DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 6004

Vers van de Rechtbank

Rechtbank ’s-Gravenhage, 27 maart 2008, rekestnummer 2008.508, Nike International Ltd tegen Gerekwestreerde.

Ex parte beschikking. Merkenrecht, beslag. Gedeeltelijk toewijzing. “Het verlof tot het leggen van beslag op bescheiden betreffende de inbreuk wordt afgewezen. Nike baseert dit beslag op artikel 730 Rv. Die bepaling mist toepassing in dit geval. Artikel 730 Rv schept de bevoegdheid tot het leggen van beslag ter verzekering vaneen recht op afgifte van een zaak of levering van een goed. Een recht op afgifte van de bescheiden waarop het beslag betrekking heeft, vloeit, anders dan Nike betoogt, niet voort uit de artikelen 843a Rv en 2.22 lid 4 van het Benelux Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (hierna: BVIE). Artikel 843a Rv schept geen recht op afgifte van de betreffende bescheiden (HR 31 mei 2002, NJ 2003, 589), maar geeft ten aanzien van die bescheiden onderbepaalde voorwaarden - een recht op inzage, afschrift of uitreksel. Artikel 2.22 lid 4 BVIE schept evenmin een recht op afgifte een zaak in de zin van artikel 730 Rv.

(...) De voorzieningenrechter verleent Nike verlof om ter verzekering van haar merkenrechten beslag te doen leggen op de zich onder gerekwestreerde bevindende inbreukmakende Nike producten,alsmede op de inbreukmakende Nike producten voor zover die zich bij de Douane bevinden (…)”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, HA ZA 07-1198, 16 april 2008, Siemens VDO Trading GmbH tegen Kryezi

Merkenrecht. Op grond van de stellingen van Siemens kan niet worden aangenomen dat de handel meer omvatte dan het aanbieden en verkopen van door hemzelf vervaardigde kopieën van Siemens-producten aan consumenten (op marktplaats).”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 2 april 2008, HA ZA 07-2159, Wobben tegen Vestas Wind Systems.

Octrooirecht. “Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat het laten bijdragen van windturbines aan de stabiliteit van de netfrequentie op de wijze die EP 774 voorschrijft,op de prioriteitsdatum grotendeels al was voorzien door Heier, al was doordacht door Bruntt, al was voorschreven door Eltra, en al onderdeel vormde van het Horns Reef project. Op basis van die stand van de techniek en de algemene kennis van de vakman lag de uitvinding waarvoor EP 774 is verleend voor de hand. Derhalve moet EP 774 worden vernietigd bij gebrek aan uitvinderswerkzaamheid.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 april 2008, HA ZA 07-1385, S.I.S.V.E.L. tegen Acer Computer B.V. c.s.

Octrooirecht. Licentieovereenkomsten. “Het voorgaande laat onverlet dat degene die een beroep op artikel 843a Rv doet, de stelling dat er sprake is van een onrechtmatige daad voldoende moet substantiëren. Dit betekent niet dat de eiser volkomen bewijs moet leveren van de gestelde onrechtmatige daad, anders zou het beroep op artikel 843a Rv - dat nu juist kan worden gebruikt ter verkrijging van aanvullende bewijsmiddelen - zinloos zijn. Het betekent echter ook niet dat kan worden volstaan met de enkele stelling dat onrechtmatig is gehandeld. Anders zou iemand op basis van een willekeurige beschuldiging van onrechtmatig handelen in de administratie van een ander kunnen gaan vissen naar een mogelijke onderbouwing van die beschuldiging. Dergelijke 'tfishing expeditions" heeft de wetgever uitdrukkelijk willen voorkomen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 6003

Vers van het Hof

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 april 2008, KG 06-372, Adviesbureau Weststreek C.V. c.s. tegen ZO Verzekeringen(met dank aan Susan Kaak, Ventoux).

Handelsnaamrecht, merkenrecht. “De door ZV gebruikte tekens 'Zo Verzekeringen' en 'www.zo.verzekeringen.nl ' zijn (nagenoeg) identiek aan het merk ZO VERZEKERINGEN van Weststreek C.S. en worden in het economisch verkeer gebruikt (namelijk in stukken voor zakelijk gebruik, reclame en dergelijke, zie artikel 2.20 lid 2.d BVIE) ter onderscheiding vandiensten (dus als merk), te weten verzekeringsdiensten, waarvoor dat merk isingeschreven. Derhalve pleegt ZV door dit gebruik merkinbreuk als bedoeld inartikel 2.20 lid l ,onder a BVIE, althans artikel 2.20 lid l ,onder b BVIE.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 10 april 2008,  04/4030, Atlas Copco Airpower N.V. tegen Jorc Industrial N.V.(met dank aan Marjanka Vermunt, Brinkhof).

Octrooirecht. Geen ontoelaatbare uitbreiding, geen vergelijkende reclame, geen inbreuk. “Daarbij komt nog, dat, indien inderdaad bij de "nieuwe" PURO het filterelement drijft, zodat de bovenkant tot dicht onder de bovenrand van de houder reikt (rapport van Atlas Copco, productie40), het filterelement zich voor een belangrijk deel boven de inlaat bevindt, zodat,evenals bij de "oude" PURO niet voldaan is aan het voorschrift "zodat het mengsel door het adsorberende scheidingsorgaan naar beneden beweegt en, wanneer het van de inlaat naar de uitlaat stroomt, gedwongen wordt met het scheidingsorgaan in aanraking te komen". Ook daarom kan in dat geval van inbreuk geen sprake zijn.”

Lees het arrest hier.

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 17 april 2008, 05/2653, Nike International Ltd. Tegen Rico Sport B.V. (met dank aan Maarten Schut, Kennedy Van der Laan).

Merkenrecht. “Rico heeft nog gesteld dat haar geen verwijt van de inbreuk valt te maken nu het om vervalsingen van goede kwaliteit gaat en door de (uiteindelijke) leveranciers van de goederen is verklaard dat het om met toestemming van Nike in de Gemeenschap in het verkeergebrachte goederen ging. Voor toewijzing van het inbreukverbod kan in het midden blijven of Rico een verwijt treft, nu schuld daarvoor geen vereiste is. Mede in aanmerking nemende dat het ook gaat om inbreuk op Gemeenschapsmerken en gelet op de uitspraak van het Hof van justitie van 14 december 2006, C-3 14/05 inzake Nokia/Wärdell zai het hof het inbreukverbod op straffe van verbeurte van een dwangsom (als beperkt in het dictum )toewijzen. Het hof ziet, de belangen over en weer afwegende, onvoldoende reden Rico te verbieden gebruik van de merken van Nike te maken, tenzij zij bewijst dat Nike daarvoor toestemming heeft verleend, daar dit Rico te zeer zou beperken in de uitoefening van haar bedrijf en op haar, gelet op de dwangsom, een onevenredig bewijsrisico zou leggen. Zij zal Rico verbieden inbreuk op de Nike merken te maken. Het bestreden vonnis zal dan ook worden vernietigd, met veroordeling van Rico in de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep”

Lees het arrest hier

IEF 5999

Schorsing

Rechtbank ’s-Gravenhage,16 april 2008, HA ZA 07-2285, Schlumberger Holdings Ltd tegen Electromagnetic Geoservices (met dank aan Ruud van der Velden, Lovells)

Octrooirecht. Werkwijze voor het bepalen van de aard van onderaardse reservoirs. Gestelde nietigheid en misleidende mededelingen. Schorsing totdat in de oppositie in hoogste instantie zal zijn beslist.

Lees het vonnis hier.

IEF 7200

The European Central Bank vs. Document Security Systems, Inc.

District Court of The Hague, 12 March 2008, Case number / Cause-list number: 269923 / HA ZA 06-2495, The European Central Bank versus Document Security Systems, Inc.

By means of a judgment having immediate effect, ECB requests the annulment of European patent 0 455 750 B1, pertaining to a “Method of making a nonreplicable document", for the Netherlands, ordering DSS to pay the procedural costs, including the translation costs. 3.2. The underlying reason for ECB’s claim is that, in its opinion, the patent is null and void as the subject of the patent is not covered by the content of the original application, the invention is not new, and in addition there is a lack of inventive step.

The District Court of The Hague concludes that EP 750 is valid so that its nullification claimed by ECB must be dismissed.

Read the entire judgement here. IEFenglish

IEF 5966

Olanzapine

zyprexa.jpgVoorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 7 april 2008, KG ZA 08-63, Eli Lilly tegen Ratiopharm.

Kort geding octrooi-inbreuk; onvoldoende concrete aanwijzingen dat inbreuk zal worden gemaakt; proceskostenvergoeding ad € 110.000.

Eli Lilly is houder van een Europees octrooi en een daarop verleend aanvullend beschermingscertificaat (“ABC”) met betrekking tot de stof olanzapine, een antipsychoticum dat gebruikt wordt voor aandoeningen van het centrale zenuwstelsel. Geneesmiddelen bevattende olanzapine worden door Eli Lilly op de markt onder het merk Zyprexa. Het ABC van Eli Lilly heeft gelding t/m 11 september 2011.

Ratiopharm heeft een marktvergunning voor generieke olanzapine ingediend middels de zgn. (Europese) gecentraliseerde procedure, en daarbij onder meer registratie gevraagd voor Nederland. Ratiopharm is echter nog niet op de markt met generieke olanzapine in Europese landen waar Eli Lilly octrooirechten kan doen gelden.

Eli Lilly heeft Ratiopharm gesommeerd toe te zeggen dat zij hangende de geldigheid van het octrooi en het ABC niet in Nederland met generieke olanzapine-producten op de markt zal komen. Concrete aanleiding voor het kort geding vormt de weigering van Ratiopharm deze toezegging te doen.

Volgens de voorzieningenrechter wordt onvoldoende concrete dreiging van inbreuk aanwezig geacht die een verbod zou kunnen dragen. De voorzieningenrechter wijst erop dat volgens vaste rechtspraak het enkele voorhanden hebben (of aanvragen) van marktvergunning voor een geneesmiddel zonder bijkomende, concrete omstandigheden die aannemelijk maken dat Ratiopharm voornemens is inbreukmakende generieke producten op de markt te brengen hangende de geldigheidsduur van het octrooi en het ABC, onvoldoende dreiging tot inbreuk behelst, zodat alsdan niet op die enkele omstandigheid van een voorhanden marktvergunning een verbod in kort geding kan worden verkregen. Het hebben of aanvragen van een marktvergunning is geen octrooirechtelijk voorbehouden handeling.

Bedoelde bijkomende omstandigheden worden afwezig geacht. Ratiopharm heeft aangegeven geen concrete plannen te hebben om hangende de geldigheidsduur van Eli Lilly’s exclusieve rechten op de markt te komen en elders in Europa doet zij dat ook niet. Het niet willen doen van een (geclausuleerde) toezegging tot non-inbreuk door Ratiopharm gedurende Eli Lilly’s exclusieve rechten, biedt geen concrete dreiging van inbreuk. Gelet op de omstandigheid dat geen sprake is van voorafgaande daadwerkelijke inbreuk, is een dergelijke toezegging niet iets, waarop Lilly aanspraak kan maken.
De voorzieningenrechter overweegt: “Er bestaat rechtens geen algemene aanspraak op het schriftelijk door derden (of concurrenten) laten bevestigen van een ieders absolute rechten  (…). Een weigering zulks te doen creëert mitsdien been (spoedeisend) belang om dat in kort geding af te dwingen, althans niet zonder bijkomende omstandigheden, die, zo ligt in het vorenoverwogene besloten, voorshands afwezig worden geacht.”

De vorderingen van Eli Lilly worden afgewezen. Conform een tussen partijen gemaakte afspraak ter over de over en weer te vorderen proceskosten wordt Eli Lilly veroordeeld in de proceskosten van Ratiopharm ter hoogte van € 110.000.

Lees het vonnis hier.

IEF 5960

Erga Omnes

bln.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 19 december 2007, HA ZA 05-681 & HA ZA 06-1589, Fleuren Presspack B.V. tegen V.O.F. Handelsonderneming Ruvo, vice versa.

Octrooirecht. Wel gemeld, maar nog niet besproken. Octrooi dat eerder deels vernietigd is, wordt voor het resterende deel geldig geacht bij gebrek aan nieuwe feiten. Gedeeltelijk vernietiging heeft werking Erga Omnes. Inbreuk op resterende deel, ondanks extra maatregel inbreukmaker.

Fleuren exploiteert een onderneming die onder andere ruwvoeders in kleinverpakking, bestemd voor huisdieren, produceert. Ruvo exploiteert een onderneming die zich onder andere bezig houdt met de exploitatie van ruwvoeders voor dieren. Zij is houdster van het Europees Octrooi 0 958 133 (hierna ‘EP 133’ of ‘het octrooi’). EP 133 is verleend voor ‘feed as well as an apparatus and a method for producing feed’.

EP 133 heeft eerder ter toetsing voorgelegen. Dit was in een procedure tussen Ruvo en Ceres Diervoeding. In die procedure waren de feiten en gronden dezelfde als in de onderhavige procedures. De procedure tussen Ruvo en Ceres heeft geleid tot een arrest van het Gerechtshof ’s-Gravenhage van 17 augustus 2006 (zie IEF 2633). Daarin heeft het hof conclusie 1 van het Nederlandse deel van EP 133 vernietigd wegens het ontbreken van inventiviteit.

Het hof heeft overwogen dat Ruvo kennelijk van oordeel is dat het wezen van de geoctrooieerde uitvinding gelegen is in de materie van conclusie 1 aangevuld met die van conclusie 2. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de materie van conclusies 2 niet in de nabije stand van de techniek wordt geopenbaard. Het hof verbindt aan die overwegingen de gevolgtrekking dat in een nieuwe hoofdconclusie de materie van de aanvankelijk verleende conclusies 1 en 2 kan worden gecombineerd

Na te hebben geconcludeerd dat de aldus geformuleerde conclusie nieuw en inventief is te achten, overweegt het hof dat de maatregel volgens de huidige conclusie 2 de aanvulling is, die kort gezegd, aan de criteria van het Spiro /Flamco-arrest voldoet. Het hof heeft voorts inrichtingsconclusie 11 vernietigd. Ceres heeft tegen het arrest van het hof van 17 augustus 2006 beroep in cassatie ingesteld. Dit beroep is inmiddels ingetrokken.

Ruvo B.V. vordert een inbreukverbod voor alle gedesigneerde landen met nevenvorderingen alsmede schadevergoeding/ winstafdracht, op straffe van een dwangsom en met een kostenveroordeling. Fleuren vordert vernietiging van het Nederlandse deel van EP 133.

De rechtbank heeft in haar tussenvonnis (zie IEF 3595) reeds geoordeeld dat de eisende partijen ontvankelijk zijn maar dat zij voor wat betreft de nietigheid niet grensoverschrijdend bevoegd is. Nu het tegen het arrest van het hof ingestelde cassatieberoep is ingetrokken, is dat arrest in kracht van gewijsde gegaan. Dit betekent dat de rechtbank in het kader van de onderhavige procedures heeft uit te gaan van de conclusies zoals het hof die heeft geredigeerd. Omdat het arrest van het hof erga omnes werking heeft, voor zover het hof het octrooi gedeeltelijk heeft vernietigd, heeft Fleuren geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank ten aanzien van de inmiddels vernietigde delen van EP 133.

Voor zover het gevorderde (tevens) betrekking heeft op het octrooi zoals dat na de gedeeltelijke vernietiging is geredigeerd, is de rechtbank niet gebleken van andere (relevante) feiten en gronden dan die het hof in het arrest van 17 augustus 2006 heeft betrokken. EP 133 is dus, in aangepaste vorm, nieuw en inventief.

Het inbreukverweer van Fleuren houdt in dat zij een derde persslag toepast. Gelijk het hof in zijn arrest van 17 augustus 2006 heeft overwogen vermeldt conclusie 1, als aangepast, niets over een persslag in de lengterichting. Een derde persslag in de lengterichting is derhalve niet uitgesloten. Conclusie 1 vereist slechts dat de vezels evenwijdig aan de snijvlakken zijn samengeperst en dat in de verpakte baal de vezels veerkrachtig tegen de gesloten kunststoffolie zijn geëxpandeerd. Fleuren heeft niet betwist dat dit ook bij haar product het geval is. De rechtbank is daarom met het hof van oordeel dat het product van Fleuren beantwoordt aan de maatregelen van de nieuw geformuleerde hoofdconclusie.

Het gevorderde verbod inbreuk te maken op EP 133 kan beperkt tot Nederland worden toegewezen. Fleuren heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gevorderde opgave van afnemers, de recallbrief, de vordering tot vernietiging en de accountantsverklaring voor de gemaakte winst zodat dit kan worden toegewezen. Ook de gevorderde nader bij staat op te maken schadevergoeding en/of winstafdracht zal beperkt zijn tot Nederland. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de mogelijkheid aannemelijk is dat Ruvo B.V. enige schade heeft geleden. Dat zij, gelijk Fleuren stelt, gedurende een jaar en drie maanden nadat Fleuren aankondigde haar product te gaan vermarkten, niets heeft ondernomen, staat niet aan toewijzing van schadevergoeding in de weg. Niet bestreden is dat Fleuren op 27 juli 2004 door Ruvo is gesommeerd om de inbreuk op het octrooi te staken, zodat Fleuren vanaf dat moment schadeplichtig is. De rechtbank overweegt verder dat schadevergoeding en winstafdracht niet onbeperkt kunnen cumuleren. Cumulatie van winstafdracht met eventuele overige schadeposten (waardevermindering octrooirecht en bijvoorbeeld buitengerechtelijke kosten) is wel mogelijk.  


Lees het vonnis hier.

IEF 5949

Primus ex parte in rei patenti

kip.gifRechtbank ‘s-Gravenhage 1 april 2008, KG RK 08/0517, Meijn Food Processing Technology B.V. tegen Tieleman Food Equipment B.V. c.s.

Eerste ex parte verbod in een octrooizaak.

Het verzoekschrift van verzoekster luidt samengevat als volgt: Meijn is rechthebbende op een Europees octrooi voor een inrichting voor het bewerken van gevogelte. Meijn heeft in 1998 aan Tieleman Food een desbewustheidsexploit uitgebracht terzake van het octrooi. Een directeur van de bestuurder van Tieleman Food heeft tijdens een beurs aan de directeur van Meijn laten weten dat in weerwil van het octrooi een inrichting is verkocht en geleverd, althans dat het voornemen bestaat dat op krote termijn te doen dat voldoet aan de kenmerken van het octrooi. Tieleman heeft deze inrichting direct dan wel indirect door Linco Benelux verkocht aan Remkes. Aldus maken deze partijen inbreuk op de uitsluitende rechten van Meijn terzake van het octrooi.  Bovendien plegen Tieleman Food en Linco Benelux indirecte octrooi-inbreuk. Meijn ondervindt hierdoor onherstelbare schade. Tegen deze achtergrond vordert Meijn een inbreukverbod.

De Voorzieningenrechter neemt bevoegdheid aan omdat het een octrooizaak is en gerekwestreerden in Nederland zijn gevestigd. Vervolgens staat de Voorzieningenrechter het verzoek toe met dien verstande dat ten aanzien van een van de gerekwestreerden een aanzienlijk later ingangsmoment van het verbod zal worden bepaald. De Voorzieningenrechter beoogt hiermee de ingrijpende consequentie van het ex parte verbod te beperken en de betreffende gerekwestreerde de gelegenheid te bieden gebruik te maken van de gereserveerde datum voor de in artikel 1019e Rv voorziene herziening dan wel voor het treffen van een regeling.

Lees het vonnis hier.

IEF 5869

Van blikken, flessen en artikel 69

ree.gifRichard E. Ebbink (Brinkhof Advocaten):Van blikken, flessen en artikel 69. Noot bij Gerechtshof ’s-Gravenhage, 21 februari 2008, rolnr. 06/669, IEF 4386, Meadwestvaco Packaging Sytems LLC. Tegen A & R Carton B.V. 

Deze noot bevat commentaar op het inbreukoordeel van het hof uit dit recente arrest. Dat oordeel is niet conform het al dertig jaar uniforme ‘Europese’ inbreukrecht. De kritiek geldt niet de nietigheidsredenering van het hof.

“Het fundamentele probleem met deze redenering is dat het hof niet heeft onderzocht, laat staan aan de hand van artikel 69 EOV onderzocht, wat de beschermingsomvang is van conclusie 1 van het octrooi, dat wil zeggen inclusief het blikken-kenmerk.

Wat wij wel weten is dat het hof er kennelijk niet in wilde berusten dat in de claim vanaf de aanvrage sprake is geweest van blikken en dat flessen nu eenmaal geen blikken zijn.

Haalt het hof het betrokken element (“containing a plurality of cans”) weg uit de conclusie, omdat het element niet “essentiëel” zou zijn? Wie een conclusie van een beperking ontdoet, verruimt de beschermingsomvang van zo’n conclusie. Dat is verboden op grond van artikel 123-3 EOV. Dit artikel – een nietigheidsgrond – bepaalt dat een Europees octrooi niet zodanig mag worden geamendeerd dat de beschermingsomvang wordt uitgebreid.”

Lees de gehele noot hier.

IEF 5863

All this is deeply regrettable

ep750.gifIn aansluiting op het vonnis van de Rechtbank Den Haag van 12 maart in de zaak van de Europese Centrale Bank tegen Document Security Systems, Inc, de pan-Europese octrooizaak over de Eurobiljetten (zie IEF 5801):

The Supreme Court Of Judicature Court Of Appeal (Civil Division), 19 maart 2008, case no: A3/2007/0879, European Central Bank v. Document Security Systems Incorporated.

“On 12 March 2008 the Dutch Court agreed with the German Court. In sporting terms, the score is currently 2-2 to the ECB at first instance level.

All this is deeply regrettable. It illustrates yet again the need for a one-stop patent shop (with a ground floor department for first instance and a first floor department for second instance) for those who have Europe-wide businesses."

(…) 51. The Judge gave his reasons for holding that there was added matter at [131-136]. He particularly dealt with the notion of implicit disclosure from the [0008].

He said: “[134] Fourth, the application does describe the accidental fashion in which the invention was made. It is apparent from this description that there was some sort of interaction between the first image created by the copier and the mechanism of the copier when a further copy was made. But it is not clear whether that interaction was caused by the grid imposed by the output printer of the copier or the grid imposed by the scanning mechanism or by a mixture of the two. Nor does the application suggest that this aspect of the way the invention was made forms part of the teaching as to how it is to be performed.”

52. We do not think that summary of the position can be bettered. It is the reason why this appeal should be dismissed.”

Lees de uitspraak hier.

IEF 5859

En nog meer verse rechtspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage, 19 maart 2008, HA ZA 05-2885 en HA ZA 06-2576, Monsanto Technology LLC tegen Cefetra B.V. c.s en de Staat Argentinië resp. Monsanto Technology LLC tegen Vopak Agencies Rotterdam B.V. en Alfred C. Toepfer International GmbH(met dank aan John Allen, NautaDutilh).

Octrooirecht. Sojabonen en biotechnologie. “De rechtbank heeft het voornemen de navolgende vragen over de uitleg van artikel 9 van de Richtlijn voor te leggen aan het Hof.

I. Moet artikel 9 van de Richtlijn [Biotechnologie – IEF]  aldus worden opgevat dat de in dat artikel geboden bescherming ook  dan kan worden ingeroepen in een situatie zoals in deze procedure, waarin het voortbrengsel (hei DNA) is verwerk in een materiaal en zijn functie op het moment van de gestelde inbreuk niet uitoefent, maar wel heeft uitgeoefend of mogelijk, nadat het uit dat materiaal is geïsoleerd en in de cel van een organisme is ingebracht, opnieuw zijn functie zou kunnen uitoefenen?

2. Uitgaande van de aanwezigheid van de in conclusie 6 van het octrooi beschreven DNA-sequentie in het door Cefetra en ACTI in de Gemeenschap  geïmporteerde sojameel en ervan uitgaande dat het DNA in de zin van artikel 9 Richtlijn is verwerkt in sojameel en dat het daarin zijn functie niet meer uitoefent:

staat de door de Richtlijn voorgeschreven bescherming van een octrooi voor biologisch materiaal, in het bijzonder artikel 9, eraan in de weg dat de nationale octrooiwetgeving (daarnaast) absolute bescherming toekent aan het voortbrengsel (het DNA) als zodanig, ongeacht of het DNA zijn functie uitoefent, en moet de bescherming van artikel Y dus geacht worden uitputtend te zijn?

3. Maakt het bij de beantwoording van de vorige vraag verschil dat het octrooi is aangevraagd en verleend (op 19 juni 1996) voordat de Richtlijn was vastgesteld? Kunt u bij de beantwoording van de voorgaande vragen het TRIPss-verdrag betrekken, in het bijzonder de artikelen 27 en 30?”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Amsterdam, 19 maart 2008, HA ZA 07-1453, T-Mobile Nethelands B.V. tegen Telfort B.V.(met dank aan Marc de Kemp, Houthoff Buruma). 

Reclamerecht. Telecomreclame. “Ook de gesponsorde links in advertenties op het internet en banners zijn misleidend, met inachtneming van hetgeen hiervoor reeds is overwogen. Dat de bezoeker door het aanklikken van d elink meer duidelijkheid verkrijgt doordat deze op de site van Telfort terceht komt maakt een en ander niet anders, alleen al omdat niet iedereen dat zal doen.”

Lees het vonnis hier.