardelijk incidentele beroep van Edco c.s., dat betrekking heeft op de auteursrechtelijke grondslag van de vordering van MAG, dient te worden verworpen (rov. 5.2.8). Ook is het principale onderdeel II verworpen, dat ziet op de merkenrechtelijke grondslag van de vordering (rov. 5.3.1-5.3.2). De Hoge Raad heeft ten aanzien van de auteursrechtelijke grondslag de aan het slot van de principale onderdelen I.1.a en I.1.b geformuleerde klacht gegrond bevonden (rov. 5.2.6-5.2.7).

Onderdeel III betreft de door MAG gestelde ongeoorloofde mededinging (slaafse nabootsing). Onderdeel III.2 is reeds in het tussenarrest door de Hoge Raad verworpen. Thans zijn nog slechts de onderdelen III.1 en III.3 aan de orde.

3.3.1. Uit de beantwoording door het BenGH van de door de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen blijkt dat het hiervoor in 3.1.2 weergegeven oordeel van het hof juist is. Dat MAG zich vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het Protocol (1 december 2003) op grond van art. 14 lid 8 BTMW (oud) niet kon verzetten tegen de volgens haar onrechtmatige handelingen van Edco, blijkt uit rov. 5.4.5-5.4.7 van het tussenarrest van de Hoge Raad.

3.3.2. Het hiervoor overwogene brengt mee dat onderdeel III.1 faalt. Hieraan kan niet afdoen hetgeen MAG heeft opgemerkt in haar nadere schriftelijke toelichting. De daarin naar voren gebrachte stellingen van MAG worden verworpen op de gronden weergegeven in de nadere conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.7.1-3.7.2. De nieuwe klachten die naar aanleiding van het arrest van het BenGH alsnog bij nadere schriftelijke toelichting zijn aangevoerd, behoeven geen behandeling, gelet op het voorschrift van art. 407 lid 2 Rv.
Onderdeel III.3 behoeft bij gebrek aan belang geen behandeling.

3.4. De slotsom is dat in het principale beroep het bestreden arrest dient te worden vernietigd wegens gegrondheid van de onderdelen I.1.a en I.1.b (zie rov. 5.2.7 van het tussenarrest van de Hoge Raad). Het incidentele beroep moet worden verworpen, zoals hiervoor in 3.1.1 reeds overwogen.

3.5
Edco c.s. dienen zowel in het principale als in het incidentele beroep in de proceskosten te worden verwezen.

3.4. De slotsom is dat in het principale beroep het bestreden arrest dient te worden vernietigd wegens gegrondheid van de onderdelen I.1.a en I.1.b (zie rov. 5.2.7 van het tussenarrest van de Hoge Raad). Het incidentele beroep moet worden verworpen, zoals hiervoor in 3.1.1 reeds overwogen.

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2009;
verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
in het principale en het incidentele beroep:
veroordeelt Edco c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van MAG begroot op € 537,14 aan verschotten en € 36.869,17 voor salaris.

Op andere blogs:
Cassatieblog (Overgangsrecht afschaffing samenloopverbod modellenrecht en slaafse nabootsing)

IEF 13287

Zeer geringe auteursrechtelijke bescherming Blackstone schoen, geen inbreuk

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 november 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9011 (Blackstone tegen Brainwave en AQA)
Uitspraak ingezonden door Femke Vos en Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten.
Auteursrecht. Slaafse nabootsing. De rechtbank [IEF 12048] oordeelde dat de schoenen geen auteursrechtelijke bescherming genoten en niet slaafs werden nagebootst.

Het hof is van oordeel dat deze combinatie van elementen, in de gekozen vormgeving wel creatieve arbeid vertoont. De combinatie komt dan ook als auteursrechtelijk relevant werk voor bescherming in aanmerking, zij het met een zeer geringe beschermingsomvang. Bij de vergelijking van de totaalindrukken komt het hof tot de slotsom dat Blackstone weliswaar een in reikwijdte zeer beperkt auteursrecht kan doen gelden, maar dat Brainwave geen inbreuk kan worden verweten.

De vordering gebaseerd op het gemeenschapsmodellenrecht is, zoals Blackstone ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, niet aan het hof voorgelegd.

Er ontbreekt een toereikend aanknopingspunt voor de conclusie dat de consumenten de schoenen met de, mogelijk oudere maar (nog) onvoldoende op de markt gevestigde, AM32 en CK01 zouden kunnen verwarren. Ten overvloede wordt overwogen dat nu de schoenen ogen als goedkope(re) kopieën, die doorgaans in andere winkels worden aangeboden dan "premium brands" zoals Blackstone, zodat bij gebreke van nadere informatie over die verkooppunten niet kan worden aangenomen dat de consument deze schoenen voor een AM32 of CK01 zal aanzien.

4.9
Anders dan de voorzieningenrechter is het hof voorshands van oordeel dat niet kan worden gezegd dat in deze combinatie van elementen, in de gekozen vormgeving, geen enkele creatieve arbeid van welke aard ook kan worden aangewezen. Die typering doet onvoldoende recht aan de keuzes die de ontwerper wel degelijk heeft gemaakt en die tot een wezenlijk andere schoen dan het reeds bestaande basismodel, zoals belichaamd in de Andre1, hebben geleid. Die combinatie komt dan ook als auteursrechtelijk relevant werk voor bescherming in aanmerking.

4.10
Het vorenstaande betekent echter wel dat de beschermingsomvang een zeer geringe is. Het gaat immers om de totaalindruk voor zover die wordt bepaald door de auteursrechtelijk beschermde elementen en die is bij de AM32 en de CK01 als gezegd uitsluitend gelegen in de combinatie van veertien, respectievelijk dertien elementen, al dan niet in hun specifieke vormgeving. Beoordeeld naar die specifieke combinatie van elementen, zoals auteursrechtelijk beschermd, maken de GIGA 3561, de AQAA1711 en A1722 van Brainwave c.s., hoewel de verschillen klein zijn, een andere totaalindruk dan de AM32 en de CK01.

4.11
Bij de AQA A1711 wordt het relevante verschil in totaalindruk met de AM32 vooral bepaald door de afwezigheid van het schuine stiksel vanaf het hielstuk, de (niet geperforeerde) uitvoering van dat hielstuk, de zwarte bies langs de witte zool en het veterpand dat onder het onderste metalen oog een aanzienlijk grotere hoek maakt dan de hoek van 90 graden die kenmerkend is voor de AM32 en dat bovendien, anders dan bij de AM32, haaks op het stiksel staat dat rondom boven de zool is aangebracht. Ook het (opgestikte) wapenschild is anders dan het in het leer gestanste wapen van Blackstone.

4.12
Ook bij de AQA A1722 ontbreekt het schuine stiksel en het geperforeerde hielstuk alsmede het terugwijkende veterpand, terwijl voorts de zool van een donkerder rand is voorzien, een wapenschild ontbreekt en in plaats daarvan sprake is van twee evenwijdig aan de bovenkant lopende stiksels, wat tot een ander totaalindruk leidt dan de auteursrechtelijke beschermde combinatie van de AM32 doet.

4.13
Bij de GIGA 3561 ten slotte, zijn het naast de afwezigheid van het schuine stiksel en het niet geperforeerde hielstuk, vooral de aanwezigheid van een wapenschild met logo (dat op de CK01 ontbreekt) en de tot aan de zool doorlopende ritssluiting, die maken dat Brainwave c.s. voldoende afstand hebben gehouden van de CK01 om een inbreuk op het naar zijn reikwijdte zeer beperkte auteursrecht van Blackstone te vermijden.

4.14
Een en ander leidt tot de slotsom dat Blackstone voor de genoemde schoenen weliswaar een in reikwijdte zeer beperkt auteursrecht kan doen gelden, maar dat Brainwave c.s. geen inbreuk kan worden verweten. Dat betekent dat de grieven I, II en III niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden.
4.15
De vordering gebaseerd op het gemeenschapsmodellenrecht is, zoals Blackstone ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, niet aan het hof voorgelegd. Grief IV met zijn klacht dat de voorzieningenrechter zich ter zake van deze vordering ten onrechte onbevoegd heeft verklaard kan bij gebrek aan belang verder onbesproken blijven.

4.19
Tot slot zij, ten overvloede, nog overwogen dat uitgaande van een eigen plaats op de markt voorshands – op basis van de thans beschikbare gegevens – nog onvoldoende aannemelijk is dat er daadwerkelijk sprake is van verwarringsgevaar, nu de schoenen van Brainwave c.s., zo al nagebootst van die van Blackstone, ogen als goedkope(re) kopieën, die (zoals Blackstone lijkt te erkennen) doorgaans in andere winkels worden aangeboden dan “premium brands” zoals Blackstone, zodat bij gebreke van nadere informatie over die verkooppunten niet kan worden aangenomen dat de consument deze schoenen zal aanzien voor een AM32 of CK01. Ook daarom kunnen de ingrijpende voorzieningen die Blackstone vordert in dit kort geding niet worden toegewezen en faalt grief V.

Lees de uitspraak hier:
Rechtspraak.nl (link)
Rechtspraak.nl (pdf)
Afschrift zaaknr. 200.120.320

IEF 13268

Geen slaafse nabootsing medische stoel

Hof 's-Hertogenbosch 19 november 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:5462 (Doge Collection B.V. tegen Rockmed Holding B.V. en Medical B.V.)
Uitspraak mede ingezonden door Dorus van der Burgt, VDB Advocaten Notarissen.
Geen slaafse nabootsing. Collection was octrooihouder voor het hef-kantelsysteem, Triptronic, gebruikt in de mobiliastoel. Later heeft zij op basis van Triptronic de medische stoel DOC-1 bestemd voor oogoperaties geproduceerd.

In een Joint Venture Overeenkomst Medical is Rockmed aangewezen als exclusief distributeur van de medische behandel- en operatiestoelen en hierin is een verbod tot slaafse nabootsing opgenomen. Rockmed verhandelt de iMoc en de voorzieningenrechter oordeelde (KG ZA 11-699) dat er geen sprake was van slaafse nabootsing, nu het niet aannemelijk is dat verwarringsgevaar bij het in aanmerking komende publiek te duchten valt.

Het hof bekrachtigt het vonnis in kort geding. Volgens het hof is het Rockmed niet verboden de Triptronic-techniek te gebruiken nu Collection geen recht meer kan ontlenen aan het octrooi, zelfs niet wanneer enkel als gevolg daarvan tussen de DOC-1 en de iMoc verwarring bij het publiek kan ontstaan.

Het hof vergelijkt verscheidende elementen van de iMoc en de DOC-1. Onder andere is geen sprake van slaafse nabootsing op het punt van de cirkelvorm van het onderstel, nu deze plaatsing is gekozen vanwege deugdelijkheid en bruikbaarheid. De kunststof kap geplaatst over het onderstel van de iMoc is verschillend van die van de DOC-1. De vormgeving van de kolom van de iMoc lijkt op die van de DOC-1, maar de totaalindruk is wel verschillend. Over het algemeen verschilt de totaalindruk van de iMoc aanmerkelijk van de DOC-1.

4.4.6. Het hof stelt voorop dat, aangezien het, in het algemeen gesproken, aan een ieder moet vrijstaan om aan zijn industriële producten een zo groot mogelijke deugdelijkheid en bruikbaarheid te geven, het, nu [Collection] geen recht meer kan ontlenen aan het onder 4.1.1. genoemde octrooi, aan Rockmed en [Medical] niet is verboden om met dat doel, ten eigen voordele en mogelijk tot nadeel van [Collection], van in de DOC Classic geopenbaarde resultaten van inspanningen, inzicht of kennis gebruik te maken, zelfs niet wanneer enkel als gevolg daarvan tussen de DOC Classic en de iMoc bij het publiek verwarring zou kunnen ontstaan. Nabootsing van de DOC Classic door Rockmed en [Medical] is alleen dan ongeoorloofd, indien laatstgenoemden zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid afbreuk te doen evengoed een andere weg hadden kunnen inslaan en door dit na te laten verwarring stichten.

4.4.7. [Collection] heeft gesteld dat de vormgeving van het onderstel met de kolom een van de meest kenmerkende elementen van de stoel is.

Reeds in eerste aanleg hebben Rockmed en [Medical] betoogd dat voor de vormgeving van het onderstel van de iMoc, een halve cirkel, is gekozen vanwege deugdelijkheid en bruikbaarheid. In de pleitnota van Rockmed en [Medical] in eerste aanleg stellen zij dat door de plaatsing van de achterwielen voldoende loopruimte wordt gecreëerd om de stoel vrij van stootgevaar voort te duwen en in de memorie van antwoord wordt gesproken van beenruimte. [Collection] heeft niet gemotiveerd betwist dat deze vormgeving van de voet van de iMoc is gebaseerd op gronden van deugdelijkheid en bruikbaarheid; zij heeft slechts betoogd dat het voor Rockmed en [Medical], mede gezien de diversiteit in totaalindruk van mobiele operatie stoelen op de markt, mogelijk was geweest meer afstand van de vorm van de DOC Classic te houden.

Het voorgaande brengt mee dat van slaafse nabootsing op het punt van de cirkelvorm van het onderstel geen sprake is. Voor zover [Collection] met haar stelling, dat Rockmed en [Medical] exclusief distributeur waren van de DOC Classic en zeer gedetailleerde kennis van de DOC Classic hebben, wil betogen dat het Rockmed en [Medical] niet vrijstaat de halve cirkelvorm van de voet te gebruiken omdat zij geen gebruik maken van in de DOC Classic geopenbaarde resultaten van inspanningen, inzicht of kennis, maar van aan de samenwerking ontleende kennis, geldt dat [Collection] dit standpunt niet voldoende heeft onderbouwd.

4.4.7.a. De kunststof kap die over het onderstel van de iMoc is geplaatst is verschillend van de kunststof kap die over het onderstel van de DOC Classic is geplaatst. Beide kappen hebben de vorm van een halve cirkel, daar zij de vorm van het onderstel volgen. Eerstgenoemde kap is evenwel hoekig en glanzend, terwijl de kunststofkap van de DOC Classic egaal en mat is.

4.4.7.b. Aan [Collection] kan worden toegegeven dat de vormgeving van de kolom van de iMoc lijkt op de kolom van de DOC Classic. Naar het oordeel van het hof neemt dit evenwel niet weg dat de totaal indruk van iMoc, zoals hierna omschreven, een andere is dan de totaal indruk van de DOC Classic.

4.4.8. Ten aanzien van de andere door [Collection] genoemde elementen van de DOC Classic geldt het volgende.
De rugleuning en de zitting: Bij de DOC Classic bestaat het zit-/liggedeelte uit twee delen, namelijk de rugleuning en de zitting, die zo lang is dat daarop de benen en de voeten kunnen worden geplaatst. Het zit-/liggedeelte van de iMoc bestaat uit drie delen, te weten de rugleuning, de zitting voor het bovenste deel van het onderlichaam en een derde deel voor de onderbenen en voeten.

De rugleuning van de DOC Classic heeft een ronde vorm, terwijl de rugleuning van de iMoc rechte vormen heeft. De totaalindruk van de DOC Classic is ronder en kleiner dan de iMoc, die hoger, langer en hoekiger oogt. Voorgaande geldt zelfs indien op de DOC Classic een optioneel rechtere zitting wordt geplaatst. Deze optionele ter zitting getoonde rugleuning oogt kleiner en slanker dan de rugleuning van de iMoc.

De achterzijde van de rugleuning van de DOC Classic bestaat uit twee kleuren, twee witte vlakken met in het midden een blauw vlak. De achterzijde van de iMoc bestaat uit één wit vlak. Het verschil tussen rugleuning/zitting van beide stoelen is zo wezenlijk dat daardoor de totaal indruk van de stoelen wordt bepaald. Daarbij komt dat de stoelen een wezenlijk andere ligstand hebbben, waardoor het verschil tussen beide stoelen nog wordt benadrukt.

De bekleding van iMoc, die weliswaar dezelfde kleur heeft als die van de DOC Classic, heeft naar voor het hof duidelijk voelbaar was, een andere structuur dan de bekleding van de DOC Classic.

Aan [Collection] kan worden toegegeven dat de cupvormige hoofdsteun van de iMoc lijkt op die van de DOC Classic - de bevestiging van de hoofdsteun aan de stoel laat het hof buiten beschouwing, nu deze niet bijdraagt aan de totaal indruk van de stoel -; dit neemt evenwel niet weg dat ook de totaalindruk van de DOC Classic, als hiervoor omschreven, een andere is dan die van de iMoc.

4.4.9. Gezien het voorgaande is de slotsom dat geen sprake is van slaafse nabootsing. Daar de totaal indruk van de iMoc aanmerkelijk verschilt van die van de DOC Classic, is niet aannemelijk dat (op punten die niet de deugdelijkheid of bruikbaarheid van de stoelen betreffen) verwarring is te duchten bij het in aanmerking komende publiek, dat, naar ter zitting is besproken, bestaat uit artsen die met operatiestoelen werken en professionele inkopers van deze stoelen. Aan het voorgaande doet niet af dat de bestuurder van Rockmed, [bestuurder van Rockmed], zich, voor zover daar van moet worden uitgegaan, voor het sluiten van de vaststellingsovereenkomst had laten ontvallen na beëindiging van de samenwerking met kopieën van de DOC Classic op de markt te zullen komen. Nu het hof op grond van vaststellingen ter zitting oordeelt dat de iMoc geenszins als een kopie van de DOC Classic kan worden beschouwd, acht het hof, mede in dat licht, de enkele e-mail van [X.] van 21 november 2012 onvoldoende om daaruit af te leiden dat verwarring is te duchten bij het in aanmerking komende publiek.