DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 22823

Ongeoorloofde vergelijkende reclame en merkinbreuk in social media-campagne autoparfum

Rechtbank Den Haag 9 jul 2025, IEF 22823; ECLI:NL:RBDHA:2025:12887 (Bedrijf 1 tegen bedrijf 2), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/ongeoorloofde-vergelijkende-reclame-en-merkinbreuk-in-social-media-campagne-autoparfum

Rb. Den Haag 9 juli 2025, IEF 22823, RB 3920; ECLI:NL:RBDHA:2025:12887 (Bedrijf 1 tegen Bedrijf 2). [Bedrijf 2] verkoopt autoparfum en heeft met behulp van een influencer een reclamevideo laten maken ter promotie van dit parfum. In hetzelfde filmpje wordt ook een ander autoparfum getoond. De influencer haalt dat autoparfum van de binnenspiegel van haar auto en laat het in haar schoot vallen, voordat zij het autoparfum van [bedrijf 2] erbij pakt. Hierbij vergelijkt de influencer de parfum van [bedrijf 2] met ouderwetse geurhangers en namaakgeurtjes, waarbij de autoparfum van [bedrijf 1] in beeld komt. [Bedrijf 1] stelt dat haar autoparfum hiermee onnodig negatief in beeld wordt gebracht. Zo wordt onder meer gesuggereerd dat het product van [bedrijf 1] ouderwets is en een namaakgeurtje betreft. Ook is in de reclamevideo geen sprake van een objectieve vergelijking. Bij de rechter vordert zij gedaagde te gebieden om in de toekomst op een dergelijke manier reclame te maken en te gebieden een rectificatie te plaatsen en een schadevergoeding te betalen. Ze baseert haar vorderingen op art. 6:162 BW en artikel 6:194a lid 2 BW, of op inbreuk haar intellectuele eigendomsrechten. [Bedrijf 2] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering. Zij stelt dat er sprake is van een geoorloofde manier van reclame. In de reclamevideo heeft de ingehuurde influencer een merkloze autoparfumhanger van haar binnenspiegel gehaald, om vervolgens het product van [bedrijf 2] erbij te pakken en dat te promoten. Van vergelijkende reclame is geen sprake, noch van enige vorm van onrechtmatig handelen, aldus [bedrijf 2]. De rechter oordeelt als volgt. 

IEF 22815

Gerecht EU bevestigt nietigverklaring merk ICELAND wegens beschrijvend karakter

Gerecht EU (voorheen GvEA) 10 jul 2025, IEF 22815; ECLI:EU:T:2025:729 (Iceland Foods en INTA tegen EUIPO en Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gerecht-eu-bevestigt-nietigverklaring-merk-iceland-wegens-beschrijvend-karakter

Gerecht EU 16 juli 2025, IEF 22815, IEFbe 3944; ECLI:EU:T:2025:729 (Iceland Foods en INTA tegen EUIPO en Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland). Iceland Foods Ltd (Hierna: Iceland Foods) vordert bij het Gerecht van de EU de nietigverklaring van de beslissing van de Grote Kamer van Beroep van het EUIPO. Deze beslissing bevestigde de eerdere nietigverklaring van het Uniemerk ICELAND, dat geregistreerd was voor een breed scala aan waren en diensten in de klassen 7, 11, 16, 29–32 en 35 van de Nice-classificatie. In 2002 heeft zij het woordmerk ICELAND laten registreren. In 2016 dienden Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland een verzoek tot nietigverklaring in bij het EUIPO. Het merk werd hierop nietig verklaard. Iceland Foods ging hiertegen in beroep. De Grote Kamer van Beroep bevestigt dat het merk ICELAND niet in aanmerking kwam voor registratie als Uniemerk vanwege zijn beschrijvende karakter en gebrek aan onderscheidend vermogen. Het beroep van Iceland Foods tegen de nietigverklaring wordt verworpen. Bij het Gerecht verzoekt Iceland Foods dat deze beslissing van de Grote Kamer van Beroep wordt vernietigd. Het EUIPO verzoekt de vordering af te wijzen, net als Íslandsstofa (Promote Iceland), de staat IJsland en SA – Business Iceland. De INTA, als interveniënt, verzoekt vernietiging van de bestreden beslissing. Iceland Foods baseert haar vorderingen op artikel 7 lid 1 onder c, en onder b, van de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk.

IEF 22811

Verzet Athom Tech tegen verstekvonnis strandt wegens ontbreken advocaat

Rechtbank Den Haag 8 jul 2025, IEF 22811; ECLI:NL:RBDHA:2025:12293 (Athom Tech tegen Athom NL), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/verzet-athom-tech-tegen-verstekvonnis-strandt-wegens-ontbreken-advocaat

Vzr. Rb. Den Haag 8 juli 2025, IEF 22811; ECLI:NL:RBDHA:2025:12293 (Athom Tech tegen Athom NL). Athom NL is een Nederlandse onderneming die smart home-producten ontwikkelt en beschikt over het Benelux-merk ‘ATHOM’ en een Uniemerk met dezelfde naam. Athom Tech is een Chinese onderneming die sinds 2020 vergelijkbare producten verkoopt onder de tekens ‘Athom’ en ‘Athom smart home’ via onder andere AliExpress. Athom NL stelt dat Athom Tech daarmee inbreuk maakt op haar merkenrechten. In een eerdere verstekprocedure vorderde Athom NL onder meer een inbreukverbod, opgave, recallmaatregelen en dwangsommen, primair voor de hele EU. Bij verstekvonnis van 12 november 2024 zijn de vorderingen grotendeels toegewezen [zie IEF 22380]. Athom Tech heeft vervolgens verzet ingesteld tegen het verstekvonnis en vraagt vernietiging van dat vonnis en afwijzing van de vorderingen. Na de onttrekking van haar advocaat op 10 juni 2025 stelde Athom Tech geen nieuwe advocaat aan. De rechtbank heeft Athom Tech verzocht dit te doen of de zaak in te trekken, maar hier kwam geen reactie op. Tijdens de mondelinge behandeling van 24 juni 2025 verscheen niemand namens Athom Tech. Hiermee is niet voldaan aan de formele procesvereisten. De rechter ziet geen aanleiding om Athom Tech alsnog een hersteltermijn te bieden, gezien de spoedeisendheid van kort gedingen en eerdere waarschuwingen. De voorzieningenrechter ontslaat daarom Athom NL van de instantie, zonder inhoudelijke beoordeling van het geschil. De gevorderde proceskosten worden met een korting van 50% toegewezen, rekening houdend met het indicatietarief IE-zaken en het beperkte verloop van de procedure.

IEF 22801

Uitspraak ingezonden door Herwin Roerdink en Nicky Brouwer, Vondst Advocaten

Gedeeltelijke vernietiging EUIPO-beslissing wegens motiveringsgebrek over homogene categorie ontluchtingskappen

Gerecht EU (voorheen GvEA) 9 jul 2025, IEF 22801; ECLI:EU:T:2025:700 (Bouwbenodigdheden Hoogeveen BV tegen EUIPO), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gedeeltelijke-vernietiging-euipo-beslissing-wegens-motiveringsgebrek-over-homogene-categorie-ontluchtingskappen

Gerecht van de Europese Unie 9 juli 2025, IEF 22801, IEFbe 9342; ECLI:EU:T:2025:700 (Bouwbenodigdheden Hoogeveen BV tegen EUIPO). Bouwbenodigdheden Hoogeveen heeft in 2010 het woordteken BIENENBEISSER als Uniewoordmerk ingeschreven in de klassen 6 en 19. Dit zijn de klassen voor, kort gezegd, bouwmaterialen van metaal en bouwmaterialen niet van metaal, waaronder het product ontluchters. In 2021 heeft Sören Pürschel een vordering tot nietigverklaring van dit merk ingesteld. Deze is gedeeltelijk toegewezen en in 2023 heeft de nietigheidsafdeling van het EUIPO het merk vervallen verklaard voor zowel klasse 6 als klasse 19. Bouwbenodigdheden Hoogeveen heeft beroep ingesteld tegen de beslissing om het merk nietig te verklaren in klasse 19. Dit beroep is verworpen. Nu verzoekt Bouwbenodigdheden Hoogeveen bij het Gerecht alsnog om de bestreden beslissing gedeeltelijk te vernietigen. Zij voert in haar beroep drie samenhangende middelen aan: (1) onjuiste toepassing van het classificatiesysteem van de Overeenkomst van Nice, (2) onjuiste uitlegging van de rechtspraak, en (3) ten onrechte analoge toepassing van artikel 33, lid 7, van de Uniemerkenverordening. Bouwbenodigdheden Hoogeveen stelt dat zij het merk normaal heeft gebruikt voor een homogene warencategorie, namelijk “ontluchtingskappen”, ongeacht of deze van metaal (klasse 6) of niet-metaal (klasse 19) zijn. Volgens het EUIPO moet de beschermingsomvang uitsluitend gebaseerd zijn op de waren zoals ingeschreven volgens de Nice-classificatie.

IEF 22788

Ferrari behoudt TESTAROSSA-merk: Gerecht EU vernietigt beslissing EUIPO

Gerecht EU (voorheen GvEA) 2 jul 2025, IEF 22788; ECLI:EU:T:2025:659 (Ferrari tegen EUIPO - Kurt Hesse (TESTAROSSA)), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/ferrari-behoudt-testarossa-merk-gerecht-eu-vernietigt-beslissing-euipo

Gerecht EU 2 juli 2025, IEF 22788, IEFbe 3934; ECLI:EU:T:2025:659 (Ferrari tegen EUIPO - Kurt Hesse (TESTAROSSA)). Ferrari is sinds 2007 houder van het internationale woordmerk TESTAROSSA voor onder meer auto’s en voertuigonderdelen (klasse 12). In 2015 verzocht Kurt Hesse de Nietig- en Vervalverklaringsafdeling van het EUIPO om het merk vervallen te verklaren wegens gebrek aan normaal gebruik in de vijf jaar ervoor. De Nietig- en Vervalverklaringsafdeling van het EUIPO wees het verzoek op 16 december 2016 gedeeltelijk toe. Het merk werd doorgehaald voor vrijwel alle aangeduide waren, met uitzondering van automobielen. Beide partijen gingen hiertegen in beroep. Hesse wilde ook vervallenverklaring voor auto’s; Ferrari betoogde juist dat het merk ook voor voertuigonderdelen en motoren normaal werd gebruikt. Op 29 augustus 2023 (gecorrigeerd op 28 september 2023) verklaarde de Kamer van Beroep van het EUIPO het merk volledig vervallen. Ferrari stelde daarop beroep in bij het Gerecht van de EU en vorderde vernietiging van deze beslissing. Het Gerecht benadrukt dat het materiële geschil wordt beheerst door Verordening nr. 207/2009, terwijl de procedurele regels uit Verordening 2017/1001 van toepassing zijn. 

IEF 22772

HvJEU verduidelijkt verhouding tussen kwade trouw en absolute weigeringsgronden bij merkaanvraag na octrooiverval

HvJ EU 19 jun 2025, IEF 22772; ECLI:EU:C:2025:455 (CeramTec tegen Coorstek Bioceramics), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hvjeu-verduidelijkt-verhouding-tussen-kwade-trouw-en-absolute-weigeringsgronden-bij-merkaanvraag-na-octrooiverval

HvJEU 19 juni 2025, IEF 22772, IEFbe 3928; ECLI:EU:C:2025:455 (CeramTec tegen Coorstek Bioceramics). Deze zaak speelt zich af tussen CeramTec GmbH, een Duitse fabrikant van technische keramische onderdelen voor implantaten, en Coorstek Bioceramics LLC, een Amerikaanse producent van vergelijkbare medische keramiek. CeramTec heeft kort na het vervallen van haar Europees octrooi voor composietmateriaal drie Uniemerken aangevraagd: een roze kleur-, beeld- en driedimensionaal merk in roze voor keramische heup- en kniedelen. CeramTec stelt dat Coorstek inbreuk maakt op deze merken. Volgens Coorstek zijn de merken ongeldig omdat zij onder absolute weigeringsgronden vallen en omdat CeramTec de merkaanvragen te kwader trouw heeft ingediend. De cour d’appel de Paris heeft de merken op die laatste grond nietig verklaard. CeramTec betwist dat kwade trouw hier van toepassing is en stelt dat deze grond niet mag worden gebruikt om het toepassingsbereik van artikel 7 te omzeilen. De Cour de cassation heeft het Hof van Justitie verzocht om uitlegging van de verhouding tussen de gronden van nietigheid wegens kwade trouw en de absolute weigeringsgronden. Centraal staat of kwade trouw mag worden aangenomen wanneer een merk is aangevraagd met het doel een technisch monopolie te verlengen dat eerder onder octrooi viel, en hoe artikel 7 en artikel 52 van de merkenverordening zich tot elkaar verhouden.

IEF 22747

Uitspraak ingezonden door Pim Trooster, Helen Maatjes en Diederik Donk, The Legal Group.

Tea Market en Yettefti samen verantwoordelijk voor opslag inbreukmakende thee

Rechtbank Den Haag 5 jun 2025, IEF 22747; (Sultan tegen Yettefti en Tea Market), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/tea-market-en-yettefti-samen-verantwoordelijk-voor-opslag-inbreukmakende-thee

Rb. Den Haag 5 juni 2025, IEF 22747, ECLI:NL:RBDHA:2025:11086 (Sultan tegen Tea Market). Sultan is een in Marokko gevestigde onderneming die zich bezighoudt met de export van thee. Gedaagde partijen Yettefti en Tea Market, zijn Nederlandse ondernemingen die zich bezighouden met de groothandel in voedings- en genotmiddelen en met opslag. Deze twee bedrijven zijn volgens de Kamer van Koophandel gevestigd op hetzelfde adres en hebben beide dezelfde aandeelhouder. Sultan, houder van diverse theemerken, heeft beslag laten leggen op theeverpakkingen waarop – zonder toestemming - tekens (nagenoeg) identiek aan haar merken waren aangebracht. Deze werden aangetroffen in een loods die gelinkt is aan het vestigingsadres van Yettefti en Tea Market. Tussen partijen is niet in geschil dat het hier om inbreukmakende producten gaat en dat Sultan Yettefti om die reden kan aanspreken. Gedaagde partijen betwisten echter de betrokkenheid van Tea Market bij de inbreuk.

IEF 22735

Uitspraak ingezonden door Ruby Nefkens, Ruby Nefkens Legal.

Merkinbreuk door B. Futurist wegens niet-uitgeputte Sisley-producten in massa-aanbiedingen

Rechtbank Den Haag 4 jun 2025, IEF 22735; ECLI:NL:RBDHA:2025:9828 (Sisley tegen B. Futurist), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/merkinbreuk-door-b-futurist-wegens-niet-uitgeputte-sisley-producten-in-massa-aanbiedingen

Rb. Den Haag 4 juni 2025, IEF 22735; ECLI:NL:RBDHA:2025:9828 (Sisley tegen B. Futurist). Sisley ontwerpt en produceert cosmetische producten en is houdster van verschillende merkregistraties. B. Futurist is een Nederlandse groothandel in onder andere parfum en cosmetica, met als verkoopstrategie zogenoemde massa-aanbiedingen. Een van deze massa-aanbiedingen bevatte Sisley-producten. Sisley vordert in deze procedure onder andere de staking van ieder gebruik van het woord- en beeldmerken van Sisley, inzage in (digitale) documenten en winstafdracht. Ter grondslag legt Sisley artikel 9 lid 2 sub a, b en c UMVo en artikel 2.20 lid 2 sub a, b en c BVIE. Door het aanbieden van niet-authentieke dan wel niet-uitgeputte producten voorzien van het teken SISLEY, maakt B. Futurist volgens Sisley inbreuk op haar merken. Ook zou er sprake zijn van een toerekenbare tekortkoming in de zin van artikel 6:74 BW en onrechtmatig handelen in de zin van artikel 6:162 BW, doordat de merkinbreuk erkend is door B. Futurist en is overeengekomen dat zij deze inbreuk zou staken. B. Futurist voert gemotiveerd verweer. In voorwaardelijke reconventie vordert B. Futurist onder andere opheffing van het gelegde bewijsbeslag, onder de voorwaarde dat de exhibitievordering van Sisley op grond van artikel 843a Rv wordt afgewezen. Als verweer voert B. Futurist aan dat Sisley niet duidelijk heeft gemaakt of de massa-aanbiedingen betrekking hadden op niet-authentieke of niet-uitgeputte Sisley-producten.

IEF 22734

Uitspraak ingezonden door Paul Trapman, Ploum.

Beslag op babymelkpoeder onterecht opgeheven, NewBreath wordt veroordeeld in alle proceskosten

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 jun 2025, IEF 22734; https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2025:3668 (Liptis c.s. tegen NewBreath en Dutch Nutrition), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/beslag-op-babymelkpoeder-onterecht-opgeheven-newbreath-wordt-veroordeeld-in-alle-proceskosten

Hof Arnhem-Leeuwarden 3 juni 2025, IEF 22734; ECLI:NL:GHARL:2025:3668 (Liptis c.s. tegen NewBreath en Dutch Nutrition). Liptis c.s. produceren en verhandelen babyvoeding en hebben in Libië blikken babymelkpoeder aangetroffen waarvan de verpakking nagenoeg identiek is aan die van haar. Deze zijn geproduceerd door DN Operations in Nederland voor NewBreath, een concurrent van Liptis. Liptis c.s. hebben ten laste van DN Operations beslag tot afgifte en bewijsbeslag gelegd. NewBreath heeft in kort geding de opheffing van het beslag tot afgifte gevorderd. De voorzieningenrechter heeft dit toegewezen [zie IEF 22474] en achtte het beslag onnodig. Liptis heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De zeven grieven van Liptis richten zich op de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter en de veroordeling van NewBreath in de volledige proceskosten. NewBreath maakt bezwaar tegen de afwijzing van de door haar gevorderde volledige proceskosten in eerste aanleg. De eiswijziging van NewBreath die ziet op de verwerking van de inhoud van de beslagen blikken tot diervoeding is niet toelaatbaar. Het hof komt in hoger beroep tot een ander oordeel dan de voorzieningenrechter.

IEF 22727

Uitspraak ingezonden door Maarten Russchen, Coda Advocaten.

Gedaagde heeft rechtscheppend handelsnaamgebruik voorafgaand aan merkdepot niet aannemelijk gemaakt

Rechtbank Gelderland 27 mei 2025, IEF 22727; (Eiser tegen gedaagde), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gedaagde-heeft-rechtscheppend-handelsnaamgebruik-voorafgaand-aan-merkdepot-niet-aannemelijk-gemaakt

Vzr. Rb. Gelderland 27 mei 2025, IEF 22727; C/05/450383 (Eiser tegen gedaagde). Kort geding. Beide partijen drijven een eenmanszaak op het gebied van verpleging in Zutphen. Eiser, handelend onder de naam Cocon Parfumerie, heeft met gedaagde ooit een samenwerking besproken om parfums onder de naam Cocon aan te bieden. Deze samenwerking is niet tot stand gekomen. Eiser heeft zelf de naam Cocon wel doorgevoerd, onder andere in verschillende domeinnamen, het handelsregister en ze heeft het merk Cocon Parfumerie ingeschreven als Benelux woordmerk. Het geschil tussen partijen is ontstaan doordat gedaagde eveneens met de naam Cocon naar buiten is getreden, onder andere op haar Instagram pagina en website. Beide partijen stellen dat zij de naam Cocon als eerste hebben bedacht. In dit kort geding vordert eiser dat gedaagde wordt veroordeeld om binnen twee dagen de inbreuk op het merk Cocon te staken en gestaakt te houden, onder andere in de tekst van de website, de domeinnaam en het e-mailadres. De grondslag is inbreuk in de zin van art. 2..20 lid 2 sub a dan wel sub b en ook sub d van het BVIE. Subsidiair stelt eiser dat gedaagde door het voeren van de handelsnaam Cocon Perfume inbreuk maakt op haar handelsnaam Cocon Parfumerie. Meer subsidiair beroept eiser zich op onrechtmatige daad.