DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7453

En niet geresorbeerd bij de dikke darm komen

Rechtbank ’s-Gravenhage, 31 december 2008, HA ZA 06-2955, Kruidvat Retail B.V. tegen Nutricia N.V.

Octrooirecht. Nieuwe ronde in het prebiotische geschil tussen (babyvoeding)producenten Kruidvat en Nutricia (zoek op ‘prebiotisch’ voor eerdere uitspraken). Kruidvat stelt, kort gezegd,  dat Nutricia’s Europese octrooi voor ‘koolhydraatmengsels voor diëtische voedingen en farmaceutica’ vernietigd moet worden omdat de in de conclusies geclaimde materie niet als nieuw en inventief kan worden aangemerkt terwijl er bovendien geen technisch effect kan worden bereikt. De rechtbank volgt de stellingen van Kruidvat niet en wijst de vorderingen af. Dat tegen het octrooi (door vier partijen) oppositie is ingesteld, is geen reden voor aanhouding. 1019h proceskosten, volgens afspraak partijen: €120.000,-.

“4.1. Anders dan ten tijde van het incidentele vonnis van 31 januari 2007 werd verwacht, is in de oppositie nog niet definitief beslist. Voor aanhouding van de procedure in afwachting van de uitkomst van het beroep dat tegen de beslissing van de oppositieafdeling is aangetekend, bestaat evenwel ook thans geen aanleiding. In dat verband is van belang dat beide partijen ter zitting uitdrukkelijk hebben verzocht dat beroep niet af te wachten, onder welke omstandigheid de rechtbank in dit geval afziet van toepassing van haar discretionaire bevoegdheid op de voet van artikel 83 lid 4 Rijksoctrooiwet 1995”.

(…) 4.25. Uit het voorgaande volgt dat geen van de door Kruidvat genoemde documenten
schadelijk zijn voor de nieuwheid van conclusie 1. Conclusie 1 en de daarvan afhankelijke
volgconclusies 2 tot en met 11 zijn dus nieuw.

(…) 4.35. Gezien het voorgaande zijn de maatregelen van conclusie 1 en de daarvan afhankelijke volgconclusies als nieuw en inventief aan te merken.

(…) 4.36. Pas bij pleidooi heeft Kruidvat zich op het standpunt gesteld dat het octrooi, althans conclusie 1, ook daarom niet inventief is omdat daarmee het beoogde technische effect niet bereikt zou worden. Volgens Kruidvat is een synergetisch prebiotisch effect niet aantoonbaar. In dit verband heeft Kruidvat overgelegd productie 30 en 31, verslagen van door Nestec uitgevoerde tests, en productie 32, het verslag van een door Friesland Brands uitgevoerde test. Kruidvat vindt de resultaten van een door Nutricia overgelegd rapport van Van Nuenen, waaruit dat synergetisch effect zou moeten blijken, niet overtuigend.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7429

Tijdens een internationale veehouderijbeurs in Utrecht

Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 december 2008, HA ZA 07-3236, Merial Ltd. c.s. tegen Cipla Ltd. (met dank aan Klaas Bisschop, Lovells).

Eerst even kort. Octrooirecht. EP. ‘derivative of a N-fenylpyrazole). Niet in geschil is dat het door Cipla verhandelde product PROTEKTOR onder de beschermingsomvang van het octrooi valt.

Geen inbreuk door aanbieden op eigen website cipla.com. Rechtbank is uitsluitend bevoegd is te oordelen over eventuele inbreuken in Nederland. Betreffende website is niet onmiskenbaar op Nederland gericht. het actief benaderen van andere websites met melding dat wereldwijde verkoop mogelijk is, omdat het een generiek product betreft, kan schadelijk zijn voor het octrooirecht van eisers in Nederland, maar brengt geen inbreuk met zich mee aangezien gesteld nog gebleken is dat die handelingen in Nederland hebben plaatsgevonden of gericht waren op Nederlandse verkopers.

Gedaagde Cipla heeft wel inbreuk gemaakt op het octrooi tijdens een internationale veehouderijbeurs in Utrecht in 2006.  De van de aanwezigheid op de beurs uitgaande dreiging in combinatie met de genoemde handelingen maakt dat zich een voldoende serieuze bedreiging van verdere inbreuken door Cipla in Nederland voordoet. De rechtbank acht het gevorderde verbod voor wat betreft Nederland toewijsbaar. Proceskosten €27.084.01.

Lees het vonnis hier.

IEF 7391

Volstrekt onvoldoende

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 08-3150, Vetus N.V. tegen Inno Nautic Holding B.V & Entre Deux B.V.

Met dank aan Ruby Nefkens, Van der Steenhoven advocaten.

Vrijwaringsincident in octrooizaak. Vordering afgewezen.

“4.2. Vooropgesteld moet worden dat de hoofdzaak de geldigheid van het Nederlandse octrooi (NL1013030) betreft en dat de nadelige financiële gevolgen van de hoofdzaak slechts zijn gelegen in de proceskosten, waarin Entre Deux zou kunnen worden veroordeeld. Deze proceskosten zijn gemaakt ten gevolge van de keuze van Entre Deux om haar octrooirecht te handhaven en bijgevolg in de hoofdzaak verweer te voeren. Entre Deux heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd gesteld waarom zij deze proceskosten gelet op het vorenstaande op Inno Nautic, [X] en Cuckoo zou kunnen verhalen. De enkele stelling van Entre Deux dat Inno Nautic, [X] en Cuckoo opzettelijk en op oneerlijke concurrentiële wijze haar rechten hebben willen schaden en ook daadwerkelijk hebben geschaad is volstrekt onvoldoende. De incidentele vordering tot vrijwaring zal bijgevolg worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.  

IEF 7386

Met daarin een driedimensionaal figuurtje

Octrooirecht. Werkwijze voor het produceren van glazen knikkers met daarin een driedimensionaal figuurtje. Procesvolmacht na overdracht octrooi tijdens procedure. Niet aannemelijk dat dezelfde werkwijze wordt gebruikt. Liquidatietarief i.v.m. datum dagvaarding, geen aanpassing tarief i.v.m. gestelde misbruik van procesrecht.

Marbleous had een Europees octrooi op een werkwijze om glazen knikkers te produceren. Dit octrooi is tijdens de procedure overgedragen en zij heeft van de huidige houder een procesvolmacht gekregen voor de voortzetting van deze zaak. Sulphide stelt dat dit tot niet-ontvankelijkheid leidt. De rechtbank wijst deze stelling echter af met een beroep op HR 21 oktober 1983, NJ 1984, 254. De overdracht van het octrooi staat volgens de rechtbank niet in de weg aan (de voortzetting van) deze procedure.

Sulphide heeft het voornemen om glazen knikkers in Nederland op de markt te brengen. Marbleous stelt dat deze knikkers van Sulphide op dezelfde wijze worden geproduceerd als de door haar onder bescherming gestelde productiemethode. Ter onderbouwing van deze stelling claimt Marbleous dat haar geoctrooieerde werkwijze de enige commercieel haalbare methode is om 3D-knikkers op grote schaal te vervaardigen die volledig gaaf blijven. Ook wordt door Marbleous verwezen naar een brief van haar Vietnameze producent waaruit zou blijken dat Sulphide een machine heeft waarmee de geoctrooieerde werkwijze zou worden toegepast.

Sulpide betwist gemotiveerd dat zij inbreuk maakt op het octrooi van Marbleous. Zij stellen dat ze een eigen werkwijze hebben – die overigens ook is geoctrooieerd – en hebben ter onderbouwing van deze stelling een rapport overgelegd van het bureau SGS Vietnam Ltd. Ten slotte beweren zij dat de methode van Marbleous niet de enige commercieel haalbare methode is om 3D-knikkers op grote schaal te vervaardigen, aangezien ook Marbleous eigen producent – die dus kennelijk in staat is om gave knikkers te maken – in een brief stelt niet te werken volgens de werkwijze van Marbleous.

In het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot afwijzing van de vorderingen van Marbleous. Marbleous wordt veroordeeld in de proceskosten die volgens het liquidatietarief worden vastgesteld.

Lees het vonnis hier. Zie ook IEF 7128 (Dridimensionale figurine)

IEF 7351

Schoorhouders

Inrichting voor de bevestiging van schoren voor het vasthouden van een spatbordRechtbank ’s-Gravenhage 3 december 2008 (bij vervroeging), HA ZA 08-1223, SKS-Metaplast Scheffer-Klute GmbH tegen Orion-Italy Componenti Biciclette S.R.L.

Octrooirecht. Verklaring voor recht dat inbreuk wordt gemaakt wordt afgewezen nu niet voldoende is komen vast te staan dat Orion nog altijd inbreuk maakt op het octrooi. Het gevorderde verbod wordt om dezelfde reden afgewezen

SKS drijft een onderneming die zich bezighoudt met de handel in plastic onderdelen. Zo houdt zij zich onder meer bezig met de ontwikkeling, productie en verhandeling van fietsgerelateerde producten, waaronder schoorhouders. Schoorhouders vormen de verbinding tussen het fietsframe en een schoor, die het spatbord in positie helpt te houden. 

SKS is houdster van een Europees octrooi met betrekking tot de “inrichting voor de bevestiging van schoren voor het vasthouden van een spatbord”. gedaagde Orion drijft een onderneming die is gespecialiseerd in de productie van spatborden, Zij heeft onder andere in Nederland schoorhouders verkocht onder de naam Secusys.

SKS stelt dat de Secusys inbreuk maakt op haar octrooi en vordert onder meer een verklaring voor recht dat Secusys inbreuk maakt en een verbod op de verhandeling ervan. Orion voert verweer en werpt onder meer een bevoegdheidsincident op. Orion stelt daartoe dat de rechtbank haar internationale bevoegdheid ontleent aan artikel 5 lid 3 EEX-Vo en uit hoofde daarvan niet bevoegd is kennis te nemen van vorderingen die zich niet beperken tot het Nederlandse grondgebied.

De rechtbank oordeelt in het incident als volgt:

“4.1 Deze rechtbank is op grond van artikel 80 lid 2 ROW1995 bevoegd kennis te nemen van vorderingen die zien op de handhaving van octrooirechten. De rechtbank is internationaal bevoegd omdat gesteld wordt dat Orion inbreuk maakt in Nederland (artikel 5 lid 3 EEX-Vo.). Het petitum is op onderdelen ruim (want niet beperkt tot Nederland) geformuleerd. Lezing van het petitum in het licht van het lichaam van de dagvaarding leert echter dat de vorderingen van SKS zich uitdrukkelijk beperken tot Nederland. Nu Orion uitgaat van een verkeerde lezing van de dagvaarding, dient haar vordering te worden afgewezen.”

In hoofdzaak oordeelt de rechtbank dat de verklaring voor recht wordt afgewezen nu niet voldoende is komen vast te staan dat Orion nog altijd inbreuk maakt op het octrooi, terwijl wel als vaststaand wordt aangenomen dat Orion in het verleden inbreukmakende handelingen heeft verricht. Ook het gevorderde verbod wordt om dezelfde reden afgewezen.

“4.4 Het gevorderde verbod zal eveneens worden afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen, is niet komen vast te staan dat op dit moment van enig inbreukmakend handelen sprake is. Orion heeft in het verleden weliswaar inbreukmakende handelingen verricht, maar dat is in het onderhavige geval voor het opleggen van een verbod onvoldoende. Orion verhandelt de Secusys al sinds september 2006 niet meer, hetgeen ook tot uitdrukking komt in het door Orion overgelegde en door SKS in onvoldoende mate betwiste accountantrapport. Zij heeft bovendien aangeboden een onthoudingsverklaring te ondertekenen, op straffe van verbeurte van een boete en heeft zich voorts bereid verklaard de door haar met de verkoop van de Secusys behaalde winst af te dragen. Ook van een dreigende inbreuk is gelet hierop geen sprake. Dat, gelijk ter zitting is betoogd, uit een nader op te maken accountantsrapport mogelijk anders zou kunnen blijken, is - daargelaten dat de daarop betrekking hebbende vordering eveneens zal worden afgewezen - onvoldoende.”

Ten slotte worden ook de schadevergoeding en de nevenvorderingen afgewezen vanwege het feit dat de verkoop van de Secusys reeds langere tijd was gestaakt door Orion.

SKS wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank hanteert echter het liquidatietarief omdat Orion heeft verzuimd haar vordering op grond van art. 1019h Rv te onderbouwen.

Lees het vonnis hier.

IEF 7332

Geen gebruik maken van deze theoretische mogelijkheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, Rolbeschikking van 26 november 2008, HA ZA 08-2507, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V. c.s.

Op 16 juni 2008 heeft Abbott bij de rechtbank in Maastricht een verzoek tot het leggen van een zogenaamd conservatoir bewijs- en beschrijvend beslag ingediend op grond beweerdelijke octrooi-inbreuk. Het verzoek is als verzocht toegewezen.

Medtronic heeft vervolgens bij de voorzieningenrechter in kort geding gevorderd dat Abbott zal worden verboden om inzage te krijgen in de beslagen bewijsstukken. De voorzieningenrechter is met Medtronic van oordeel dat het bewijsbeslag uitsluitend dient voor het veiligstellen van bewijs en niet om dat te vergaren en verbiedt Abbott van het vergaarde bewijs kennis te nemen.

In de aanhangige hoofdzaak heeft Abbott conclusie van antwoord in reconventie, tevens inhoudende een incidentele vordering ex. artikel 843a juncto art. 1019a Rv genomen. Abbott heeft voorts bij brief verzocht om van de regeling versneld regime in octrooizaken af te wijken in zoverre dat in het incident direct vonnis zal worden gewezen.
In de rolbeslissing van de rechtbank is uitsluitend aan de orde de vraag of en met name wanneer de rechtbank zal beslissen op het verzoek in het incident ex de artt. 1019a jo. 843a Rv.

“3.11. In het nu voorliggende geval is er een theoretische mogelijkheid (…) op korte termijn een mondelinge behandeling van het incident te bepalen en daarna op zo korte termijn te beslissen, dat Abbott (…)  tijdig van het bewijs kan kennis nemen en dit nog voor de behandeling op 6 februari 2009 in geding zou kunnen brengen. (…)"

"3.12. De rechtbank zal evenwel geen gebruik maken van deze theoretische mogelijkheid. Redengevend hiervoor is de omstandigheid, welke ook door de voorzieningenrechter te Maastricht in het vonnis van 29 juli 2008 onder 3.15 is gesignaleerd, dat het bewijs waarvan Abbott kennis wil nemen de omvang van schade en inbreuk betreft en niet het bestaan van de inbreuk. Abbott heeft niet bestreden dat zij de toegang tot het bewijs niet van node heeft ter onderbouwing van het bestaan van de inbreuk. Onder die omstandigheid heeft Abbott geen voldoende zwaarwegend en spoedeisend belang bij voortijdige toegang tot het bewijs en is bovendien de behandeling van de hoofdzaak een meer geëigend moment voor de beoordeling van het incident. (…)”

Lees de rolbeschikking hier.

IEF 7323

Geen verboden handelingen in Nederland

Cipla SerofloRechtbank ’s-Gravenhage, 26 november 2008, HA ZA 08-1339, Glaxo Group Limited tegen Cipla Limited & Arrowtarget Enterprises Limited. 

Rechtbank ‘s-Gravenhage, 26 november 2006, HA ZA 08/1339, Glaxo Group Limited tegen Cipla Limited en Arrowtarget Enterprises Limited

Octrooirecht. Farmaoctrooi. Internetapotheken. Product gedaagde valt onder de beschermingsomvang van het octrooi van eiser, maar omdat door gedaagde geen (middellijk) voorbehouden handelingen zijn verricht in Nederland (de website is niet gericht o Nederland), is van octrooi-inbreuk door gedaagde derhalve geen sprake.

Eiser Glaxo is houdster van een Europees octrooi dat betrekking heeft op “medicaments comprising salmeterol and fluticason”. Tegen de verlening van het octrooi is geen oppositie ingesteld. Het Britse equivalent van het octrooi is bij vonnis van wijlen Pumfrey J vernietigd en het verlof om tegen die beslissing in hoger beroep te gaan is geweigerd. Gedaagde Cipla is de fabrikant van een met Galxo’s Seretide concurrerend generiek product, Seroflo.

Glaxo vordert jegens Cipla en Arrowtech in de hoofdzaak (onder meer) een inbreukverbod op de verhandeling van Seroflo en bij wege van provisionele voorziening een zelfde verbod voor de duur van de bodemprocedure.

De rechtbank passeert het nietigheidsverweer van Cipla. De loutere verwijzing naar het vonnis van wijlen Pumfrey J – dat dateert van voor de landmark decision van de House of Lords inzake Conor v. Angiotech –  en zonder daadwerkelijk het vonnis en de daar besproken prior art te overleggen is in de ogen van de rechtbank “bepaald onvoldoende”. Ook voor het overige zijn de argumenten van Glaxo niet voldoende weerlegt. De rechtbank gaat dus uit van de geldigheid van het ingeroepen octrooi.

Tussen partijen is niet in geschil dat het door Cipla geproduceerde Seroflo onder de beschermingsomvang van het octrooi valt. Echter, de stelling van Glaxo dat Cipla (middellijk) voorbehouden handelingen heeft verricht in Nederland wordt verworpen. Van octrooi-inbreuk door Cipla is derhalve geen sprake zijn.

De vraag of er sprake is van onrechtmatige betrokkenheid van Cipla bij octrooi-inbreuk door Arrowtech wordt eveneens ontkennend door de rechtbank beantwoord. Niet is aangetoond dat Arrowtech betrokken is bij een website waarop Sroflo zou worden aangeboden. Bovendien geldt dat het aanbieden op die websites niet heeft te gelden als aanbieden in de zin van artikel 53 ROW nu deze website blijkens de inrichting ervan niet op Nederland is gericht. De website heeft geen Nederlandse toplevel-extensie (.nl extensie), de site is in het Engels, er zijn geen taalkeuzemogelijkheden en ook verder zijn er geen verwijzingen naar Nederland.

 “4.12. De volgende vraag is dan of Arrowtarget producten levert of verkoopt in Nederland. Glaxo heeft bewijsgaringen doen verrichten door een deurwaarder die proces-verbaal heeft opgemaakt van een online aankoop van Seroflo op voornoemde website en de daaropvolgende levering te zijnen kantore. De rechtbank laat onbesproken of er wel reden was voor het doen van bedoelde bewijsgaringen – in beginsel dient daarvoor immers een voldoende verdenking van inbreuk te bestaan. Hoe dat ook zij, Glaxo heeft ter zitting desgevraagd niet kunnen aangeven of Arrowtarget, vóór het doen van de testaankoop hetzij daarna, generiek seretide in Nederland heeft geleverd. Onder die omstandigheden kan de eenmalige – op instigatie van de octrooihouder – levering door Arrowtarget aan de deurwaarder niet worden aangemerkt als een inbreukmakende levering.”

Ten slotte is volgens de rechtbank ook van dreiging van inbreuk niet gebleken. Beide gedaagden maken derhalve geen inbreuk op het octrooi van Glaxo. Glaxo wordt – ondanks haar verweer – in de volledige proceskosten veroordeeld (€ 25.345,35).

Lees het vonnis hier.

IEF 7297

Zoals zouten en esters

Rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht, 12 november 2008, AWB 07/3560 OCT95, Yeda Research and Development Ltd. tegen Octrooicentrum Nederland.

Octrooirecht. Bestuursrecht. Eiser maakt bezwaar tegen toegekend ABC en vraagt een ruimere productomschrijving. Het beroep wordt afgewezen. Geen uitzondering op de regel dat het begrip product restrictief moet worden uitgelegd. Beroep op HvJ EG in Farmitalia slaagt niet. In casu kan niet als vanzelfsprekend worden aangenomen dat de therapeutische werking gelijk blijft.

“In geschil is de omschrijving van het product waarvoor het ABC is verleend. Verweerder heeft eiseres een ABC verleend voor het product adalimumab. Eiseres wil -kort gezegd- een ruimere productomschrijving. Het ABC zou ook verleend moeten worden voor aan adalimumab therapeutisch gelijkwaardige stoffen.”

“6. Zoals de rechtbank in eerdere uitspraken (zie www.rechtspraak.nl LJN:BD6680 en LJN:BD9851) heeft overwogen, is, ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de Verordening en artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening, in onderlinge samenhang bezien, de omschrijving van de werkzame stof van het geneesmiddel in de handelsvergunning bepalend voor de vraag wat als product in de zin van de Verordening moet worden beschouwd. Dit is ook in overeenstemming met artikel 4 van de Verordening, waarin is bepaald dat de door het ABC verleende bescherming zich alleen uitstrekt tot het product waarvoor de handelsvergunning is afgegeven. 

In de door eiseres ingeroepen handelsvergunning is in het hoofdstuk Samenvatting van de productkenmerken onder het kopje kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling, als werkzame stof aangeduid: adalimumab. Tussen partijen staat vast dat adalimumab als werkzame stof in de handelsvergunning is opgenomen. 

Uit het vorenstaande volgt dat verweerder adalimumab terecht heeft aangemerkt als het product waarvoor het gevraagde ABC kon worden verleend.

Het betoog van eiseres dat op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 september 1999, zaak C-392/97 (Farmitalia), aanleiding bestaat af te wijken van de strikte productomschrijving in de handelsvergunning, slaagt niet. In dit arrest heeft het Hof, bij wijze van uitzondering op de regel dat het begrip product restrictief moet worden uitgelegd, bepaald dat een ABC ook bescherming biedt voor specifieke afgeleiden van de werkzame stof, zoals zouten en esters. Niet in geschil was dat deze afgeleiden geen verandering brachten in de therapeutische werking van de stof. De therapeutische gelijkwaardigheid werd door het Hof als uitgangspunt genomen. Adalimumab is een humaan monoclonaal antilichaam, een eiwitmolecule bestaande uit een specifieke reeks van aminozuren. Een belangrijk verschil met een zout of een ester is dat bij een verandering in de reeks aminozuren, dus bij wijziging van het monoclonaal antilichaam, niet als vanzelfsprekend kan worden aangenomen dat de therapeutische werking gelijk blijft. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de stelling van verweerder dat de complexiteit van biologische moleculen dermate groot is dat een kleine verandering in de reeks aminozuren kan leiden tot een andere structuur en daarmee tot een andere werking. Dat wellicht in bepaalde specifieke omstandigheden wel een therapeutische gelijkwaardigheid kan worden aangenomen, zoals professor H. Schellekens stelt, doet daar niet aan af.

Hiermee is sprake van een wezenlijk andere situatie dan in de zaak Farmitalia aan de orde was zodat een vergelijking daarmee niet opgaat. Dit betekent dat verweerder ook hierom terecht geen aanleiding heeft gezien om bij de productomschrijving van het ABC af te wijken van de omschrijving van de werkzame stof in de handelsvergunning. Voor een verruiming van de productomschrijving adalimumab bestaat geen aanleiding.”

Lees de uitsprak hier.

IEF 7273

De doorontwikkelde pootmachine

Rechtbank ’s-Gravenhage, 13 oktober 2008, HA RK 08-631, ISA Groep Machinebouw B.V. & Hecam Engineering B.V. c.s. tegen Roboplug B.V. c.s.

Octrooirecht. Beschikking aangaande verzoek voorlopig deskundigenonderzoek. EP eiser m.b.t. een 'inrichting voor het plaatsen van plantenmateriaal op of in een bed'. Gestelde inbreuk door eiser middels de ROBOplug pootmachine. Verzoek wordt toegewezen (geen discretionaire bevoegdheid rechter), met andere eisen aangaande de vertrouwelijkheid van het deskundigenrapport.

Voorlopig deskundigenbericht: 4.1. De rechtbank stelt voorop dat de rechter ter zake van een verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Indien een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor een onderzoek door een deskundige, zal het verzoek moeten worden toegewezen. Dit is alleen anders indien zich feiten en omstandigheden voordoen die meebrengen dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen of dat het verzoek moet afstuiten op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld, bezwaar.

4.2. Voor zover B c.s. heeft willen betogen dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht niet ter zake dienend is, omdat de ROBOplug pootmachine niet onder de beschermingsomvang van de onder rechtsoverweging 2.1. en 2.2. genoemde octrooien valt, oordeelt de rechtbank dat een voorlopig deskundigenbericht mede er toe strekt om zekerheid te verkrijgen omtrent de voor het geschil tussen partijen relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te entameren. ISO Groep c.s. heeft ter zitting aangegeven dat zij het voorlopige deskundigenbericht wenst om haar proceskansen in een inbreukprocedure en/of een procedure wegens wanprestatie jegens B nader tegen het licht te kunnen houden. Daar komt nog bij dat de rechtbank niet zonder deskundige voorlichting zal kunnen beoordelen of sprake is van inbreuk en/of wanprestatie. Het thans verzochte voorlopige deskundigenbericht kan daaraan een bijdrage leveren. Het verzoek moet derhalve als ter zake dienend worden beschouwd.

4.3. Gesteld noch gebleken is dat het verzoek tot een voorlopig deskundigenbericht in strijd is met de goede procesorde, dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid dan wel dat er sprake is van zwaarwichtige redenen, zodat het verzoek voor toewijzing gereed ligt. Voor zover B zou bedoelen dat een zwaarwegende reden zou zijn gelegen in zijn wens de verdere technische ontwikkeling van de ROBOplug pootmachine vertrouwelijk te houden, zal de rechtbank daaraan tegemoet komen door de hierna onder het kopje ‘Vertrouwelijkheid’ te treffen regeling.

Vertrouwelijkheid: 4.6. De rechtbank heeft zich er rekenschap van gegeven dat de ROBOplug pootmachine een doorontwikkelde pootmachine met vertrouwelijke kenmerken is en ziet bijgevolg voldoende aanleiding te bepalen dat het deskundigenonderzoek door de deskundige zelfstandig zal worden verricht, dat verzoeksters, noch vertegenwoordigers van verzoeksters bij het deskundigenonderzoek tegenwoordig mogen zijn en dat de deskundige zijn voorlopig rapport uiterlijk vrijdag 19 december 2008 in handen van uitsluitend B zal stellen.

4.7. De rechtbank zal B in de gelegenheid stellen om, met tussenkomst van een advocaat, de rechtbank te verzoeken het rapport of delen daarvan, uitsluitend op de gemotiveerde grond dat door publicatie zonder meer onnodig vertrouwelijke gegevens worden geopenbaard, aan verzoeksters te onthouden. (…)”

Lees het vonnis hier.

IEF 7221

Dutch court overturns German court ruling

Nederlands nieuws via Minneapolis: “AGA Medical will appeal Dutch court’s ruling. A Dutch court ruled against AGA Medical Holdings Wednesday, finding that a competitor’s products do not infringe on the company’s patents. But AGA said Thursday it would appeal the decision.

AGA Medical, a Plymouth-based maker of devices for structural heart defects, sued Occlutech, a manufacturer of heart occlusion devices headquartered in Jena, Germany, for patent infringement in August 2006. The company claimed that Occlutech had infringed on one of its European patents for manufacturing intravascular occlusion devices.

A German court ruled in July 2007 that Occlutech had infringed on AGA Medical’s patents, but the patent court in The Hague, Netherlands, overturned that ruling.

Lees hier meer (Minneapolis / St. Paul Business Journal). Vonnis Rb Den Haag:  IEF 7214.  'Overturned' Duits vonnis hier. (LG Düsseldorf > 2007 > rolnr. 4b O 297/06 - Intravaskuläre Okklusionsvorrichtung).