DOSSIERS
Alle dossiers

Executiegeschil  

IEF 17042

Uitspraak ingezonden door Martha Visser, Bergh Stoop & Sanders.

Artikel 1019h Rv ook voor quasi-exequaturprocedure van erkenning en tenuitvoerlegging van Moldavisch vonnis

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 aug 2017, IEF 17042; ECLI:NL:RBZWB:2017:5251 (elektrotechnische ingenieursboeken), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/artikel-1019h-rv-ook-voor-quasi-exequaturprocedure-van-erkenning-en-tenuitvoerlegging-van-moldavisch

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 16 augustus 2017, IEF 17042; ECLI:NL:RBZWB:2017:5251 (auteur elektrotechnische ingenieursboeken tegen Occident en Livreria) Handhaving. Executie. Proceskosten. X is gepensioneerde elektrotechnische ingenieur woonachtig in Moldavië en heeft diverse boeken geschreven op het gebied van elektronica.  Livreria c.s. exploiteert een online boekhandel waarin drie van zijn boeken te koop waren. De rechtbank in Moldavië heeft een verstekvonnis tegen Livreria gewezen. X vordert erkenning en tenuitvoerlegging van het Moldavische vonnis. Twee omstandigheden - zowel het betekenen van het verstekvonnis nadat dit reeds onherroepelijk was geworden, als het wijzigen van dit vonnis zonder de wederpartij in kennis te stellen of te horen, vormen een schending van beginselen van behoorlijk procesrecht, e.g. hoor en wederhoor. Het Moldavische vonnisvoldoet dan niet aan de voorwaarden voor erkenning en tenuitvoerlegging ex 431 lid 2 Rv. Onder het bereik van artikel 1019h Rv valt ook een quasi-exequaturprocedure als de onderhavige, waarin wordt verzocht om erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die in een ander land is gegeven in het kader van een procedure tot handhaving van een intellectueel eigendomsrecht.

IEF 17019

Uitspraak ingezonden door Diederik Stols en Ron Lamme, Boekx.

Geen staking executie, wel verdubbeling maximum dwangom Zoom.in

Rechtbank Amsterdam 4 aug 2017, IEF 17019; (Zoom.in tegen Music Nations Network), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-staking-executie-wel-verdubbeling-maximum-dwangom-zoom-in

Vzr. Rechtbank Amsterdam 4 augustus 2017 en Rechtbank Amsterdam 11 juli 2017, IEF 17019 (Zoom.in tegen Music Nations Network) Auteursrecht. Executie vonnis. In een voorafgaand executiegeschil is op 11 juli 2017 bepaald dat Music Nations de executie moet schorsen, voor zover het de inning van dwangsommen betrof. Zoom.in komt met een nieuw executiegeschil op tegen de vonnissen in kort geding van l juni 2017 [IEF 16857] en 11 juli 2017 [IEF 16950]. Zoom.in vordert zonder succes de staking van de executie van het vonnis van 1 juni. In reconventie vordert MN met succes betaling van achterstallige reclame-inkomsten van USD 394.580,13. De voorzieningenrechter verhoogt het maximum van de opgelegde dwangsom van €500.000 naar €1 miljoen, omdat Zoom.in voldoende van onwil is om aan de veroordeling te voldoen.

IEF 16950

Music Nations mag executie voortzetten, m.u.v. de inning van dwangsommen betreffende de rollup tool

Rechtbank Amsterdam 11 jul 2017, IEF 16950; ECLI:NL:RBAMS:2017:5020 (Zoom.In tegen Music Nations Network), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/music-nations-mag-executie-voortzetten-m-u-v-de-inning-van-dwangsommen-betreffende-de-rollup-tool

Vzr. Rechtbank Amsterdam 11 juli 2017, IEF 16950; ECLI:NL:RBAMS:2017:5020 (Zoom.In tegen Music Nations Network) Contractenrecht. Procesrecht. Zie eerder [IEF 16857]. Zoom.in heeft spoedappel tegen het vonnis aangetekend en vordert MN te gebieden de executie van het vonnis ter zake van punten 7.1 - 7.3 te staken, totdat in hoger beroep is beslist. Nu Zoom.in in de onmogelijkheid verkeerde de rollup tool te activeren, zal die dwangsom worden opgeschort totdat in hoger beroep is beslist. Voor zover niet aan het vonnis is voldaan, dient tot uitgangspunt dat voor schorsing van tenuitvoerlegging slechts plaats is, indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om hier in afwachting van de uitslag van het hoger beroep tot over te gaan, bijvoorbeeld indien het vonnis berust op een juridische of feitelijke misslag. Over de juistheid van het vonnis kan worden getwist, wat in hoger beroep zal gebeuren. Er is echter geen sprake van een dergelijke misslag. Nu MN ook niet anderszins misbruik van bevoegdheid maakt door het eerdere vonnis te executeren, zal de vordering om de executie te schorsen worden afgewezen. MN mag de executie dus voortzetten, op één deelaspect na, de inning van dwangsommen ter zake van het niet ter beschikking stellen van de rollup tool.

IEF 16781

Uitspraak ingezonden door Eelco Bergsma, Wim Maas, Judith Krens, Taylor Wessing.

Monsters blijken nagenoeg identiek, maar geen vereenzelviging van de vennootschappen

Rechtbank Den Haag 11 mei 2017, IEF 16781; ECLI:NL:RBDHA:2017:4979 (Ventraco Chemie tegen Van Weezenbeek), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/monsters-blijken-nagenoeg-identiek-maar-geen-vereenzelviging-van-de-vennootschappen

Vzr. Rechtbank Den Haag 11 mei 2017, IEF 16781 (Ventraco Chemie tegen Van Weezenbeek) Octrooirecht. Geen executie vonnis bodemprocedure [IEF 16155] waarin Ventraco wordt verboden inbreuk te maken op EP 415 met het product RheoFalt HP-EM. Wel inzage in beslagen. Uit een online folder blijkt dat het product RheoFalt-AM wordt aangeboden. Er wordt verlof verleend voor het leggen van bewijsbeslag, monsterneming en beschrijving. Na analyse blijkt dat de EM- en AM-monsters nagenoeg identiek zijn en niet een beweerde andere samenstelling heeft. Een aanzeggingsexploot wordt betekend en Ventraco vordert schorsing van de executie. Er is geen sprake van vereenzelviging in vennootschappelijk opzicht: er is onvoldoende aangevoerd dat misbruik is gemaakt van het identiteitsverschil tussen Ventraco en VIC door VIC de RheoFalt HP-AM te laten verhandelen om zodoende onder het inbreuk verbod uit te komen. Executiemaatregelen zijn op deze gronden, onrechtmatig. Aan de lagere maatstaf 'een redelijk vermoeden van inbreuk' wordt voldaan en VWS vordert met succes exhibitie van de onder haar beslagen gegevens (4.39 jo 4.43).

IEF 16209

Geslaagd beroep op verjaring van verbeurde dwangsommen wegens auteursinbreuk Dagboek moeder Marianne Vaatstra

Rechtbank Noord-Holland 24 aug 2016, IEF 16209; ECLI:NL:RBNHO:2016:7002 (Dagboek moeder Marianne Vaatstra), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geslaagd-beroep-op-verjaring-van-verbeurde-dwangsommen-wegens-auteursinbreuk-dagboek-moeder-marianne

Rechtbank Noord-Holland 24 augustus 2016, IEF 16209; ECLI:NL:RBNHO:2016:7002 (Dagboek moeder Marianne Vaatstra) Rechtspraak.nl: Hoofdstuk 4 van het in mei 2014 verschenen boek met de titel Het verboden dagboek van moeder Vaatstra. De schokkende onthulling van de werkelijke daders van de moord op Marianne Vaatstra is een bewerking van het dagboek van eiseres. Eiseres heeft geen toestemming verleend voor publicatie daarvan. Publicatie van het boek vormt een inbreuk op het auteursrecht van eiseres. De uitgever die het boek onder beheer heeft dient ervoor te zorgen dat reeds gedrukte exemplaren van het boek worden vernietigd. De verbeurde en reeds geïnde dwangsommen uit hoofde van een eerder gewezen kortgedingvonnis zijn gedeeltelijk verjaard [IEF 15700], zodat eiseres wordt veroordeeld tot terugbetaling van het ten onrechte geïnde bedrag. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verplichting tot betaling van een dwangsom deelbaar is, ook indien de prestatie waartoe veroordeeld is ondeelbaar zou zijn en dat de hoofdregel van artikel 6:6 BW geldt. De opgelegde dwangsommen uit hoofde van een eerder gewezen arrest van het hof Amsterdam [IEF 14778] zijn verbeurd tot het maximumbedrag. Het beroep op verjaring van deze verbeurde dwangsommen slaagt.

IEF 16004

Uitspraak ingezonden door Roderick Chalmers Hoynck van Papendrecht, AKD.

Rechterwissel leidt tot staking executie HOME PARTS-vonnis tot beslissing in hoger beroep

Rechtbank Gelderland 3 jun 2016, IEF 16004; (Beekman BV tegen Elka Pieterman en Handyman), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/rechterwissel-leidt-tot-staking-executie-home-parts-vonnis-tot-beslissing-in-hoger-beroep

Vzr. Rechtbank Gelderland 3 juni 2016, IEF 16004 (Beekman tegen Elka Pieterman en Handyman)
Executiegeding. Schending hoor en wederhoor. In de procedure voorafgaand aan het vonnis hebben twee comparities plaatsgevonden ten overstaan van de rechter mr. Hermans, maar is door een andere rechter is het vonnis gewezen. Een bevel tot staking van de executie van het vonnis [IEF 16003] zal beperkt worden totdat in hoger beroep is beslist, maar niet totdat een uitspraak in hoger beroep kracht van gewijsde heeft gekregen. Pieterman wordt bevolen het vonnis te staken.

IEF 15946

Termijn 14 dagen voor opgave en controle tijdens kerstperiode te kort

Hof Amsterdam 24 apr 2016, IEF 15946; ECLI:NL:GHAMS:2016:1731 (Nadomini tegen Cassina-Flos), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/termijn-14-dagen-voor-opgave-en-controle-tijdens-kerstperiode-te-kort

Hof Amsterdam 24 april 2016, IEF 15946; ECLI:NL:GHAMS:2016:1731 (Nadomini tegen Cassina-Flos)
Auteursrechtinbreuk. De rechtbank [IEF 14513] legt een termijn van veertien dagen op na datum vonnis voor het doen van opgave (overlegging facturen etc) en controle door registeraccountant. Het hof acht deze termijn te kort, gelet op datum vonnis van 24 december 2014 en de direct daarop volgende kerstperiode, en stelt deze op vier weken na betekening vonnis.

IEF 15855

Geen buitenwettelijke medewerkingsplicht al is dat een praktische oplossing om toegang te krijgen

Rechtbank Den Haag 14 sep 2016, IEF 15855; ECLI:NL:RBDHA:2015:16039 (Deurwaarderstoegang), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-buitenwettelijke-medewerkingsplicht-al-is-dat-een-praktische-oplossing-om-toegang-te-krijgen

Beschikking Vzr. Rechtbank Den Haag 14 september 2015, IEF 15855; IT 2037; ECLI:NL:RBDHA:2015:16039 (Deurwaarderstoegang)
Binnentredingsrecht van de deurwaarder 444 Rv.Verzoek tot opleggen van dwangsom bij weigering medewerking aan het leggen van conservatoir bewijsbeslag en verhaalsbeslag afgewezen. Ondanks het ontbreken van een wettelijke basis daarvoor heeft de Hoge Raad een medewerkingsplicht aangenomen, omdat medewerking van de gerekwestreerde dan wel derde de enige mogelijkheid is om digitale bestanden die ‘in the cloud’ worden bewaard in beslag te kunnen nemen. Dat in dit geval het opleggen van een medewerkingsplicht een praktische oplossing zou zijn om toegang te bewerkstelligen, is voorshands oordelend onvoldoende grond om buiten het wettelijk stelsel van artikel 444 Rv te treden.

IEF 15853

Verwijdering merken en betaling aan derde is geen voorlopige of bewarende maatregel

Hof Den Haag 6 apr 2016, IEF 15853; ECLI:NL:GHDHA:2016:929 (TSS tegen Recom), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/verwijdering-merken-en-betaling-aan-derde-is-geen-voorlopige-of-bewarende-maatregel

Hof Den Haag 6 april 2016, IEF 15853; ECLI:NL:GHDHA:2016:929 (TSS c.s. tegen Recom)
Merkenrecht. Procesrecht. Bevoegdheid. Afstemmingsregel. De rechtbank oordeelde dat er geen merkinbreuk is door fabricage zonnepalen met instemming [IEF 15468]. TSS c.s. vordert met succes om Recom te bevelen tot opheffing douanebeslag. De vorderingen tot verwijdering van de merken en betaling aan derde gaat buiten de bevoegdheid van de Nederlandse voorzieningenrechter ex 31 EVEX-verdrag. Deze zijn niet aan de bodemrechter voorgelegd én er geen sprake is van een voorlopige of bewarende maatregel. Een zodanig bevel heeft een definitief karakter.

 

IEF 15700

Deel van dwangsommen Dagboekpublicatie is verjaard

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 17 februari 2016, IEF 15700; ECLI:NL:RBNNE:2016:573 (Dwangsommen handgeschreven dagboek)
Executie. Terugvordering dwangsommen. Eiser heeft passages uit een handgeschreven dagboek van gedaagde op een website geplaatst en was voornemens om de inhoud van het dagboek, althans delen ervan te gebruiken voor publicatie van een boek. Er volgden aankondigingen dat er een boek in de maak was met de titel "Het verboden dagboek van Marianne Vaatstra". Na eerdere zaken [zie IE-Forum.nl], vordert eiser teruggave van geïnde €200.000 aan dwangsommen. Eiser is dwangsommen gaan verbeuren vanaf het moment van de boekpublicatie. Een deel van deze vorderingen is verjaard. De voorzieningenrechter veroordeelt gedaagde om aan eiser een bedrag van € 128.818,23 te betalen.

4.12. Dit betekent dat [eiser] dwangsommen is gaan verbeuren vanaf het moment van publicatie van het boek, op of omstreeks 9 mei 2014. [gedaagde] heeft weliswaar (ongemotiveerd) betwist dat de publicatie op of omstreeks die datum heeft plaatsgevonden, maar zij heeft nagelaten om aan te geven wanneer publicatie dan wel zou hebben plaatsgevonden. Overigens blijkt ook uit de brief van haar advocaat van 18 maart 2015 aan de (toenmalige) advocaat van [eiser] dat publicatie omstreeks 9 mei 2014 heeft plaatsgevonden. Nu dat in de preprocessuele fase tussen partijen niet in geschil was, valt niet in te zien waarom [eiser] deze datum bij dagvaarding met verificatoire bescheiden had moeten onderbouwen, zoals [gedaagde] ter zitting heeft gesteld. De voorzieningenrechter volgt [eiser] in zijn stelling dat de eerste dwangsom dan - in de situatie dat er géén stuiting van de verjaring heeft plaatsgevonden - zes maanden na publicatie van het boek op 9 mei 2014 is verjaard en de laatste dwangsom, die [eiser] na 200 dagen heeft verbeurd (op 24 november 2014), op 24 mei 2015. Voor het antwoord op de vraag óf de verbeurde dwangsommen zijn verjaard is derhalve van belang of [gedaagde] de verjaring (tijdig) heeft gestuit. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat [gedaagde] de verjaring niet heeft gestuit met het instellen van de memorie van grieven in incidenteel appel op 12 augustus 2014, noch op grond van artikel 3:316 lid 1 BW, noch op grond van artikel 3:317 lid 1 BW. Immers, het incidenteel appel richtte zich slechts tegen de in eerste aanleg bij vonnis van 18 december 2013 afgewezen vorderingen van [gedaagde] , zodat het ingestelde incidenteel appel als zodanig niet kan worden aangemerkt als een stuiting van de verjaring van een rechtsvordering (in dit geval tot nakoming van de veroordelingen van het vonnis van 18 december 2013) als bedoeld in artikel 3:316 lid 1 BW. De memorie van grieven in incidenteel appel bevat evenmin een schriftelijke mededeling waarin [gedaagde] zich ondubbelzinnig haar recht op nakoming voorbehoudt. Weliswaar wordt volgens [gedaagde] in de memorie van grieven in incidenteel appel - met name onder randnummers 18 en 19, zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.5.- uiteengezet dat [eiser] volgens [gedaagde] in strijd met het vonnis van 18 december 2013 handelt door publicatie van het litigieuze boek. Dit betekent volgens [gedaagde] "het verbeuren van dwangsommen". Deze mededeling in de memorie van grieven in incidenteel appel levert daarom een stuiting van de verjaring op aldus [gedaagde] . Deze stellingen van [gedaagde] treffen naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen doel. Volgens vaste jurisprudentie kan een opmerking in de processtukken in de appelprocedure tegen het vonnis waarbij de dwangsom is opgelegd, inhoudende dat in eerste aanleg de dwangsommen terecht zijn opgelegd, niet worden aangemerkt als een schriftelijke aanmaning of mededeling in de zin van artikel 3:317 lid 1 BW (zie Hoge Raad 29 juni 2012, ECLI:N::HR:2012:BW1260 en gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 juli 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:5049). In de memorie van grieven in incidenteel appel van [gedaagde] (met name randnummers 18 en 19) gaat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook om een opmerking van dien aard, nu daaruit niet ondubbelzinnig blijkt dat [gedaagde] aanspraak maakt op verbeurde dwangsommen. Het verweer van [gedaagde] dat in de memorie van grieven in incidenteel appel een stuitingsmededeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW besloten ligt, faalt derhalve.

4.14. Nu hiervoor is geoordeeld dat een deel van de vorderingen is verjaard, is vervolgens de vraag aan de orde of de vordering van [eiser] toewijsbaar is. [eiser] heeft hiertoe gesteld dat hij niet vrijwillig heeft betaald, omdat de betaling door executie is afgedwongen en dat daarom sprake is van onrechtmatig handelen dan wel van onverschuldigde betaling, zodat [gedaagde] gehouden is tot terugbetaling. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt. Door de verjaring van een deel van de vorderingen is de mogelijkheid om het desbetreffende bedrag aan dwangsommen op te vorderen verloren gegaan. Dit betekent dat [gedaagde] zonder deugdelijke grondslag executiemaatregelen heeft getroffen en daarmee onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Indien de door dit onrechtmatige handelen afgedwongen betaling niet als onverschuldigd betaald zou kunnen worden teruggevorderd, lijdt [eiser] daardoor schade (vgl. gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 november 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY2544). De schade van [eiser] bestaat uit het door hem (teveel) betaalde bedrag aan [gedaagde] . Dit komt neer op het betaalde bedrag van
€ 194.818,23 verminderd met € 66.000,00 (de verbeurde dwangsommen waarvan de verjaring tijdig is gestuit) = € 128.818,23. De gevorderde betaling van voornoemd bedrag acht de voorzieningenrechter daarom toewijsbaar, zijnde het mindere van het bedrag dat is gevorderd.