DOSSIERS
Alle dossiers

Knowhow bescherming  

IEF 9796

Verbod op prototypen bekendmaken

Vzr. Rechtbank Arnhem 16 mei 2011, LJN BQ6443 (Eiser tegen Lusaro B.V.)

Wellicht ten overvloede. Know how bescherming. Stukgelopen samenwerking. Geheimhouding.  Gedaagde heeft in 2004 een idee bedacht en uitgewerkt om een middenas aanhanger (caravan) te verbeteren. In de samenwerkingsovereenkomst: “Iedere Partij behoudt de intellectuele eigendomsrechten op de Kennis, Deelproducten en materialen die door haar ten behoeve van de samenwerking worden ingebracht en in het Projectplan worden omschreven en op materialen die door haar worden ontwikkeld in het kader van de samenwerking.". Eiser vordert voortzetting en vordert verbod op zijn (gedeelte van de) intellectuele eigendomsrechten, terwijl gedaagde de samenwerking heeft opgezegt. De vorderingen van eiser worden afgewezen, m.n. vanwege onderbouwing en vereiste voor nadere bewijslevering omtrent de toegepaste sandwichconstructie, waarvoor in kort geding geen plaats is.

4.18.  [eiser] heeft tot slot nog gevorderd dat [gedaagde sub 1] een einde dient te maken aan de inbreuk op de (intellectuele) eigendomsrechten van [eiser], ook in de toekomst, waaronder begrepen een verbod de prototypen bekend te maken aan, te verspreiden onder en te laten gebruiken door derden. [gedaagde sub 1] heeft te dien aanzien aangevoerd dat voor zover al sprake is van een intellectueel eigendomsrecht van [eiser] op het chassis van de boottrailer, dit chassis geen rol (meer) speelt in Lusaro II. Ten aanzien van het beweerdelijke intellectuele eigendomsrecht op het chassis van de caravan heeft [gedaagde sub 1] aangegeven dat [eiser] op de constructie geen rechten kan verkrijgen, nu een dergelijke sandwichconstructie al jarenlang door meerdere ondernemingen in de caravanbranche wordt toegepast. Nu de stelling van [eiser] dat [gedaagde sub 1] inbreuk maakt op de rechten van [eiser] gemotiveerd is betwist en [eiser] zijn stelling op dit punt in geen enkel opzicht concreet heeft onderbouwd, zal de vordering onder IV. niet worden toegewezen. Voor beantwoording van de vraag of [eiser] intellectuele eigendomsrechten heeft en of daarop door [gedaagde sub 1] inbreuk wordt gemaakt, is nadere onderbouwing en bewijslevering nodig, waarvoor in dit kort geding geen plaats is.

Lees het vonnis hier (link / pdf).

IEF 9743

Niet in dit kort geding toewijsbaar

Vrz. Rechtbank 's-Gravenhage 1 juni 2011, LJN BQ6877 (Converse Inc. c.s. tegen curator Sporttrading Holland B.V. en Ferro Footwear B.V. c.s.)

In navolging van de Converse serie. Merkenrecht. Bedrijfsvertrouwelijke informatie: database met productiegegevens. Ongeoorloofde mededinging en door misdrijf verkregen vertrouwelijke gegevens. Faillissement. Sinds 2009 zijn partijen in rechtsstrijd over 'counterfeit schoenen', vanwege faillissement nu waarneming door curator.

Ingrijpen middels kort gedingprocedure is voor veel vorderingen van Converse niet gerechtvaardigd. Vordering gebruik vertrouwelijke gegevens afgewezen, het is voorshands onvoldoende aannemelijk is dat de curator daarmee onrechtmatig jegens Converse zou handelen.

Merkenrecht 4.2. De vordering onder c) is niet toewijsbaar reeds omdat, zoals de curator terecht heeft aangevoerd, een spoedeisend belang ontbreekt. Het bewijsbeslag is gelegd in november 2009. Op dat moment was de bodemprocedure al aanhangig gemaakt. Niet is in te  zien waarom nu plotseling een beslissing over de gevorderde inzage in de bodemprocedure  niet kan worden afgewacht en een spoedeisend belang zou bestaan om nu al inzage te  hebben in het inbeslaggenomen materiaal om de gestelde merkinbreuk vast te stellen. Converse heeft daarnaar gevraagd ter zitting ook niet anders kunnen aangeven dan dat er  meerdere procedures aanhangig zijn tussen Converse enerzijds en Sporttrading c.s. c.q. haar  afnemers anderzijds en dat er in al die procedures duidelijkheid over de gestelde  merkinbreuk zal moeten komen. Het praktisch belang dat Converse ziet in snelle  duidelijkheid op dit punt rechtvaardigt echter geen ingrijpen in kort geding.

4.3. Daarnaast betwist de curator dat sprake is geweest van merkinbreuk door Sporttrading c.s. en heeft Converse de merkinbreuk in deze procedure niet of nauwelijks  gemotiveerd. (…) Dat de  voorzieningenrechter te Breda inbreuk in het eerdere kort geding aannemelijk heeft geacht ontslaat Converse niet van de verplichting die ook in dit kort geding aannemelijk te maken.

4.6. De vordering onder b) is echter niet toewijsbaar om de navolgende reden.(…) uit de  door partijen overgelegde producties is in ieder geval af te leiden dat verlof is verleend om  conservatoir beslag te leggen op bewijsmateriaal met betrekking tot de gestelde  merkinbreuk, niet voor bewijzen met betrekking tot het onrechtmatig gebruik en  verspreiding van bedrijfsvertrouwelijke informatie. In de bodemprocedure kan vervolgens  aan Converse worden toegestaan het bewijsmateriaal in te zien ter vaststelling van de  merkinbreuk, mogelijk ook de daarmee eventueel gemaakte winst, maar niet voor andere  doeleinden. Een dergelijke vordering is dan ook niet in dit kort geding toewijsbaar.

Bedrijfsinformatie 4.7. De vordering onder a) is in zoverre spoedeisend dat de curator niet uitsluit dat hij  in het kader van de inbreukprocedures gebruik zal willen maken van informatie die door  Converse als bedrijfsvertrouwelijk wordt aangemerkt. Het gaat dan om andere informatie  dan door Sporttrading c.s. in de bodemzaken al is ingebracht omdat Converse die informatie buiten haar vordering heeft gehouden.

4.8. Deze vordering kan niet worden toegewezen omdat voorshands onvoldoende  aannemelijk is dat de curator daarmee onrechtmatig jegens Converse zou handelen. Dat is  afhankelijk van de aard van de informatie terwijl daarnaast, afhankelijk van de concrete  omstandigheden, aan de zijde van de curator een rechtvaardigingsgrond zou kunnen bestaan  om de informatie in de inbreukprocedures in te brengen, ook al zou die informatie  vertrouwelijk zijn en ook al zou de boedel daarover beschikken doordat zij deze van [K] heeft verkregen. Voor het gevorderde verbod bestaat nog minder aanleiding nu van een bekwame curator een zorgvuldige afweging kan worden verwacht en de curator zijn  taken bovendien uitoefent onder toezicht van de rechter-commissaris.

Lees de uitspraak hier (link / pdf).

IEF 9682

Rechtbank Amsterdam 24 maart 2011, LJN BQ5075, [A] stichting, [B] en Zarah B.V. tegen [C], Zist B.V, Expolin B.V. en EAS ANTI SEPSIS B.V.)

Aandeelhouders niet bevoegd op te treden

Octrooirecht. Stukgelopen samenwerking. Financiering van onderzoek, behandeling van groot aantal (ernstige) ziekten. Geschil over de constructie rondom octrooibeheer.  Overdracht van "patenten, vergunningen, know-how, en intellectuele en industriële eigendomsrechten" aan nog op te richten vennootschap, nu Biotempt B.V.. Vordering is afgewezen omdat slechts het bestuur bevoegd is octrooirechtelijke vorderingen in te stellen en niet aandeelhouders. Ook onrechtmatig handelen afgewezen, nader onderbouwing behoeft volgens de rechtbank niet gezien de talloze stukken en de uitgebreide behandeling.

4.9. de vorderingen onder 3.1.4.c. en 3.1.4.d. die neerkomen op een verbod aan EAS om inbreuk te maken op de aan Biotempt toebehorende patenten en om gebruik te maken van de aan Biotempt toebehorende technologie en know how.

4.9.a. [B] c.s. legt aan deze vorderingen het volgende ten grondslag. [C] heeft toegestaan dat EBI op basis van informatie van EAS met het radiatie octrooi en de uitvinding op het gebied van nierfalen (renal failure) aan de haal is gegaan, terwijl dit niet binnen de licentieovereenkomst valt. EAS en EBI maken met hun onderzoek en hun publiciteit op internet inbreuk op de door Biotempt gehouden octrooien. [C] dient als bestuurder van Biotempt op te treden tegen deze inbreuk. De op de octrooien inbreuk makende activiteiten van EBI op basis van informatie van EAS brengen schade toe aan Biotempt, zodat [B] c.s. als aandeelhouder van Biotempt belang heeft bij het gevorderde verbod.

4.9.b. Het is aan het bestuur van Biotempt en niet aan [B] c.s. als aandeelhouder van Biotempt om dergelijke vorderingen in te stellen. Die vorderingen zullen daarom worden afgewezen.

4.10. de vordering onder 3.1.5. te verklaren voor recht dat [C], Zist, Expolin en/of EAS onrechtmatig hebben gehandeld

Uit de beoordeling van alle hiervoor besproken vorderingen van [B] c.s. volgt dat van onrechtmatig handelen van [C], Zist, Expolin en EAS niet is gebleken. Gezien de talloze stukken en de uitgebreide behandeling in deze zaak gaat het ook verder niet aan om zonder enige nadere onderbouwing, die ontbreekt, [C], Zist, Expolin en/of EAS onrechtmatig handelen te verwijten. Deze vordering zal dan ook als te vaag en te algemeen worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 9635

Hof Amsterdam 29 maart 2011, LJN BQ3819 (CHOCOLATE KING B.V. c.s. tegen DOBLA c.s.)

Te banaal voor intellectuele schepping

Hof Amsterdam 29 maart 2011, LJN BQ3819 (CHOCOLATE KING B.V. c.s. tegen DOBLA c.s.)

Auteursrecht, herkomstfunctie. Slaafse (onrechtmatige) nabootsing. Know how bescherming. Technisch procédé.

Aan chocoladedecoraties, dunne opgerolde plakken al dan niet met streep, komt geen auteursrechtelijke bescherming toe. “Dat aan deze chocolade decoraties (beperkte) auteursrechtelijke bescherming toekomt, zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen, vermag het hof niet in te zien. Het uiterlijk daarvan is noch door de vorm noch door de versiering door middel van een streep anderskleurige chocolade voldoende oorspronkelijk om als werk in de zin van art. 10 Aw te worden aangemerkt.”

Geen onrechtmatige (slaafse) nabootsing: gelet op verdere aanbod van chocolade producten kan vereiste onderscheidend vermogen in het midden blijven. Producten worden afgezet op een markt waarop zich louter deskundige/professionele afnemers begeven. Dat zij omtrent de herkomst van de chocolade producten op het verkeerde been zullen worden gezet door de gelijkenis daarvan, acht het hof niet aannemelijk. Of geheimhoudingsverplichting rondom productie en op de markt zetten van producten geschonden is behoeft nader feitelijk onderzoek, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Kostenveroordeling 1/4 handhaving auteursrecht, 3/4 verweer slaafse nabootsing en geheimhoudingsplicht. Vonnis Vzr. Rb. Alkmaar 28 oktober 2010 vernietigd, vorderingen Dobla afgewezen. 

4.4.2. Nog daargelaten dat het, waar het de Panatella en Cigarillo betreft, gaat om een vorm die het onvermijdelijke effect is van het schuin oprollen van een strip of dunne plak willekeurig materiaal – en in zoverre te banaal is om als eigen intellectuele schepping te worden aangemerkt - hebben Dobla c.s. erkend dat deze wijze van vormgeving van chocolade staafjes niet nieuw was toen zij met de Panatella en Cigarillo op de markt kwamen. Integendeel, door Dobla c.s. wordt niet betwist (vgl. pleitnota in hoger beroep onder 49 in samenhang met memorie van anwoord in het incidenteel appel onder 33) dat zij de vorm ontleend hebben aan een chocolade staafje dat door chocoladeproducent Luijckx/Chocolate Masters werd gemaakt en dat zij aan TEB Engineering opdracht hebben gegeven om door middel van zogenoemde reverse engineering een machine te bouwen waarmee een gelijksoortig resultaat kon worden bereikt.

Het ontbreken van (voldoende) originaliteit om, als resultaat van een creatieve keuze, als eigen intellectuele schepping te worden aangemerkt geldt ook voor de versiering van de chocolade staafjes met een diagonaal streeppatroon. Chocolate King c.s. hebben door middel van overlegging van een groot aantal producties (vgl. producties 3 en 28) voldoende aannemelijk gemaakt dat de versiering van staafjes van chocolade alsmede van bijvoorbeeld suikerwerk, drop en biscuit door middel van een streep in een contrasterende kleur die diagonaal om het staafje heen loopt dermate gemeenplaats is dat het daarmee bereikte effect zich niet voor auteursrechtelijke bescherming leent. Dat de staafjes die op deze producties afgebeeld staan (waaronder de aloude zuur- en kaneelstok) pas na het op de markt brengen van de Panatella en Cigarillo voor het eerst zouden zijn geproduceerd wordt door Dobla c.s. niet (voldoende duidelijk) gesteld en is ook overigens onaannemelijk.

4.4.3. Waar het de Rose betreft gaat het om een vorm die het onvermijdelijke effect is van het schrapen van een dunne laag door koeling gestijfd materiaal met een concaaf voorwerp (vgl. bijvoorbeeld de boterkrul die ontstaat als men over gekoelde boter schraapt met een verwarmde lepel). Ook deze vorm moet reeds om deze reden als te banaal/alledaags worden aangemerkt om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen. Aan het feit dat bij de productie van de Rose een andere techniek wordt gebruikt (de chocolade wordt niet geschraapt maar loopt via een lopende band tegen een concaaf mes op) komt in dit verband geen relevante betekenis toe.

De versiering van de chocolade krul met een (in dikte variërende – vgl. productie 13 van Dobla c.s.) streep van anderskleurige chocolade is naar het oordeel van het hof eveneens te banaal om aan het uiterlijk van deze krul de vereiste oorspronkelijkheid te geven. Ook hier geldt dat Chocolate King voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de streep een veel voorkomend en gebruikelijk versierelement van snoepgoed en chocolade is. Dat het daarbij gaat om vormen die niet geheel gelijk zijn aan die van de Rose is van onvoldoende betekenis om tot een ander oordeel te komen.

4.6. (...) Dat de eindgebruikers van de gerechten waarop de decoraties worden aangebracht, zoals restaurantbezoekers, mogelijk onvoldoende verschil zullen zien, acht het hof in dit verband niet relevant reeds omdat van dit ‘publiek’ geen aankoopbeslissing valt te verwachten. Het gaat immers, zoals reeds vermeld, om producten die louter op de professionele markt worden afgezet.

4.7.2 (...) Chocolate King c.s. hebben gemotiveerd bestreden dat zij bij het inrichten van hun productielijn specifieke elementen hebben overgenomen die eigen zijn aan de productietechniek van Dobla c.s. en die tot de geheime knowhow van Dobla c.s. kunnen worden gerekend. Chocolate King c.s. hebben in dit verband aangevoerd dat de door Chocolate King gebruikte machine, waaronder de daarin gemonteerde spuitkoppen, op wezenlijke punten afwijkt van die van Dobla c.s. en hebben door middel van overlegging van octrooischriften aannemelijk gemaakt dat het gebruik op zichzelf van een spuitknop waarmee een of meerdere soorten en kleuren chocolade op een oppervlakte kunnen worden gespoten niet geacht kan worden tot de geheime kennis van Dobla c.s. te behoren.(...)

4.7.3 (...) voorshands valt niet uit te sluiten dat het om een zodanig overzichtelijke afzetmarkt gaat dat voor het benaderen daarvan geen bijzondere kennis is vereist.

Lees de uitspraak hier (link en pdf)

IEF 8585

Zogenaamde 'sleepers'

Rechtbank Groningen, 16 december 2009, LJN: BL3206, Ad Hoc Data B.V. tegen [gedaagde], h.o.d.n. Digicom Media,

Auteursrecht. Databankenrecht. Bedrijfsgeheimen. ‘Eiseres stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar auteursrecht door data te publiceren op de eigen website. Eiseres stelt bewijs hiervan te kunnen leveren door opzettelijk onjuiste data (zgn. sleepers) aan te wijzen op de site van gedaagde, maar zij wil dat slechts vertrouwelijk ten overstaan van de rechter doen, buiten aanwezigheid van de wederpartij (alleen diens advocaat mag erbij zijn). De rechtbank oordeelt dat art. 27 en art. 29 Rv. een dergelijke gang van zaken niet toestaan. Ook art. 6 Evrm verzet zich hier tegen.

De rechtbank acht het in een civiele procedure de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen - partijen en rechter - dat het geding voortvarend en efficiënt verloopt. Wanneer aan de rechter wordt gevraagd een beslissing te nemen, past het de eisende partij niet om de totstandkoming van die beslissing te bemoeilijken door hem de vereiste gegevens te onthouden, zoals AHD doet. Hoezeer de rechtbank in dit geval ook twijfel heeft bij de wijze waarop gedaagde gebruik heeft gemaakt van de databestanden van AHD, het door AHD beoogde doel van het opleggen van sancties aan gedaagde bereikt zij door haar wijze van procederen thans niet.

Lees het vonnis hier. Zie ook: Ex Parte Beschikking vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 20 december 2007, IEF 5432.

IEF 8090

Kleeft niet

Rechtbank Arnhem 27 juli 2009, KG ZA 09-411. Eurovite Nederland B.V. tegen Van Dijk c.s. (Met dank aan Bas Berghuis, Simmons & Simmons)

Bewijsbeslag. Misbruik van bedrijfsgegevens van oud-werknemer niet aangetoond. Geen belang tot afgifte of inzage ex 843a Rv. Geen 1019h Rv proceskosten.

Van Dijk is een voormalig werknemer van Eurovite, een bedrijf in tegellijm. Eurovite heeft conservatoir (bewijs)beslag laten leggen op 2 laptops, diverse USB-sticks, 1 pc en diverse papieren bescheiden en in gerechtelijke bewaring gegeven aangezien Eurovite vermoedt dat Van Dijk misbruik maakt van de bedrijfsgegevens van Eurovite, met name de recepten voor de 'Fobylijm'. Tevens vermoedt Eurovite dat Van Dijk het bij Eurovite opgebouwde klantenbestand heeft meegenomen op zijn laptop/pc, waarna hij klanten van Eurovite zou hebben benaderd voor Bruil, waar hij als adviseur werkzaamheden verricht.

Eurovite vordert onder meer verstrekking van afschriften en/of uittreksels van de (digitale) gegevens waarop beslag is gelegd, afgifte van de in beslag genomen zaken en de kosten van het geding inclusief de beslagkosten. Grondslag van de vordering is artikel 843 Rv.

De voorzieningenrechter oordeelt dat in dit kort geding niet aannemelijk is gemaakt door Eurovite dat Van Dijk op enige wijze onrechtmatig jegens Eurovite heeft gehandeld. Eurovite heeft dan ook vooralsnog geen rechtmatig belang bij de gevorderde afgifte. Ook is niet voldaan aan het vereiste dat het moet gaan om 'bepaalde bescheiden'. De gestelde schending van een geheimhoudingsplicht is niet gebleken. Het beslag wordt opgeheven.

Lees het vonnis hier.

IEF 8007

Pijpleidingen

Gerechtshof Leeuwarden , 16 juni 2009, LJN: BI8910, Ameron International Corporation tegen Autonational B.V.

Geheimhoudingsovereenkomst. Know how aangewend voor bouw van een fabriek voor de fabricage van pijpleidingen. In dit geval echter geen know how die onder de geheimhoudingsovereenkomst valt.

24. Het hof laat in het midden of Autonational van Autonational B.V. (oud) de door Ameron c.s. gestelde know how heeft overgenomen. Het hof ziet namelijk in het licht van de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene] niet in dat deze geacht kan worden te vallen onder de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde know how, aangezien - in de woorden van [betrokkene 1] - "Ameron wist dat dit niet te beschermen kennis was en een en ander van algemene bekendheid was".

Lees het arrest hier.

IEF 7899

Fabrieksgeheim

Rechtbank ’s-Gravenhage, 21 december 2005, LJN: BI3268 & BI2910, Tabaksfabrikanten tegen De Staat der Nederlanden.

Tabakswet. Fabrieksgeheim. Eerst even voor jezelf lezen. Twee zaken uit 2005, eind vorige week gepubliceerd op rechtspraak.nl. Fabrieksgeheim volgens Europese Richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaksproducten. Tabakswet.

De tabaksfabrikanten stellen zich op het standpunt dat de naam, de exacte en relatieve hoeveelheden en de specifieke samenstelling van de ingrediënten per merk als bedrijfsgeheim moeten worden beschouwd en dat hun bedrijfsgeheimen volledig beschermd moeten worden. Vordering deels toegewezen (BI2910) en afgewezen (BI3268). 
 
Lees de vonnissen hier en hier.

IEF 7753

Naar analogie van de vaatwasdoseerinstallatie

Rechtbank Almelo, 23 maart 2009, LJN: BH7563, Eiseres tegen Gedaagde

Bedrijfsgeheimen. Indirect pleidooi voor octrooiregistratie. Nadat gedaagde door eiseres was ontslagen, is gedaagde voor zichzelf begonnen. Daarbij heeft hij echter niet het geheimhoudingsbeding geschonden als opgenomen in de arbeidsovereenkomst die gedaagde met eiseres had. Vordering(en) eiseres afgewezen.

“Daarbij tekent de voorzieningenrechter aan dat eiseres heeft nagelaten het door haar ontwikkelde product door middel van octrooi te beschermen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7513

Het product is identiek aan het uwe

Rechtbank Zwolle, 25 augustus 2008, LJN: BG8690, A tegen Blizzz B.V.

Bedrijfsgeheimen. Door ex-distribiteur in acht te nemen zorgvuldigheid met betrekking concurrende werkzaamheden.  “N .b. De Muggenval heet voortaan Bugfree Muggenval. Dit om (naams)verwarring te voorkomen, het product is identiek aan het uwe (…).”

 “5.4. Naar normaal spraakgebruik veronderstelt schending van een geheimhoudingsverplichting dat vertrouwelijke gegevens worden verstrekt aan derden, die daarvan in de regel voordeel kunnen genieten ten nadele van degene die de geheimhouding bedongen heeft. Die situatie doet zich hier niet voor. A heeft hooguit zelf gebruik gemaakt van de omstandigheid dat hij wist dat de Chinese fabrikant de omstreden artikelen leverde. Nu echter – zoals A onweersproken aanvoert – op de betreffende producten van BliZzz een sticker is geplakt met de gegevens van de fabrikant, deze fabrikant op het internet te vinden is en er geen afspraak bestond dat deze fabrikant (in Nederland) uitsluitend aan BliZzz zou leveren, is door de litigieuze bestelling de geheimhoudingsplicht niet geschonden en is daardoor derhalve geen boete verbeurd.”

Lees het vonnis hier.