DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 6498

Eerst even voor jezelf lezen

HvJ EG, 17 juli 2008, C-488/06 P, L & D SA tegen OHIM / Julius Sämann

Dennengeurhangers. Beeldmerk ‚Aire Limpio’, communautaire, nationale en internationale beeldmerken die dennenboom voorstellen en met verschillende opschriften. Oppositie door houder, gedeeltelijke weigering tot inschrijving. Bijzonder onderscheidend vermogen van ouder merk afgeleid uit bewijsmateriaal inzake ander merk

“66. In de punten 78 tot en met 88 van het bestreden arrest heeft het Gerecht vastgesteld dat merk nr. 91991 in Italië bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen wegens de bekendheid ervan in deze lidstaat, die met name voortvloeit uit het langdurige gebruik ervan als onderdeel van het merk ARBRE MAGIQUE en de bekendheid van laatstgenoemd merk in die staat.

67. Zelfs indien wordt aangenomen dat L & D kon aanvoeren dat merk nr. 91991 slechts een zeer zwak onderscheidend vermogen van huis uit bezit omdat het enkel wordt gevormd door de vorm van de waren die onder dit merk worden verhandeld en deze vorm noodzakelijk is om de beoogde technische uitkomst te verkrijgen, dient in deze omstandigheden te worden vastgesteld dat een dergelijk argument, ook al was het gegrond, in elk geval geen afbreuk kan doen aan de vaststelling van het Gerecht dat dit merk in Italië een bijzonder onderscheidend vermogen heeft verkregen wegens de bekendheid ervan in deze lidstaat.”

Lees het arrest hier.

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 18 juli 2008, KG ZA 08-617, Sosecal Industria E Comercio Ltda tegen Societa Italiana Lo Sviluppo Dell' Elettronica.

Octrooirecht. Patent pool MPEG Audio technologie. Douanebeslag MP4-speles. Vervaardigingsfictie.

“4.5. Partijen zijn inhoudelijk verdeeld over de vraag of in dit kader van de zogenoemde "vervaardigingsfictie" dient te worden uitgegaan (te weten dat de MP4-spelers in Nederland zijn vervaardigd, thans te baseren op art. 10 (jo. artt. 1 en 2) in verband met de considerans sub 8 van de nieuwe APV, voorheen op art. 6(2)(b) (jo. art. 1) in verband met art. 2 van de oude APV4, die inmiddels is ingetrokken). Volgens Sosecal is dat in ieder geval na de arresten Class International en Montex/Diesel van het Hof van Justitie te Luxemburg niet (meer) het geval. Sisvel bestrijdt dat. De vervaardigingsfictie houdt in dat bij wijze van fictie ervan wordt uitgegaan dat de MP4-spelers in Nederland zijn vervaardigd en men zich vervolgens afvraagt of deze inrichtingen naar Nederlands octrooirecht inbreuk maken op de octrooien.

(…) 4.13. Bij deze stand van zaken wordt geen aanleiding gevonden om in kort geding van een vaste lijn in de rechtspraak af te wijken op grond van een uitleg die is gebaseerd op een arrest dat in een naar voorlopig oordeel andere sleutel is gewezen en die verstrekkende gevolgen zou hebben voor de beoogde en praktische werking van de APV. Anders gezegd: Er wordt voorshands onvoldoende concrete aanwijzing gezien in dit arrest dat sprake zou zijn van een trendbreuk die de bodemrechter zal doen besluiten dat de vervaardigingsfictie niet langer kan worden toegepast.

4.14. Dat sprake is van octrooiinbreuk in Nederland, indien de vraag of de vervaardigingsfictie kan worden toegepast positief wordt beantwoord, is door Sosecal niet voldoende serieus inhoudelijk bestreden, hoewel nadrukkelijk gesteld door Sisvel, zodat dit in kort geding voldoende aannemelijk is gemaakt. Aldus is thans geen genoegzame grond aanwezig voor toewijzing van de vorderingen.”

Lees het vonnis hier

Rechtbank Amsterdam, 4 juni 2008, LJN: BD7554, Stichting Stemra tegen Chellomedia Programming B.V.

Auteursrecht, kabeldoorgifte. “Artikel 13a Auteurswet Chellomedia krijgt door diverse producenten televisieprogramma’s op audiovisuele dragers aangeleverd. Deze programma’s worden na ontvangst door Chellomedia in een digitaal bestand omgezet, alvorens Chellomedia deze werken gecodeerd via een distributiesatelliet doorlevert aan kabelexploitanten respectievelijk DTH-platforms, die de programma’s (uiteindelijk) uitzenden.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vastleggingen van de aangeleverde werken in digitale bestanden tijdelijke reproducties als bedoeld in artikel 13a Auteurswet, zodat deze niet als een verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet kunnen worden aangemerkt. Nu Chellomedia geen inbreuk maakt op de door Stemra beheerde auteursrechten door de aangeleverde televisieprogramma’s met muziekwerken uit het Stemra-repertoire op voornoemde wijze vast te leggen zonder de toestemming daartoe van Stemra, wordt de vordering van Stemra afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

Rechtbank Rotterdam, 2 juli 2008, LJN: BD7544, Ritmeester B.V. tegen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder.

Tabakswet. “Tonen van Afbeeldingen van een beeldmerk en verpakkingen van tabaksproducten in en rondom stands op een horecabeurs is reclame ingevolge artikel 5, eerste lid, Tabakswet. Niet gebleken is dar er sprake is van een uitzondering als bedoeld in artikel 5, derde lid, aanhef en onder a (oud), Tabakswet. Daarnaast is sprake van overtreding van het uitreikverbod ingevolge artikel 5, vierde lid (oud), Tabakswet nu eiseres sigaren gratis heeft uitgedeeld op de horecabeurs. Matiging van de opgelegde boeten.”

Lees het vonnis hier.

Persbericht Rechtbank Arnhem: “Radboud Universiteit mag onderzoeksresultaten kraakbaarheid Mifare Classic Chip publiceren.

Arnhem, 18 juli 2008 – NXP produceert sinds 1995 de Mifare Classic Chip. Wereldwijd zijn ongeveer 1 miljard exemplaren afgezet, voor gebruik in toegangspassen voor gebouwen en in het openbaar vervoer. Onderzoek van de onderzoeksgroep Digital Security van de Radboud Universiteit Nijmegen onder leiding van prof. Jacobs heeft uitgewezen dat de Mifare Classic Chip op een bepaalde wijze te kraken en te klonen is. De onderzoeksgroep is voornemens een wetenschappelijk artikel te publiceren waarin zij het geheime algoritme in de chip beschrijven en verslag doen van de wijze waarop zij dat hebben achterhaald. NXP vordert een verbod op publicatie daarvan. De vordering is afgewezen.

De rechter in kort geding heeft geoordeeld dat het in art. 10 EVRM vastgelegde recht op vrijheid van meningsuiting ook omvat het publiceren van resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Daaraan kunnen slechts beperkingen worden gesteld indien daarvoor een dringende maatschappelijke noodzaak bestaat en alleen als die noodzaak overtuigend wordt aangetoond”

Lees het persbericht hier (LJN link werkt (nog) niet.

IEF 6444

Eerst even voor jezelf lezen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 16 juli 2008, HA ZA 07-41, Bettacare Ltd tegen H3 Products B.V. c.s

Octrooirecht. 2.1. De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen zij in haar vonnis van 27 februari 2008 heeft overwogen en beslist. In dit vonnis is in reconventie een eindvonnis gewezen. Het navolgende ziet daarom alleen nog op de conventie. In conventie is Bettacare in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de vraag of zij aanhouding wenst in afwachting van een oordeel van de bevoegde buitenlandse rechter inzake de geldigheid van EP 951.

 (…) Nederlands deel EP 951 2.3. Bettacare heeft verzocht om eindvonnis te wijzen voor zover de vorderingen betrekking hebben op Nederland. De rechtbank zal daartoe om redenen van proceseconomische aard overgaan en, voor zover rechtens vereist, tussentijds hoger beroep van dit vonnis toestaan. Voor het Nederlandse deel van EP 951 houdt dit in dat, gelijk de rechtbank in rechtsoverweging 4.15. van haar tussenvonnis heeft geoordeeld, het Nederlandse deel van EP 951 geldig is en het gevorderde inbreukverbod als nader in het dictum bepaald zal worden toegewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 6430

Verse rechtspraak.

ima.gifGerechtshof ’s-Gravenhage,, 10 juli 2008, HA ZA 05-1547, Stichting de Thuiskopie tegen Imation Europe B.V.(met dank aan Arnout Groen, De Brauw, Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. De Thuiskopie heeft onvolledig voorgelicht over haar tarieven en heeft met name een belangrijke 20% kortingsregeling geheim gehouden. Thuiskopie moet zo’n € 815.000,-  aan Imation betalen.

“Thuiskopie is op grond van de wet en als enige instantie belast met en gerechtigd tot de inning van de thuiskopievergoeding. In dat verband sluit zij incasso-overeenkomsten. Met de inning is het verstrekken van informatie over de geldende tarieven - kortingsregelingen als de onderhavige daaronder begrepen - onlosmakelijk verbonden. Fabrikanten en importeurs zijn wettelijk verplicht de vergoeding aan Thuiskopie te voldoen. Het hof is met de rechtbank ban oordeel dat Thuiskopie, mede gelet op haar voormelde bijzondere positie. ervoor heeft zorg te dragen dat de door haar verstrekte informatie met betrekking tot de geldende tarieven juist en volledig is en dat partijen als Imation in beginsel van de juistheid en volledigheid van die informatie mogen uitgaan.”

Lees het arrest hier.

crcs.gifRechtbank ’s-Gravenhage, 14 juli 2008, KG ZA 08-593, Capelli Europe GmbH tegen Crocs Europe B.V. c.s.

Modellenrecht. Geen opheffing conservatoir douanebeslag. Geldig modelrecht, althans in deze zaak. Proceskosten:  € 21.000, -

 “4.7. (…) In de onderhavige procedure is het juist aan Capelli om na summier onderzoek aannemelijk te maken dat het ingeroepen recht niet geldig is. Bij de beoordeling van de mate van aannemelijkheid moet daarbij voor ogen worden gehouden dat het conservatoir beslag tot afgifte tot doel heeft te verzekeren dat de mogelijkheid tot afgifte van de schoenen wordt gehandhaafd tot het tijdstip dat definitief over de geldigheid van het recht is geoordeeld. Deze laatste afweging brengt met zich dat in deze procedure, anders dan in de door Capelli aangehaalde zaak, niet reeds de vaststelling dat het model door het Bureau nietig is verklaard voldoende reden is om aan Crocs de door haar gewenste voorlopige maatregelen te onthouden. In deze procedure dient de geldigheid van het recht inhoudelijk te worden beoordeeld aan de hand van hetgeen daartegen door Capelli wordt aangevoerd.

(…) 4.14. Gezien het voorgaande moet er in deze procedure vanuit gegaan worden dat het Beachmodel geldig is. Capelli heeft niet bestreden dat de inbeslaggenomen schoenen inbreuk maken op het model.

4.15. Capelli doet beroep op het arrest Montex – Diesel (HvJEG 9 november 2006, C-281/05). Zij stelt het volgende. Het inbeslaggenomen schoeisel wordt doorgevoerd naar Duitsland. Zoals blijkt uit de onder 2.6 vermelde beslissing van de Duitse rechter kunnen de goederen in Duitsland worden verkocht zonder inbreuk te maken op het modelrecht van Crocs. Uit het arrest Montex – Diesel volgt dat onder die omstandigheden de doorvoer niet kan worden verboden.

4.16. Ook dit verweer moet voorshands onjuist worden geoordeeld. Nu in deze procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van het modelrecht van Crocs, moet eveneens worden aangenomen dat Crocs dat recht ook in Duitsland kan inroepen omdat het geldt voor de gehele Gemeenschap. Dat de Duitse rechter in een procedure tussen andere partijen en op grond van andere stellingen de geldigheid van het modelrecht anders heeft beoordeeld, heeft voor deze procedure voor dit geval geen consequenties.

4.17. De GModVo geeft, zoals Capelli terecht heeft aangevoerd, de houder van het modelrecht geen aanspraak op afgifte van inbreukmakende voortbrengselen. Artikel 89 lid 1 sub d GModVo bepaalt echter dat in geval van inbreuk of dreigende inbreuk de sancties kunnen worden opgelegd waarin het recht van de lidstaat waar de inbreuk plaatsvindt voorziet. Voor Nederland leidt dat tot toepasselijkheid van artikel 3.17 lid 3 van het Beneluxverdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), waarin het recht op afgifte is geregeld.

4.18. Uit het voorgaande volgt dat vooralsnog niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de door Crocs gestelde inbreuk op haar modelrecht en het recht op afgifte van de inbreukmakende goederen. Crocs heeft daarmee gerechtvaardigd belang bij het door haar gelegde conservatoir beslag

Lees het vonnis hier.

Hoge Raad, LJN: BD2416, 11 juli 2008, Eiser tegen Stichting ISDS. 

Octrooirecht. 81 RO: klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Wel inhoudelijke conclusie van de enigszins geërgerde A-G Spier (“Fundamenteler is dat de verhouding tussen eiseres 2 en eiser 1 volkomen duister is (gebleven).(…) Dit alles moge formeel klinken (in zekere zin is het dat ook) maar van partijen mag worden gevergd dat ze duidelijk maken wat ze willen en waarom. De uiteenzettingen van eiser c.s. schieten op dit punt in alle gedingstukken in feitelijke aanleg wezenlijk tekort.”).  

ISDS heeft op eigen naam op 22 april 1993 een Nederlandse octrooiaanvrage gedaan ter zake van een "Tunnelbouwmachine". Eiser 1 is hierbij als uitvinder genoemd. Op een later moment heeft ISDS de rechten uit deze octrooiaanvraag, vermeend onbevoegd, overgedragen aan ITM. Op 15 augustus 2000 heeft ITM deze aanvraag ingetrokken. Het Hof heeft het bestreden vonnis bekrachtigd, waartoe wordt overwogen:

 “4. De Nederlandse octrooiaanvrage (..) kan slechts dan rechtsgeldig door ISDS aan ITM zijn overgedragen (en nadien door ITM zijn ingetrokken), indien de aanvrage alleen op naam van ISDS stond. Immers, ISDS kon niet méér overdragen dan hetgeen op haar naam stond ingeschreven (in het desbetreffende register) en ITM kon nadien de aanvrage alleen dan intrekken, indien zij alstoen als alleengerechtigde stond ingeschreven. Hieruit leidt het hof af, dat ISDS als enige houdster was van de aanvrage en mitsdien bevoegd was de aanvrage over te dragen. Het staat de houder van een octrooiaanvrage vrij om de aanvrage aan een derde (i.c. ITM) over te dragen. Dit zou slechts anders zijn, indien de houder zich heeft verbonden de aanvrage niet over te dragen of over te dragen aan een ander dan die derde. Dit laatste is precies was eiser c.s. in de onderhavige procedure stellen. ISDS zou met eiser 1 zijn overeengekomen, dat de aanvrage tijdelijk op naam van ISDS zou worden gesteld en aan eiseres 2 zou worden overgedragen, zodra eiseres 2 zou zijn opgericht. Doordat ISDS de aanvrage heeft overgedragen aan ITM kon zij deze niet meer overdragen aan eiseres 2. (…)

5. Bij het overdragen van de octrooiaanvragen door ISDS aan ITM is van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW naar het oordeel van het hof geen sprake, nu daarbij - los van mogelijke wanprestatie - door ISDS geen inbreuk is gemaakt op een (subjectief) recht van eiser 1, noch is gehandeld in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt."

Lees het arrest hier.

rvdi.gifHoge Raad, LJN: BD3122, 11 juli 2008, Eiser tegen Verweerster

Verbintenissenrecht. Geschil over provisie uit een sponsorovereenkomst. 81 RO: klachten nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Eiser bemiddelt voor producenten van theaterproducties of showvoorstellingen bij de totstandkoming van overeenkomsten met sponsors die dergelijke producties of voorstellingen willen sponsoren. Verweerster heeft een mobiele discoshow, de Veronica Drive-In Show georganiseerd.

"De mededelingen die verweerster aan eiser heeft gedaan bij (...) brief van 18 november 1993 kunnen redelijkerwijs niet anders worden verstaan dan dat verweerster de bestaande relatie met eiser met betrekking tot de sponsorbemiddeling heeft willen beëindigen. Indien die relatie in een agentuurovereenkomst was neergelegd, zoals eiser heeft gesteld, dan heeft verweerster met de genoemde brief die overeenkomst dus opgezegd. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat die opzegging niet rechtsgeldig is geweest, zijn niet of niet voldoende gesteld of gebleken. Uit de stellingen van partijen volgt ook niet dat na 18 november 1993 nog nieuwe sponsorovereenkomsten ten behoeve van verweerster zijn gesloten door bemiddeling van eiser. De provisie die eiser nog van verweerster heeft ontvangen, heeft slechts betrekking op de verlenging van eerder gesloten sponsorovereenkomsten en de aanspraak daarop vond daarmee haar oorsprong in de daarvoor verleende bemiddeling. Het hof houdt het er daarom voor dat de beweerde agentuurovereenkomst, voor zover die heeft bestaan, per 18 november 1993 is beëindigd."

Lees het arrest hier

Gerechtshof ’s-Gravenhage, 2 juli 2008, LJN: BD7011, Uitgeverij Provinciale Zeeuwse Courant B.V. tegen Geïntimeerde.

Fotoafdrukken die t.b.v. een krant zijn gemaakt; art. 3:109 en 119 BW. 

In deze zaak gaat het om de vraag wie eigenaar is van de afdrukken van foto's die geïntimeerde in de periode 1987-1997 in opdracht van PZC heeft gemaakt en aan deze heeft doen toekomen. Na beëindiging van de samenwerking, in 2002, heeft geïntimeerde PZC om teruggave van alle, ooit door hem aan PZC overhandigde afdrukken verzocht. Wat betreft de periode na 1997 heeft PZC grotendeels aan dit verzoek kunnen voldoen; wat betreft de periode tussen 1987 en 1997 is dat niet het geval. geïntimeerde vordert vergoeding van de schade die het gevolg is van het verlies van bedoelde afdrukken.

8. Het hof is van oordeel dat hetgeen geïntimeerde aanvoert onvoldoende is om het wettelijk vermoeden, dat PZC rechthebbende is op de fotoafdrukken, te weerleggen. Het door geïntimeerde gestelde branchegebruik zou op zichzelf kunnen leiden tot de conclusie dat partijen er over en weer vanuit mochten, respectievelijk moesten gaan dat de eigendom van de fotoafdrukken bij geïntimeerde bleef. Daarbij zou het dan echter wel moeten gaan om branchegebruik ten tijde van het aangaan van de samenwerking tussen partijen. (…)

Dat geïntimeerde bij een aantal uitgevers, voor wie hij eerder opdrachten uitvoerde, de door hem ingeleverde fotoafdrukken op eerste verzoek terugkreeg, ondersteunt evenmin zijn stelling dat deze afdrukken zijn eigendom zijn gebleven. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat PZC op enig moment aan een verzoek daartoe heeft voldaan. Honorering van het verzoek impliceert niet dat geïntimeerde eigenaar is gebleven; het verzoek kan ook om andere redenen zijn gehonoreerd.

(…) Ook in onderlinge samenhang bezien leiden de door geïntimeerde gestelde omstandigheden niet tot de conclusie dat partijen er over en weer vanuit mochten, respectievelijk moesten gaan dat de eigendom van de fotoafdrukken bij geïntimeerde bleef. Daarentegen is een aanwijzing voor het tegendeel gelegen in de door PZC gestelde omstandigheid dat zij de afdrukken zonder protest van geïntimeerde verknipte en versneed. Daarbij acht het hof de stelling van geïntimeerde, dat hij daar niet van geweten zou hebben, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet aannemelijk. geïntimeerde heeft derhalve onvoldoende gesteld om het wettelijk vermoeden, dat PZC rechthebbende is op de fotoafdrukken, te weerleggen.

Lees het arrest hier.

IEF 6428

De mantra van de beschermingsomvang

RH.gifRuprecht Hermans (Brinkhof): De mantra van de beschermingsomvang. Noot bij Rb. Den Haag Fort Vale/Pelican 18 juni 2008, Izumi / Philips 25 juni 2008,  Novartis/Actavis en Van Diepen / Pronk 2 juli 2008

“Wie de door de rechtbank sinds het uit 1995 stammende Ciba Geigy/Oté-arrest gewezen uitspraken doorbladert zal het opvallen dat de door de rechtbank geformuleerde regels voor het bepalen van de beschermingsomvang van octrooien zo nu en dan wijzigt. Het is niet altijd duidelijk of wijziging van de geformuleerde regel ook een wijziging in de daadwerkelijke beoordeling oplevert. In ieder geval is een en ander aan de naar rechtzekerheid, duidelijkheid en consistentie zoekende rechtzoekende niet gemakkelijk uit te leggen: wat is nu de juiste regel? Het wordt nog ingewikkelder, wanneer we het hoger beroep er bij betrekken. Immers, het Hof Den Haag heeft weer zijn eigen regel.

Een aantal recente uitspraken van de Rechtbank den Haag zijn aanleiding voor deze overpeinzing.”

Lees de gehele noot hier

IEF 6427

House of Lords judgment in Conor v. Angiotech brings UK closer to EPO

ranitz-swens.gifRemco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) and Otto Swens (Vondst Advocaten)

“And so yesterday, a bit sudden, there was the ‘Opinions’ decision  of the House of Lords in Conor v. Angiotech which the patent world so anxiously awaited . The well-known English IP weblog www.ipkat.com immediately headed “Breaking news: Angiotech appeal allowed”. Indeed: breaking news, for in the first and second instance Conor was found to be in the right and the patent of Angiotech was invalidated for lack of inventive step. The House of Lords, however, applied a different criterion and subsequently considered the patent valid.

(…) The House of Lords, the highest court in the UK undeniably brings English patent law further in line with ‘European’ patent law, in particular regarding inventive step. Amongst others, they criticise (certain applications of ) the ‘obvious to try’ test. Further, for our Dutch readers, it is pleasant to see that the Lords explicitly concur with several of the considerations on inventive step in the judgment of January 17, 2007 by the The Hague District Court in the Dutch case Angiotech v. Conor case, in particular because the English appeal court precisely criticized the inventive step approach of ‘our’ District Court.

(…) Lord Walker in the end, however, does not draw a distinct conclusion from these considerations, and the other Lords do not discuss the ‘obvious to try’ test further. The Lords in particular do not discuss the European criterion for examination of inventive step, the ‘problem solution’ approach. Therefore, this decision can hardly (yet?) contains an explicit choice for the European inventive step approach. Nonetheless, it is crystal clear that the strong emphasis that the Lords place on the ‘expectation of success’ and their criticism on the ‘obvious to try’ test moves UK patent law closer again to the EPO and ‘the continent’.”

Read the article here. (The authors represent Angiotech in Dutch patentprocedures).

IEF 6424

Handboek beslagrecht

dhb.gifRechtbank ’s-Gravenhage,27 juni 2008, KG/RK 08-1103, X tegen Y.

Octrooirecht. Mini ex parte bevel, meer rechtsleer dan rechtszaak. Relatie ‘1019-beslag’ en ‘700-beslag’ en relatieve bevoegdheid bij beslaglegging in octrooizaak.

Verzoekster beoogt conservatoir beslag op administratieve gegevens ter bescherming van bewijs in verband met een beweerdelijke octrooi-inbreuk. Uit art. 1019c Rv volgt dat het beoogde beslag wordt gelegd met overeenkomstige toepassing van de voorschriften betreffende middelen tot bewaring van recht. De artt. 700 tot en met 770c Rv zijn mitsdien van toepassing, met uitzondering van art. 709 lid 3 Rv.

Aan de regeling uit 700 Rv (conservatoir beslag vereist verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank binnen welker rechtsgebied zich één of meer van de betrokken zaken bevinden) wordt niet afgedaan door het bepaalde in art 80 Row. Art. 80 Row ziet op de specifieke vorderingen genoemd in dat artikel en niet op verzoeken die strekken tot beslaglegging.

De administratie waarop verzoekster beslag zou willen leggen bevindt zich in het rechtsgebied van de rechtbank Breda. Dit voert tot de conclusie dat verzoekster zich met haar verzoekschrift tot de voorzieningenrechter van de rechtbank te Breda dient te wenden en dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank daarom niet bevoegd is het onderhavige verzoekschrift te beoordelen. De verzoekschriftprocedure wordt verwezen naar Breda.

Lees de beschikking hier.

IEF 6421

Flirt wordt vaste verkering

ranitz-swens.gifRemco de Ranitz (De Ranitz Advocatuur) en Otto Swens (Vondst Advocaten): Lord Hoffmann zoekt na flirt nu vaste verkering – House of Lords uitspraak in Conor/Angiotech brengt UK opnieuw dichter bij EOB.(Remco de Ranitz en Otto Swens vertegenwoordigen Angiotech in Nederlandse octrooiprocedures).

“En daar was gisteren dan vrij plotseling de ‘Opinions’ beslissing  van de House of Lords in Conor / Angiotech waar de octrooiwereld reikhalzend naar uitkeek . Direct kopte de bekende Engelse IE weblog ipkat.com “Breaking news: Angiotech appeal allowed”. Inderdaad: breaking news, want in eerste en tweede aanleg was Conor in het gelijk gesteld en was het octrooi van Angiotech vernietigd wegens gebrek aan inventiviteit. De House of Lords legt echter een andere maatstaf aan en acht het octrooi vervolgens geldig.

(…) De House of Lords, de hoogste rechter in de UK, brengt onmiskenbaar het Engelse octrooirecht verder in lijn met het ‘Europese’ octrooirecht, zoals met name neergelegd in de uitspraken van het EOB. Daarnaast is de uitspraak interessant omdat kritiek wordt geuit op de ‘obvious to try’ test, die een uitvinding snel (te snel?) voor de hand liggend maakt. Verder moet bedacht worden dat de UK een ‘common law’ land is. Een uitspraak van de House of Lords vormt een autoriteit die direct navolging zal vinden in de lagere Engelse rechtspraak. Voor ons Nederlanders is ten slotte aardig dat de Lords zich expliciet aansluiten bij diverse overwegingen in het vonnis van 17 januari 2007 van de Rechtbank Den Haag in de Nederlandse zaak Angiotech v Conor zaak. Dit is met name aardig, omdat de Engelse appelrechter nu juist behoorlijke kritiek had geuit op de benadering van ‘onze’ rechtbank.

(…) Een duidelijke conclusie verbindt Lord Walker echter niet aan zijn overwegingen en ook de andere Lords laten de ‘obvious to try’ test verder onbesproken. De Lords besteden ook geen aandacht aan de Europese maatstaf voor de beoordeling van inventiviteit, de ‘problem-solution’-methode. Van een definitieve keuze voor de Europese inventiviteitsbenadering kan dus ook (nog?) niet worden gesproken. Feit blijft dat de Lords met de sterke nadruk op de ‘expectation of success’ en de kritiek op de ‘obvious to try’ test wel weer verder opgeschoven zijn naar het EOB en ‘het continent’.

Lees het gehele artikel hier. Uitspraak hier. Eerder artikel Swens & De Ranitz  over deze zaak hier.

IEF 6420

Eerst even voor jezelf lezen

rtp.gifGerechtshof ’s-Gravenhage, 3 juli 2008, zaaknr. 105.004.393/01, Novogen Research Pty. Ltd. tegen Care for Women B.V. (met dank aan Simon Dack, De Brauw Blackstone Westbroek). 

Octrooirecht. “10.3 (…).Aangezien de in rode klaver aanwezige isoflavonen die in glycoside-vorm verkeren oplosbaar zijn in kokend water, zal de bekende kruidenthee ten opzichte van de oorspronkelijke (veelal gedroogde) plantendelen verrijkt zijn met deze isoflavonen en is een thee een ''extract" in de ruime betekenis van het octrooi, zoals ook de in het octrooi vermelde "drankjes, druppels, suspensies of siropen" dat zijn (…). Het is dan ook niet relevant dat het woord ''extract" niet letterlijk in het artikel van Beckham voorkomt. Hetzelfde geldt voor het begrip "enkelvoudige dosering voor toediening". Niet is in te zien dat het drinken van één of meer kopjes thee (met isoflavonen afkomstig van rode klaver) wezenlijk anders is dan het innemen van één of meer eetlepels (of maatbekertjes) van een drankje (met dezelfde werkzame stoffen afkomstig van rode klaver).

10.4 Uit hetgeen hiervoor onder 10.1.- 10.3. is overwogen volgt dat de combinatie van kenmerken A, B (voor zover beperkt tot klaver), C, en E rechtstreeks en eenduidig expliciet dan wel impliciet is geopenbaard in het genoemde artikel van Beckham, zodat conclusie 1 welke deze combinatie als een alternatief inhoudt, de vereiste nieuwheid mist.”

Lees het arrest hier. Vonnis Rechtbank Den Haag hier.

IEF 6416

Alsof er geen faillissement was

Rechtbank Amsterdam, 11 juni 2008, LJN: BD6619, gevoegde zaken United Stenting Inc. tegen curator Jomed c.s.

United Stenting heeft een octrooi [biflex-technologie] verkocht aan Jomed en daarbij bedongen dat Jomed haar om toestemming moet vragen bij verkoop van het octrooi aan een derde. Na faillissement van Jomed heeft de curator het octrooi - zonder toestemming te vragen aan United Stenting - verkocht aan een derde. United Stenting vraagt als schuldeiseres te worden toegelaten in het faillissement en houdt de curator qq en pro se aansprakelijk voor pretense schade. De rechtbank heeft alle vorderingen afgewezen.

“4.13.  De verplichting om toestemming te vragen bij verkoop van het octrooi kan naar het oordeel van de rechtbank niet los worden gezien van de royalties-verplichting en de back-license in diezelfde overeenkomst. United Stenting heeft hiermee immers een handvat gekregen om de doorlopende verplichting tot het uitbetalen van royalties aan haar en haar back-license veilig te stellen. Dit oordeel sluit aan bij de stelling van United Stenting dat zij door de verkoop aan Abbott zonder haar toestemming geen invloed meer heeft op wat er gebeurt met het octrooi en stoelt (een aantal van) haar vorderingen op het mislopen van royalties naar zij stelt als gevolg van het feit dat haar geen toestemming is gevraagd voor de verkoop van het octrooi aan Abbott. De Patent Assignment en het toestemmingsvereiste daarin dragen dan ook naar het oordeel van de rechtbank het karakter van een na de faillietverklaring voortdurende overeenkomst.

4.14.  De Patent Assignment is een wederkerige overeenkomst als bedoeld in artikel 37 Faillissementswet (hierna; Fw). Het feit dat het (voort)bestaan van een wederkerige overeenkomst niet wordt beïnvloed door het faillissement van een van de contractanten, betekent echter niet dat de schuldeiser van een duurovereenkomst wiens wederpartij failliet wordt verklaard, de rechten uit die overeenkomst kan blijven uitoefenen alsof er geen faillissement was. Een andere opvatting zou immers ertoe leiden dat het aan de Faillissementswet mede ten grondslag liggende, onder meer in de artikelen 26 en 108 e.v. F. tot uiting komende, beginsel van gelijkheid van schuldeisers op onaanvaardbare wijze zou worden doorbroken (vgl HR 3 november 2006, NJ 2007, 155). Voor een doorbreking van het beginsel van gelijkheid van schuldeisers is slechts plaats in uitzonderlijke, in de wet uitdrukkelijk geregelde, gevallen, waarvan hier geen sprake is. Bovendien zou ook een goed beheer ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers van de tot de boedel behorende zaken ten aanzien waarvan langlopende overeenkomsten bestaan, in ernstige mate worden bemoeilijkt indien het niet nakomen door een curator van alle contractuele verplichtingen in
door de failliet gesloten overeenkomsten leidt tot een boedelvordering (vgl. HR 22 december 1989, nr. 13721, NJ 1990, 661).”

Lees het vonnis hier.

IEF 6396

De Roze Rooier

vdp.gifRechtbank ‘s-Gravenhage, 2 juli 2008, KG ZA 07/3506, Loon- en Kranenverhuurbedrijf J.S. Van Diepen B.V. en Oudhuis tegen M. Pronk Innovation Service B.V., M. Pronk Holding B.V. en Pronk

Octrooirecht. Octrooiprocesrecht. Op straffe van niet-ontvankelijkheid dient het ingevolgde artikel 76 lid 1 ROW verplichtte nietigheidsadvies tijdig te worden overlegd zodat de wederpartij al meteen in zijn conclusie van antwoord hierop kan reageren. Dit is niet anders voor zaken die in een versneld regime zitten.

Van Diepen en Pronk drijven beiden een onderneming in de agrarische sector en richten zich onder meer op het planten, koppen en rooien van bloembollen. Van Diepen is houder van een Nederlands octrooi voor inrichting voor het oogsten van gewassen met buffer.

Pronk is op haar beurt houder van een Nederlands octrooi voor inrichting voor het rooien van bolgewassen, alsmede haspel voor toepassing daarin. Pronk is teven houder van een Europees octrooi voor een “apparatus for lifting bulbous plants, and reel for use therein”.

Partijen hebben in januari 2004 afspraken gemaakt in verband met een te ontwerpen bollenrooimachine. Deze afspraken zijn uiteindelijk in een overeenkomst terecht gekomen. Van Diepen heeft later bij de rechtbank Alkmaar de vernietiging van de overeenkomst gevorderd. Die vordering is afgewezen en van Diepen is daartegen in hoger beroep gekomen.

Partijen bestoken elkaar thans met hun octrooien. In conventie vordert Van Diepen onder meer een inbreukverbod op haar Nederlandse octrooi. Pronk zou met haar machine genaamd De Roze Rooier inbreuk maken op het ingeroepen octrooi. In reconventie vordert Pronk onder meer vernietiging van het octrooi van Van Diepen en een inbreukverbod op haar Europese octrooi.

Als meest vergaande verweer tegen de gestelde inbreuk op NL 465 doet Pronk een beroep op de nietigheid van het door Van Diepen ingeroepen octrooi. Pronk heeft in dit verband een reconventionele nietigheidsvordering ingesteld, maar voert dit in conventie tevens als niet-inbreukverweer. De rechtbank overweegt ten aanzien van de reconventionele nietigheid als volgt:

“4.3. Ingevolge artikel 76 lid 1 Rijksoctrooiwet 1995 (Row 1995) is degene die een
rechtsvordering als bedoeld in artikel 75 Row 1995 tot vernietiging van een krachtens de Row 1995 verleend octrooi instelt, in die vordering niet ontvankelijk als hij niet als bijlage bij de conclusie van eis (in voorkomend geval in reconventie) het resultaat van een door OCN uitgebracht advies omtrent de toepasselijkheid van de in artikel 75 lid 1 Row 1995 genoemde nietigheidsgronden overlegt. Pronk c.s. heeft bij de eis in reconventie, genomen op de rol van 9 januari 2008, niet een dergelijk advies overgelegd. Het op 25 april 2008 uitgebrachte advies is bij akte van 29 april 2008 in het geding gebracht. Van Diepen c.s. is daarmee de mogelijkheid ontnomen om al in zijn conclusie van antwoord in reconventie, genomen op de rol van 2 april 2008, op het rapport te reageren. Dat is precies wat de wetgever heeft beoogd te voorkomen.

4.4. De rechtbank verwerpt het verweer van Pronk c.s., inhoudende dat de termijnen binnen het versneld regime voor octrooizaken, zoals gehanteerd in de beschikking van 1 oktober 2007, te krap zijn om aan het vereiste van artikel 76 lid 1 Row 1995 te voldoen. Artikel 76 lid 1 Row 1995 zou volgens Pronk c.s. alleen bedoeld zijn voor een “gewone” bodemprocedure, als in Rechtbank ’s-Gravenhage 22 maart 2006, BIE 2006/83 (SKB/FAL). Dat is niet het geval. Ook in het versneld regime geldt immers dat, als de rechtbank voorbij zou gaan aan de eis om bij de conclusie van eis in reconventie een nietigheidsadvies over te leggen, de eerste gelegenheid die Van Diepen c.s. zou hebben om op het nietigheidsrapport te reageren het pleidooi zou zijn. Die gelegenheid is daartoe niet geëigend. Dat de termijnen binnen het versneld regime kort zijn en mogelijk te kort om tijdig een nietigheidsadvies te laten uitbrengen, maakt dit in het onderhavige geval niet anders. Pronk c.s. heeft nog altijd de gelegenheid om in een afzonderlijke procedure de nietigverklaring van EP 220 te vorderen, terwijl hij, zoals uit het navolgende zal blijken, in de onderhavige procedure (wel) bij wege van verweer een beroep op het bestaan van één of meer nietigheidsgronden kan doen. Voor zover Pronk c.s. een beroep heeft gedaan op het vonnis van deze rechtbank van
17 maart 1999, BIE 1999/101 (Kuijk/Abemec), gaat dit niet op. Dat is reeds het geval omdat in de onderhavige zaak (anders dan in Kuijk/Abemec) geen sprake is van een aanvankelijk tijdig ingediend nietigheidsadvies dat in een latere fase van de procedure is aangevuld met een tweede advies. De conclusie van het voorgaande is dat Pronk c.s. niet ontvankelijk is in zijn reconventionele nietigheidsvordering.”

De rechtbank gaat vervolgens verder met het beoordelen van de nietigheid bij wege van verweer. Onder het versneld regime nieuwe stijl is het immers in beginsel niet strijdig met de goede procesorde om bij wege van verweer een beroep te doen op het bestaan van één of meer nietigheidsgronden, zonder een daarop toegesneden eis in reconventie in te stellen. De rechtbank concludeert na alle ingeroepen conclusies te hebben ebsproken dat het niet-inbreukverweer van pronk slaagt. Alle ingeroepen conclusies zijn niet inventief te achten, terwijl Pronk ook op de werkwijzeconclusies geen inbreuk maakt nu hij die methoden niet toepast.

Ten aanzien van het octrooi van Pronk oordeelt de rechtbank in reconventie dat Van Diepen geen inbreuk maakt. Omdat de reconventionele vordering tot nietigverklaring  voorwaardelijk is geformuleerd komt de rechtbank niet toe aan het beoordelen van de geldigheid van het octrooi van Pronk. Ook de vorderingen van Pronk worden derhalve afgewezen.

Lees het vonnis hier.