Procesrecht  

IEF 11853

Verwijderen van server ongeclausuleerd en voldoende duidelijk

Hof 's-Hertogenbosch 9 oktober 2012, HD 200.097.067 (Lovin' Enterprises Inc. DBA Dreamgirl International tegen Benstout)

Uitspraak ingezonden door Rutger van Rompaey, QuestIE advocatuur.

Executievonnis. In de serie Dreamgirl/benstout-uitspraken. Benstout is bij KG-vonnis veroordeeld om auteursrechtinbreuk  op de rechten van Dreamgirl te staken. Het hof is van oordeel dat het gebod de foto's te verwijderen van de server ongeclausuleerd en voldoende duidelijk is en niet kan worden betwijfeld dat het op de server aanwezig hebben een inbreuk behelst. Het is door Benstout onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de foto's op de aparte database niet zichbaar zijn geweest voor het publiek. Het onderhavige executiegeschil heeft nog slechts betrekking op de vraag of Benstout heeft voldaan aan de reeds gegeven geboden, die op een in het Vonnis neergelegd oordeel omtrent auteursrechtelijke beschermwaardigheid en onrechtmatigheid zijn gebaseerd.

In citaten:

 

4.12. Naar het oordeel van het hof is het door de voorzieningenrechter geformuleerde gebod om de foto's als in r.o. 5.1 van het Vonnis omschreven van de server te verwijderen ongeclausuleerd en voldoende duidelijk, zodat - anders dan Benstout betoogt - in ernst niet kan worden betwijfeld dat het op de server aanwezig hebben van die foto's in beginsel een inbreuk op dit gebod behelst.

Het hof verwerpt het verweer van Benstout dat als doel van het vonnis slechts heeft te gelden dat Benstout de foto's van Dreamgirl niet meer mag tonen op zijn eigen website of in een andere webwinkel. (...) Zou de bedoeling van het Vonnis zo beperkt zijn als door Benstout bepleit, dan is immers niet in te zien waarom het Vonnis naast het gebod de foto's van de website te verwijderen een afzonderlijk

Het hof is overigens bovendien van oordeel dat Benstout onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de foto's op de aparte database niet zichbaar zijn geweest voor het publiek. Benstout heeft immers erkend dat 'mijn webwinkel' en link bevatte waardoor de foto's nog wel voor het publiek zichbaar waren, terwijl ook uit de door Dreamgirl c.s. overlegde processen-verbaal blijkt dat de foto's gedurende de daarin vermelde dagen voor de deurwaarder zichtbaar zijn geweest. Dat daartoe een specifieke link moest worden gebruikt doet daaraan niet af, nog daargelaten de - met stukken onderbouwde - stellingen van Dreamgirl dat de foto's ook zonder die link, via Google konden worden gevonden. Onbetwist is voorts dat Benstout de server niet aan beperkingen (zoals een bepaalde toegangscode) heeft onderworpen, zodat voorshands wordt aangenomen dat de foto's via de servers raadpleegbaar waren.

4.14 Het hof verwerpt het betoog van Benstout (...) dat de foto's van Dreamgirl c.s. geen auteursrechtelijk bescherming verdienen. Aan de executierechter ligt immers deze vraag niet ter beoordeling voor. Het onderhavige executiegeschil heeft nog slechts betrekking op de vraag of Benstout heeft voldaan aan de reeds gegeven geboden, die op een in het Vonnis neergelegd oordeel omtrent auteursrechtelijke beschermwaardigheid en onrechtmatigheid zijn gebaseerd.

IEF 11851

Kans dat er bescheiden zijn opgemaakt

Rechtbank Arnhem 26 september 2012, LJN BX9535 (verweerder tegen HDS groep B.V.)

Als randvermelding, Procesrecht. Incident 843a Rv. In navolging van "bepaalde bescheiden, niet strikt naar de letter" [IEF 11685]

Vordering in incident ex art. 843a Rv afgewezen omdat geen sprake is van "bepaalde bescheiden" en ook niet van "bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin HDS partij is" in de zin van art. 843a Rv. Hooguit is er de kans dat er bescheiden zijn opgemaakt. Vordering in vrijwaringsincident toegewezen.

2.7. Er is dus geen sprake van “bepaalde bescheiden” in de zin van art. 843a Rv, hooguit van de kans dat er bescheiden zijn opgemaakt in het kader van het onder 2.6 bedoelde overleg. Reeds daarom moet naar het oordeel van de rechtbank de incidentele vordering op dit onderdeel worden afgewezen.

 

2.8.  Hier komt nog het volgende bij. In de loop van de onderhavige procedure kan de exacte inhoud van de overeenstemming tussen [verweerder] en Univé een rol gaan spelen, maar naar het oordeel van de rechtbank is er bij die overeenstemming geen sprake van “bescheiden (…) aangaande een rechtsbetrekking waarin (HDS Groep of haar) rechtsvoorgangers partij zijn” in de zin van art. 843a Rv.

IEF 11818

Afwijzing inzage emailcorrespondentie

Hof Amsterdam 20 december 2011, LJN BX6073 (Stichting Radio Nederland Wereldomroep tegen GMDS Administratie)

Als randvermelding. Bewijsrecht in het mediarecht. In navolging van IEF 9862.

Wijze bewijslevering. Afgewezen verzoeken om de wederpartij (GMBS) te bevelen bescheiden in het geding te brengen als aanknopingspunten voor bewijslevering. De emailcorrespondentie tussen GMBS en een derde mag niet worden ingezien ter ondersteuning van de bewijslevering van RNW.

In het tussenarrest van 24 mei 2011 (IEF 9862) heeft het hof overwogen dat het RNW c.s. zal toelaten tot het bewijs van hun stelling dat er op of omstreeks 20/21 februari 2008 een uitval van de glasvezelverbinding heeft plaatsgevonden die ten minste ongeveer 24 uur heeft geduurd en dat GMDS daarvan destijds op de hoogte was. Het Hof heeft RNW c.s. in de gelegenheid zich uit te laten over de wijze waarop zij dat bewijs wensen te leveren.
 
Met een beroep op artt. 21, 22, 162 en 843a Rv hebben RNW c.s. het hof verzocht ten behoeve van de bewijslevering te bevelen dat GMDS alle e-mailcorrespondentie in het geding brengt die gevoerd is tussen GDMS en Euro World Network en Home2US Communications c.s. over de glasvezelverbinding in de periode vanaf 6 februari 2008 tot 10 maart 2008.
Het hof ziet noch in de omstandigheid dat RNW c.s. menen in bewijsnood te verkeren, noch in de omstandigheid dat GMDS mogelijk gemakkelijker toegang tot deze correspondentie kan verkrijgen dan RNW c.s., aanleiding van die bevoegdheid gebruik te maken.

 

2.6 Voorzover RNW c.s. het hof heeft willen verzoeken te bevelen dat GMDS meewerkt aan technisch onderzoek aan de computer van Weeda, wordt ook dat verzoek afgewezen. Ook hiervoor geldt dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder die medewerking is gewaarborgd, nu niets is gesteld of gebleken ten betoge van het tegendeel.

2.7 Bewijs kan worden geleverd door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt. Voorzover RNW c.s. om een bewijsprognose heeft verzocht, wordt dat verzoek afgewezen, reeds omdat het hof die niet mag geven.

2.8 Het hof zal RNW c.s. thans de bij tussenarrest aangekondigde bewijsopdracht verstrekken. In de omstandigheid dat RNW c.s. heeft medegedeeld waarschijnlijk geen volledig sluitend bewijs te zullen kunnen leveren, ziet het hof geen aanleiding om de bewijsopdracht niet te verstrekken.

Het hof

laat RNW c.s. toe te bewijzen dat er op of omstreeks 20/21 februari 2008 een uitval van de glasvezelverbinding heeft plaatsgevonden die ten minste ongeveer 24 uur heeft geduurd en dat GMDS daarvan destijds op de hoogte was;
bepaalt dat, indien RNW c.s. daartoe getuigen wil voorbrengen, het getuigenverhoor zal worden gehouden in het Paleis van Justitie van dit hof ten overstaan van mr. G.C.C. Lewin, daartoe als raadsheer-commissaris aangewezen, op het adres Prinsengracht 436 te Amsterdam;
bepaalt dat de advocaat van RNW c.s. uiterlijk op 10 januari 2012 schriftelijk en onder opgave van verhinderdata van alle betrokkenen in de maanden februari tot en met mei 2012 aan het enquêtebureau van het hof dient te verzoeken dag en uur te bepalen;
IEF 11816

Geen hogere voorziening tegen vonnis exclusief relatieve bevoegdheid

Hof Arnhem 11 september 2012, LJN BX8860 (Bora Borgh Beheer B.V. en Shotblastsupport tegen Kaltenbach Shotblast and Painting Systems)

Art. 110 Rv. In navolging van IEF 10463, waarin werd beslist in het bevoegdheidsincident geoordeeld dat de rechtbank ’s-Gravenhage exclusief relatief bevoegd is kennis te nemen van het geschil. Onder meer was gevorderd merkenrecht verbod, handelsnaam/domeinnaam gebruiken en het voeren van reclame. Het hoger beroep betreft uitsluitend de kostenveroordeling. Volgens Bora c.s. had de rechtbank Kaltenbach moeten veroordelen in de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv, zoals door Bora c.s. was gevorderd en met een kostenspecificatie was onderbouwd. Kaltenbach heeft verweer gevoerd. Tegen een vonnis waarin de rechtbank zich relatief onbevoegd heeft verklaard staat geen hogere voorziening open (110 lid 3 Rv).

3.6  Het hof overweegt als volgt. Het vonnis waarvan beroep is een vonnis waarin de rechtbank zich relatief onbevoegd heeft verklaard en de zaak heeft verwezen naar een andere rechter. Ingevolge artikel 110 lid 3 Rv is tegen een zodanig vonnis geen hogere voorziening toegelaten. De enkele omstandigheid dat de rechtbank in het vonnis een proceskostenveroordeling heeft uitgesproken en het hoger beroep zich uitsluitend tegen die kostenbeslissing richt, maakt dit nog niet anders (vgl. HR 6 februari 2004, LJN AL7065).

 

De beoordeling van de kostenbeslissing in hoger beroep zal immers in de regel een (her)beoordeling van de beslissing over de toe- of afwijzing van de incidentele vordering vergen. Die beoordeling is ingevolge artikel 110 lid 3 Rv nu juist van (tussentijds) hoger beroep uitgesloten. Dat, zoals in deze zaak, uitsluitend de hoogte van de kostenveroordeling wordt bestreden met de klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten artikel 1019h Rv toe te passen, is geen grond om in afwijking van artikel 110 lid 3 Rv toch hoger beroep toe te staan. De rechter naar wie wordt verwezen kan, zo artikel 1019h Rv dit vergt, de in het incident reeds toegewezen kosten aanvullen. Daarmee is de werking van het gemeenschapsrecht voldoende gewaarborgd, zonder dat afbreuk hoeft te worden gedaan aan de door artikel 110 lid 3 Rv beoogde snelle beslechting van geschillen omtrent de relatieve bevoegdheid.

IEF 11809

Aanschaffen van spijkerbroeken kan zich in Nederland voordoen

Conclusie A-G HR 28 september 2012, nr. 11/03520 (H&M c.s. tegen G-Star)

Uitspraak ingezonden door Moïra Truijens, Antoon Quaedvlieg en Gregor Vos, Klos Morel Vos & Schaap.

Na IEF 9564 en IEF 8120 (Klik op afbeelding voor vergroting, links voor- en achterkant Elwood, rechts H&M). Auteursrecht. Dreigende inbreuk via website. Aanschaffen van spijkerbroeken kan zich in Nederland voordoen.

Deze zaak betreft (dreigende) inbreuk in Nederland, mede via een website, op het aan G-Star toekomende auteursrecht op bepaalde spijkerbroeken, in welk verband onder andere de vraag rijst of de Nederlandse rechter internationale bevoegdheid toekomt op grond van art. 5 sub 3 EEX-Verordening. De A-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep.

De eerste klacht [wie verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanbod en verkopen op de website] is een feitelijke en die van belang is ter vaststelling van de internationale bevoegdheid ex 5 sub 3 EEX-Vo.

De tweede klacht [niet duidelijk volgens de A-G] gaat over dat de spijkerbroeken (nog) niet via de website worden aangeboden, maar er is, aldus het hof, wel sprake van een dreiging van inbreuk op het auteursrecht, omdat alle kleding in de H&M-winkels aangeboden ook op de website zal worden aangeboden.

De derde klacht [bij dreigende inbreuk moet er sprake zijn van zeer reële dreigende schade] faalt, onder vermelding van hetgeen onder de tweede klacht is gezegd.

De vierde klacht [H&M AB is niet bij de inbreukkwestie betrokken] faalt, omdat H&M AB eigenaar is van de website en omdat zij degene is die de verkopen via de website verricht. Het volgt eveneens uit de privacy en veiligheid-pagina's.

De vijfde klacht [aansluiting zoeken bij oordeel van de bodemrechter is een misslag] faalt, omdat miskend wordt dat de bodemrechter het schadebrengende feit - het kunnen aanschaffen van die spijkerbroeken - in Nederland kan voordoen, aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd.
 

IEF 11804

Een ingesleten patroon bij advocaten en rechters

Hof 's-Hertogenbosch 11 september 2012, LJN BX8701 (Art & Allposters International tegen Stichting Pictoright)

Mede ingezonden door Peter Claassen en Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD.

In navolging van IEF 10737 (dit hof) en IEF 9106. Auteursrecht. Pictoright. Persoonlijkheidsrechten. Uitputtingsleer. 12b Aw. Nieuwe exploitatiemogelijkheid. Middels een chemisch procedé worden afbeeldingen van o.a. de kunstenaars Matisse, Picasso, Miro van een poster (waarvoor licentie) overgezet op een canvasdrager. Het Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van een nieuwe exploitatiemogelijkheid en dus een inbreuk op auteursrechten.

‘Onmogelijkheid’ in de zin van art. 611d lid 1 Rv; Is het mogelijk om aan de veroordeling om een door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave te verstrekken te voldoen? De voormelde veroordeling behelst volgens Allposters een zeer omvangrijke en complexe opdracht waaraan binnen een zeer korte tijd voldaan moet worden en waarbij zij afhankelijk is van de medewerking van derden, te weten registeraccountants. Zowel Deloitte als Ernst & Young hebben de opdracht van Allposters geweigerd. Het probleem met de uitvoering was (eigenlijk uitsluitend) gelegen in het woord “gecontroleerd”. In de accountancy-wereld is dit een zware term waarbij een bijzonder hoge mate van zekerheid/assurance verlangd wordt; een mate van zekerheid waarvan de accountants hebben gezegd dat zij dat in dit geval niet kunnen bieden.

Ambthalve is het hof bekend met een opgave vordering in het IE als hier is toegewezen. Het instellen en het toewijzen van de vordering zou kunnen berusten op een ingesleten patroon bij advocaten en rechters. Het hof kan niet uitsluiten dat in verband met gewijzigde regelgeving en/of gedragscodes of protocollen in de branche van registeraccountants een dergelijke vordering thans niet meer aansluit bij de huidige praktijk in deze branche. Om dit te kunnen beoordelen heeft het hof behoefte aan voorlichting door een deskundige. Het hof acht een registeraccountant daartoe de meest aangewezen persoon.

6.4. Allposters heeft aan deze vordering onder meer ten grondslag gelegd dat (in ieder geval op dit moment) sprake is van een onmogelijkheid om te voldoen aan de hiervoor opgenomen veroordeling tot het verstrekken van een door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave. De voormelde veroordeling behelst volgens Allposters een zeer omvangrijke en complexe opdracht waaraan binnen een zeer korte tijd voldaan moet worden en waarbij zij afhankelijk is van de medewerking van derden, te weten registeraccountants. Zowel Deloitte als Ernst & Young hebben de opdracht van Allposters geweigerd, waardoor het niet zinvol was een andere registeraccountant in te schakelen, aldus Allposters. Daarnaast stelt Allposters dat zij ook al vanaf de eerste aanleg telkens te kennen heeft gegeven dat de door Pictoright gevorderde wijze van rekening en verantwoording en de daaraan gekoppelde termijn niet haalbaar zouden zijn. Hieruit blijkt volgens Allposters dat zij zichzelf welbewust in een positie heeft willen brengen dat zij kon voldoen aan een mogelijke veroordeling tot rekening en verantwoording. Allposters stelt dat zij alle zorgvuldigheid en inspanning heeft betracht die in redelijkheid van haar verlangd mag worden om te voldoen aan genoemde veroordeling, maar dat dit door de weigering van voornoemde registeraccountants (nog) niet mogelijk is. Daardoor is er volgens Allposters sprake van (tijdelijke) onmogelijkheid in de zin van art. 611d Rv, die maakt dat er reden is voor opheffing, opschorting of vermindering van de dwangsom.

6.7.3. Allposters heeft aan de hand van brieven van Deloitte en Ernst & Young en een opinie van [registeraccountant A] (producties 6, 8, 9, 10 en 12) haar stelling onderbouwd dat een door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave van de gevraagde gegevens te verstrekken onmogelijk is, omdat registeraccountants niet bereid zijn een controleverklaring met de daarbij behorende redelijke mate van zekerheid af te geven. Pictoright betwist gemotiveerd dat sprake is van ‘onmogelijkheid’ in de zin van art. 611d Rv en voert daarbij onder meer aan dat de veroordeling sub III van het arrest van 3 januari 2012 van dit hof gebruikelijk is en regelmatig wordt toegewezen.

6.7.4. Het is het hof ambtshalve bekend dat een vordering tot het verstrekken van een door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave in intellectuele eigendomszaken gebruikelijk is, als ook dat het gebruikelijk is dat een dergelijke vordering bij een geconstateerde inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht wordt toegewezen. Dat laat onverlet dat het instellen van een dergelijke vordering, evenals de toewijzing daarvan, zou kunnen berusten op een ingesleten patroon bij advocaten en rechters. Het hof kan niet uitsluiten dat in verband met gewijzigde regelgeving en/of gedragscodes of protocollen in de branche van registeraccountants een dergelijke vordering thans niet meer aansluit bij de huidige praktijk in deze branche. Om dit te kunnen beoordelen heeft het hof behoefte aan voorlichting door een deskundige. Het hof acht een registeraccountant daartoe de meest aangewezen persoon.

IEF 11780

Arresten over de volledige proceskostenveroordeling in IE-zaken

C.J.S. Vrendenbarg, Arresten over de volledige proceskostenveroordeling in IE-zaken - Korte bespreking van arresten van de Hoge Raad en het Europese Hof van Justitie over artikel 1019h Rv / 14 Handhavingsrichtlijn, IEF 11780.

Een bijdrage van Charlotte Vrendenbarg, sectie IE, Universiteit Leiden.

Inhoudsopgave:
1. Desgevorderd
2. 2. Tijdige opgave en specificatie
3. Niet betwiste kosten worden toegewezen
4. Proceskosten in cassatie
5. De overeengekomen proceskostenvergoeding
6. 1019h Rv ook in exequaturprocedures
7. Geen (dreigende) inbreuk, wel 1019h Rv
8. Vordering gericht tegen de rechthebbende: 1019h Rv van toepassing
9. Prejudiciële vraag over het toepassingsbereik van artikel 14 Handhavingsrichtlijn

In het arrest van 21 september 2012 in de zaak ACI c.s./Stichting De Thuiskopie (HR 21 september 2012, LJN: BW5879 (ACI c.s./Stichting De Thuiskopie) met conclusie A-G Huydecoper) heeft de Hoge Raad alsnog prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over (onder meer) het toepassingsbereik van de Handhavingsrichtlijn. In deze zaak kwam (onder andere) de vraag aan de orde of artikel 14 Handhavingsrichtlijn c.q. 1019h Rv van toepassing is in een geding waarin betalingsplichtigen met betrekking tot de thuiskopieheffing een verklaring voor recht vragen ten laste van Stichting De Thuiskopie, gericht op de vaststelling van de omvang van die heffing. De Hoge Raad overweegt in r.o. 5.5. dat de aanspraken van Stichting De Thuiskopie die de inzet van het geding vormen, niet lijken voort te vloeien uit ‘inbreuken op intellectueleeigendomsrechten’ als bedoeld in artikel 2 lid 1 Handhavingsrichtlijn. De Hoge Raad sluit echter niet uit dat de handhaving van de aanspraken van Stichting De Thuiskopie mogelijk wel kan worden bestempeld als een vorm van handhaving van IE-rechten. Daarnaast overweegt de Hoge Raad dat de vraag of i.c. (toch) sprake kan zijn van handhaving tegen inbreuk, afhankelijk is van het antwoord op de overige prejudiciële vragen, die zich als volgt laten samenvatten: (i) laat de Auteursrechtrichtlijn het kopiëren uit illegale bron wel of niet toe en (ii), indien kopiëren uit illegale bron niet is toegestaan volgens de Auteursrechtrichtlijn, mag door de wet een vergoeding worden opgelegd voor thuiskopieën uit illegale bron, zolang er geen mogelijkheden zijn om illegaal thuiskopiëren tegen te gaan? (Zie tevens het persbericht van de Hoge Raad d.d. 21 september 2012 op rechtspraak.nl.)

Een uitspraak van het Europese Hof van Justitie over artikel 14 Handhavingsrichtlijn kan eindelijk duidelijkheid scheppen over het wat moet worden verstaan onder ‘handhaving’ en het toepassingsbereik van de richtlijn(bepaling).

IEF 11778

De ‘sleutel’ overhandigen ter ontsleuteling van de USB-stick

Rechtbank 's-Gravenhage 19 september 2012, LJN BX8147, zaaknr. 404974 / HA ZA 11-2534 (VG Beheer en Benefits-Plaza B.V. tegen EBenefits)

Eerder gepubliceerd als IT 878. In navolging van IT 437, IT 762 en IEF 11444.

Auteursrecht. Software. Overdracht van intellectuele rechten. 843 Rv. Inzage en benoeming van één SGOA-deskundige. Tussenvonnis.

Partijen hebben zich niet uitgelaten over het voornemen van de rechtbank één deskundige op het gebied van automatisering te benoemen die door de SGOA is benoemd. Partijen hebben zich ook niet uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige. ARNO VAN VEEN, verbonden aan de Stichting Geschillenoplossing Automatisering wordt als deskundige benoemt. En voor zover de thans aan de deskundige te overhandigen USB-stick wederom versleuteld is, dient VGB bij de USB-stick tevens de ‘sleutel’ te overhandigen ter ontsleuteling van de USB-stick.

2.23. (..) Bij een eerder onderzoek door een deskundige van SGOA naar de inhoud van de betreffende USB-stick bleek de aan die deskundige overhandigde USB-stick versleuteld te zijn en dus voor die deskundige niet toegankelijk. Voor zover de thans aan de deskundige te overhandigen USB-stick wederom versleuteld is, dient VGB bij de USB-stick tevens de ‘sleutel’ te overhandigen ter ontsleuteling van de USB-stick. Indien VGB niet over de betreffende sleutel beschikt, dient zij de rechtbank hieromtrent te informeren en zal de rechtbank de sleutel aan eBenefits verzoeken. Als eBenefits over de sleutel beschikt, dan zal zij in het kader van haar medewerkingsplicht die sleutel via de rechtbank aan de deskundige dienen te overhandigen. Daarnaast kan de deskundige zijn onderzoek (ook) baseren op de (gegevens omtrent de) software die zich bevindt in de beslagen documentatie als bedoeld in de vraagstelling opgenomen in de beslissing.

Zie een afschrift hier HA ZA 11-2534, LJN BX8147.

IEF 11777

Gratis weggeven aan particulieren is economisch gebruik

Vzr. Rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie: Lelystad, 13 september 2012, LJN BX7995 (TKS S.A. tegen M. Petiet (opgeheven eenmanszaak BAM BAM))

Merkenrecht. Douanerecht. Auteursrecht. Invoer van namaak. TKS produceert en verhandelt horloges en is houdster van het beeldmerk ICE-WATCH. Op 20 juli 2012 heeft de Nederlandse Douane (Douane) een zending van ±805 horloges tegengehouden. De horloges zijn voorzien van het merkteken ICE-WATCH. De zending, afkomstig uit China, was bestemd voor Petiet (opgeheven eenmanszaak BAM BAM).

De door gedaagde bestelde en door de Nederlandse Douane tegengehouden horloges maken inbreuk op het (beeld)merkrecht en auteursrecht van eiseres. Gelet op het onvoldoende gemotiveerde verweer van gedaagde, wordt eiseres vooralsnog gevolgd in haar standpunt dat zij een voldoende oorspronkelijke invulling heeft gegeven aan een reeds bestaand model. Dat een rechter in België daar anders over heeft beslist, doet daar niet aan af. Deze uitspraak is niet in het geding gebracht. Er is volstaan met enkele uitdraaien van internetsites die (summier) over de uitspraak berichten.

Merkenrecht:
4.8. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het door Petiet gestelde gratis weggeven van de inbreukmakende horloges aan particulieren tijdens de voorverkoop van vuurwerk moet worden aangemerkt als gebruik in het economisch verkeer als bedoeld in artikel 20 lid i sub a en sub c BVIE. Volgens Petiet heeft dit soort (promotie)acties er toe geleid dat zijn omzet in drie jaar tijd verdrievoudigd is. De inbreukmakende horloges waren dan ook bestemd voor gebruik in het kader van een handelsactiviteit waarmee economisch voordeel wordt behaald.

Auteursrecht:
4.11.  Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat TKS met voormelde wijze van vormgeving een oorspronkelijke invulling heeft gegeven aan het Rolex model, zodat de in het geding zijnde horloges van TKS het resultaat zijn van een intellectuele schepping en in zoverre auteursrechtelijk beschermd zijn. Dat de rechtbank te Luik (België) daar anders over geoordeeld heeft, zoals door Petiet ter zitting naar voren is gebracht, doet daar niet aan af. Een Nederlandse rechter is niet gebonden aan deze beslissing van zijn Belgische collega en het vonnis is niet overgelegd. Petiet heeft slechts volstaan met enkele uitdraaien van internetsites die (summier) berichten over deze uitspraak.

4.12.  Niet in geschil is dat Petiet, na ontvangst van de horloges, de horloges daadwerkelijk aan zijn klanten zou verstrekken. Dit betekent dat er sprake is van een (dreigende) inbreuk op de auteursrechten van TKS ten aanzien van horloges uit de lijn Sili Forever.

4.13.  Het verweer van Petiet tegen voormelde schending van het auteursrecht op grond dat hij TADA horloges heeft besteld en dat er abusievelijk ICE-WATCH horloges zijn ontvangen wordt verworpen. (...)

4.14.  TKS heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij actief optreedt tegen vermeende inbreukmakende handelingen gepleegd door derden. Dat TKS daadwerkelijk actief optreedt, blijkt bijvoorbeeld ook uit de door Petiet zelf aangehaalde procedure in België. Bovendien heeft TKS meegedeeld dat zij de door Petiet aangedragen voorbeelden van gelijksoortige horloges als in deze procedure aan de orde, zal bestuderen en er waar nodig ook tegen zal optreden (bijvoorbeeld tegen het door Transavia aangeboden horloge van het merk OOZOO).
Dictum:
De voorzieningenrechter

5.1.  verbiedt Petiet met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis om binnen de Benelux inbreuk te maken op het onder nummer 0911764 ingeschreven Benelux beeldmerk, met name door het invoeren of aanbieden van horloges die zonder toestemming van TKS voorzien zijn van het ICE-WATCH merkteken,

5.2.  verbiedt Petiet met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis om inbreuk te maken op de auteursrechten van TKS, met name door het zonder toestemming van TKS (doen) verveelvoudigen en openbaar maken van horloges uit de lijn Sili Forever.

5.3.  beveelt Petiet om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan de advocaten van TKS schriftelijk juiste en volledige opgave te doen van:
-  de volledige naam en adresgegevens van zijn leverancier(s) en afnemers van namaak ICE-WATCH horloges en van de hem eventueel bekende andere partijen die inbreuk maken op de merk- en/of auteursrechten van TKS;
-  het totale aantal door hem ingekochte, bestelde, ontvangen en in voorraad gehouden horloges die inbreuk maken op de merk- en/of auteursrechten van TKS, met opgave van inkoopprijzen en inkoopdata, zulks gestaafd door middel van goed leesbare afschriften van alle orders, orderbevestigingen, facturen en andere inkoopbescheiden,

5.4.  beveelt Petiet om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis:
-  alle overige producten die inbreuk maken op de ten processe bepaalde merk- en/of auteursrechten van TKS, die door of ten behoeve van hem, op voorraad dan wel in bewaring worden gehouden, op eigen kosten te (laten) vernietigen, onder toezicht van de onder r.o. 4.17 bedoelde curator, die daarvan (telkens) een schriftelijk verslag zal opmaken; en
-  schriftelijk bewijs (of bewijzen) van de vernietiging(en) binnen dezelfde termijn toe te zenden aan de advocaten van TKS,

5.5.  veroordeelt Petiet om aan TKS een dwangsom te betalen van € 5.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan voormelde bevelen en veroordelingen voldoet,

IEF 11774

Verrekening dwangsommen met royalty-vergoeding

Vzr. Rechtbank Amsterdam 14 september 2012, zaaknr. 524143 / KG ZA 12-1153 HJ/NLA (Emryss B.V. tegen X) hersteld

Uitspraak ingezonden door Keetje IJff, IJff advocaten.

Executie-kort geding na IEF 11632 (HandelsRb Namen, België), IEF 10164 (Rb Amsterdam). Verrekening dwangsommen met royalty-vergoeding uit boekpublicaties. Emryss vordert opheffing van het executoriaal beslag op roerende zaken, betaling van €100.000 aan verbeurde dwangsommen en verrekening met de royaltyvergoeding. Bij verkoop van beslagen zaken, die is door X aangezegd, kan Emryss haar  bedrijfsvoering  niet meer voortzetten.

Nu over de verbeurte van dwangsommen door X in de bodemprocedure is beslist, maar dit niet heeft geleid tot opheffing van de beslagen, vordert Emryss de betaling van €100.000 aan de verbeurde dwangsommen. Het beroep van Emryss op opschorting in verband met een tegenvordering wordt, zo begrijpt de voorzieningenrechter, succevol omgezet in een beroep op verrekening van de door X verbeurde dwangsommen met de royalty-aanspraken van X. De wederzijdse vorderingen gaan hierdoor teniet. Aangezien grond voor de vordering waarvoor X het executoriaal beslag op de roerende zaken van Emryss heeft doen leggen door verrekening teniet is gegaan, heft de voorzieningenrechter het beslag op.

4.7. (...) Nu X aan het kort gedingvonnis van 8 september 2011 aanspraak ontleent op betaling van royalties en door Emryss onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de hoogte van deze aanspraak correspondeert met een ander bedrag - laat staan welk ander bedrag - dan EUR 23.165,61 waarvoor X het executoriaal beslag op de roerende zaken van Emryss heeft doen leggen, zoals hiervoor weergegeven onder 2.4, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de wederzijdse vorderingen teniet gaan tot een bedrag van EUR 23.165,61. Nu inmiddels is gebleken dat uit het bankbeslag een bedrag van EUR 2.613,99 aan de deurwaarder is overgemaakt, neemt de voorzieningenrechter aan dat dit bedrag aan X zal worden doorbetaald, zodat dit op zijn royaltyvordering in mindering moet worden gebracht; per saldo bedrag deze EUR 20.511,62.

4.8. (...) Een mogelijk restitutierisico op dit punt dient gezien het feit dat X door zijn eigen gedragingen over zich heeft afgeroepen dat dwangsommen verbeurd werden, voor rekening van X zelfs te blijven. Reeds om diezelfde reden gaat een beroep  op matiging van dwangsommen niet op. Voor het onthouden van een uitvoerbaar  bij voorraadverklaring aan de veroordeling is onvoldoende reden.

4.9. Aangezien de vordering waarvoor X het executoriaal beslag op de roerende zaken van Emryss heeft doen leggen door verrekening teniet is gegaan, is er voor deze beslaglegging geen grond meer. De voorzieningenrechter zal het beslag dan ook opheffen.