Procesrecht  

IEF 7388

Reflectie

Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 20 oktober 2008, KG RK 08/1745, Motoport Europe Holding B.V. tegen IGM Trading B.V.

Ex parte. Modellenrecht. Niet-ingeschreven gemeenschapsmodel reflectievest. Pan-Europees inbreukverbod.

“Gelet op de gelijkenissen tussen de voorkant van het KUSHITANI reflectievest en de voorkant van het Stretch Zipper Vest, oordeelt de voorzieningenrechter voorshands dat het Stretch Zipper Vest bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel KUSHITANI reflectievest en dat het gebruik van het Stretch Zipper Vest moet worden gekwalificeerd als voortvloeiende uit het namaken van het KUSHITANI reflectievest.”

Lees de beschikking hier,

IEF 7387

Zijn bevoegdheid tot matiging

Rechtbank ’s-Gravenhage, 10 december 2008, HA ZA 06-2726, Eyston Co. Ltd tegen Boxford Holland B.V.

Eerst even voor jezelf lezen. Uitleg schikkingsovereenkomst m.b.t. tot nagenoeg identiek vormgegeven rookmelders. Contractuele boetes. Uitwerking bevel tot rectificatie (alleen aan de afnemers van de litigieuze rookmelders). Opgave retouren niet volledig en tijdig of verstrekt. Geen overmacht. Geen matiging boetes:

“4.22. De rechtbank ziet geen aanleiding tot (verdere) matiging van de contractueel verbeurde boetes over te gaan, Zij overweegt daartoe ais volgt. De maatstaf dat voor matiging van de bedongen boete slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (art. 6:94 BW) brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik dient te maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal niet alleen moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van de overeenkomst en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het wordt ingeroepen (HR 27 april 2007, NJ 2007/262). Van een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.

Niet in geschil is dat het boetebeding in het onderhavige geval niet alleen functioneert als middel om Boxford te bewegen de overeenkomst na te komen, maar ook als fixatie van de door Eyston geleden schade. Daar komt hij dat Boxford weliswaar stelt dat zij naar eer en geweten heeft geprobeerd de overeenkomst na te komen, maar daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Boxford heeft het op vele punten niet zo nauw genomen met de op haar rustende verplichtingen, terwijl de belangen voor Eyston groot zijn. Eyston handelt immers in brandveiligheidsproducten, terwijl de inbreukmakende rookmelders niet brandveilig zijn. De rechtbank acht voorts van belang dat met toewijzing van het gevorderde bedrag in zekere zin al een matiging beeft plaatsgevonden. Eyston heeft haar vordering immers beperkt tot het bedrag van € 201.000,00, twerijl voor een hoger bedrag aan contractuele boetes is verbeurd. Eyston heeft bovendien toegezegd dat zij bijtoewijzing van dit het overige gedeelte van de verbeurde boetes niet zal opeisen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7386

Met daarin een driedimensionaal figuurtje

Octrooirecht. Werkwijze voor het produceren van glazen knikkers met daarin een driedimensionaal figuurtje. Procesvolmacht na overdracht octrooi tijdens procedure. Niet aannemelijk dat dezelfde werkwijze wordt gebruikt. Liquidatietarief i.v.m. datum dagvaarding, geen aanpassing tarief i.v.m. gestelde misbruik van procesrecht.

Marbleous had een Europees octrooi op een werkwijze om glazen knikkers te produceren. Dit octrooi is tijdens de procedure overgedragen en zij heeft van de huidige houder een procesvolmacht gekregen voor de voortzetting van deze zaak. Sulphide stelt dat dit tot niet-ontvankelijkheid leidt. De rechtbank wijst deze stelling echter af met een beroep op HR 21 oktober 1983, NJ 1984, 254. De overdracht van het octrooi staat volgens de rechtbank niet in de weg aan (de voortzetting van) deze procedure.

Sulphide heeft het voornemen om glazen knikkers in Nederland op de markt te brengen. Marbleous stelt dat deze knikkers van Sulphide op dezelfde wijze worden geproduceerd als de door haar onder bescherming gestelde productiemethode. Ter onderbouwing van deze stelling claimt Marbleous dat haar geoctrooieerde werkwijze de enige commercieel haalbare methode is om 3D-knikkers op grote schaal te vervaardigen die volledig gaaf blijven. Ook wordt door Marbleous verwezen naar een brief van haar Vietnameze producent waaruit zou blijken dat Sulphide een machine heeft waarmee de geoctrooieerde werkwijze zou worden toegepast.

Sulpide betwist gemotiveerd dat zij inbreuk maakt op het octrooi van Marbleous. Zij stellen dat ze een eigen werkwijze hebben – die overigens ook is geoctrooieerd – en hebben ter onderbouwing van deze stelling een rapport overgelegd van het bureau SGS Vietnam Ltd. Ten slotte beweren zij dat de methode van Marbleous niet de enige commercieel haalbare methode is om 3D-knikkers op grote schaal te vervaardigen, aangezien ook Marbleous eigen producent – die dus kennelijk in staat is om gave knikkers te maken – in een brief stelt niet te werken volgens de werkwijze van Marbleous.

In het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot afwijzing van de vorderingen van Marbleous. Marbleous wordt veroordeeld in de proceskosten die volgens het liquidatietarief worden vastgesteld.

Lees het vonnis hier. Zie ook IEF 7128 (Dridimensionale figurine)

IEF 7375

Voetbal kijken

ECVBeschikking Rechtbank ’s-Gravenhage, 25 november 2008, KG RK 08/2021, Eredivisie tegen www.davinciserver.nl.

Auteursrecht. Merkenrecht. Ex parte bevel tegen inbreukmakend live-streamen van  auteursrechtelijk beschermde (live) televisieprogramma's van wedstrijden gespeeld in de Eredivisie en het gebruik door gerekwestreerde van de gecombineerde woord/beeldmerken van ECV en de Voetbalclubs op de website www.davinciserver.nl en op webfora.

“De voorzieningenrechter: beveelt Gerekwestreerde om onmiddellijk na betekening van deze beschikking, de in het lichaam van het verzoekschrift omschreven inbreuken op Gemeenschaps en Benelux beeldmerkrechten en het auteursrecht van verzoeksters, met name door gebruik van beeldmerken en openbaarmaking van (live) eredivisiewedstrijden waarvan verzoeksters rechthebbenden zijn, via de door Gerekwestreerde geëxploiteerde website www.davinciserver.nl of enige ander website, te staken en gestaakt te houden. ”

Lees de beschikking hier. Lees de rectificatie hier.

IEF 7339

Ook voor IE-procedures van groot belang

"Op Vrijdag 12 December organiseert de Universiteit Leiden een studiedag over de ‘Inbedding van Europese procesrechtelijke instrumenten in het Nederlandse procesrecht’. 

Voor de IE-procespraktijk bevat met name de middagsessie interessante onderwerpen (vanaf 13:45). Zo spreekt Mr. Alexander Tsoutsanis (advocaat te Amsterdam en universitair docent aan de Universiteit Leiden) over de IE-handhavingsrichtlijn in Nederland. Ook gaat Prof. Mr. Martijn Polak (advocaat te Amsterdam en hoogleraar IPR aan de Universiteit Leiden) in op de praktische gevolgen van de (recent herziene) Betekeningsverordening, welke verordening natuurlijk ook voor IE-procedures van groot belang is."

De studiedag is interessant voor iedereen die zich bezighoudt met aspecten van inbedding van supranationaal (proces-)recht in de nationale rechtsorde, zoals wetgevingsdeskundigen, rechters, officieren van justitie, advocaten, gerechtsdeurwaarders en academici. De voordrachten zullen te zijner tijd worden gebundeld in een uitgave in de Meijersreeks.

Datum: 12 december 2008
Locatie: Kamerlingh Onnes Gebouw, zaal C020
Tijd: 09.00-16.30 uur.
Kosten: 75 Euro inclusief lunch. Deelname is gratis voor studenten en medewerkers van de faculteit.

Klik hier voor het programma. Mocht u interesse hebben dan kunt u zich uiterlijk 5 december 2008 hier aanmelden.

Voor de dag zullen 5 PO-punten worden toegekend.

IEF 7333

Veelal flessen met inhoud

Rechtbank Rotterdam (rechter-plaatsvervanger mr. Chr. A.J.F.M. Hensen), 19 november 2008, HA ZA 07-0158, Bacardi & Company Ltd. c.s. tegen Mevi Internationaal Expeditiebedrijf

Merkenrecht. Parallelimport. Flescode. T1 opslag. Opslag ‘achter de douane’ doet niet af aan de conflictenrechterlijke relevantie van de locatie van de producten. 1019h-proceskosten alleen voor gedeelte parallelimport. Beslissing aangehouden.

“4.1. Bacardi verwijt Mevi kort gezegd, actieve betrokkenheid bij ongeautoriseerde parallelimporten van haar producten. Zij beroept zich daartoe op haar Benelux merken.

(…) 4.6. De rechtbank betwijfelt of het wettelijk voorschrift dat de fles traceerbaar moet zijn aan de hand van een flescode beperkt is tot de landen van de EER. Dat gegeven is in dit geval ook niet bijzonder relevant. Van de flessen in opslag staat immers nog niet vast wat het bestemmingsland is. Reeds daarom kan het recht van het bestemmingsland niet gelden als aanknopingspunt voor het toepasselijk recht. (…) Opslag ‘achter de douane’ doet niet af aan de conflictenrechterlijke relevantie van de locatie van de producten. Het is onmiskenbaar de bedoeling dat de flessen in opslag hier te lande bestemd zijn om waar dan ook voor menselijke consumptie in het verkeer te worden gebracht. Het zou in strijd zijn met regels van het maatschappelijk verkeer indien Bacardi zou toelaten dat flessen, door haar geproduceerd en onder haar merk, zonder mogelijkheid van recall dreigen te worden verhandeld. Dat is ook onrechtmatig indien vast zou staan dat de flessen een bestemming hebben naar een land waar niet voorzien is in regelgeving die dat verbiedt.

(…) 4.11. Bacardi erkent dat ongeoorloofde parallelimport in beginsel niet aan de orde is indien en zolang de flessen zich nog achter de douane onder T1-verband bevinden. De flessen kunnen dan nog worden vervoerd naar buiten de EER en aldaar in het verkeer worden gebracht.

4.13. Dat in Europa een aantal flessen is opgedoken met flesnummers waaruit blijkt dat deze zonder toestemming van Bacardi in de EER in het verkeer zijn gebracht en dat deze flessen op grond van de flescode kunnen worden gerekend tot partijen die bij Mevi in opslag staan is onvoldoende deugdelijk weersproken. Een voorshands naar omvang beperkte inbreuk op rechten van Bacardi en een betrokkenheid van Mevi, in elk geval als opslagnemer, staat daarmee vast. 

(…) 4.15. Tezamen, met het in de opslag hebben van gedecodeerde flessen, is dit voldoende om te concluderen tot betrokkenheid van Mevi bij ten minste enige inbreuk op rechten van Bacardi. Dit brengt met zich dat Bacardi recht en belang heeft bij haar vorderingen die zien op de vaststelling van de omvang van de inbreuk, de betrokkenheid van Mevi daarbij en de betrokkenheid van anderen (leveranciers en afnemers) daarbij.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7332

Geen gebruik maken van deze theoretische mogelijkheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, Rolbeschikking van 26 november 2008, HA ZA 08-2507, Abbott Cardiovascular Systems Inc. tegen Medtronic B.V. c.s.

Op 16 juni 2008 heeft Abbott bij de rechtbank in Maastricht een verzoek tot het leggen van een zogenaamd conservatoir bewijs- en beschrijvend beslag ingediend op grond beweerdelijke octrooi-inbreuk. Het verzoek is als verzocht toegewezen.

Medtronic heeft vervolgens bij de voorzieningenrechter in kort geding gevorderd dat Abbott zal worden verboden om inzage te krijgen in de beslagen bewijsstukken. De voorzieningenrechter is met Medtronic van oordeel dat het bewijsbeslag uitsluitend dient voor het veiligstellen van bewijs en niet om dat te vergaren en verbiedt Abbott van het vergaarde bewijs kennis te nemen.

In de aanhangige hoofdzaak heeft Abbott conclusie van antwoord in reconventie, tevens inhoudende een incidentele vordering ex. artikel 843a juncto art. 1019a Rv genomen. Abbott heeft voorts bij brief verzocht om van de regeling versneld regime in octrooizaken af te wijken in zoverre dat in het incident direct vonnis zal worden gewezen.
In de rolbeslissing van de rechtbank is uitsluitend aan de orde de vraag of en met name wanneer de rechtbank zal beslissen op het verzoek in het incident ex de artt. 1019a jo. 843a Rv.

“3.11. In het nu voorliggende geval is er een theoretische mogelijkheid (…) op korte termijn een mondelinge behandeling van het incident te bepalen en daarna op zo korte termijn te beslissen, dat Abbott (…)  tijdig van het bewijs kan kennis nemen en dit nog voor de behandeling op 6 februari 2009 in geding zou kunnen brengen. (…)"

"3.12. De rechtbank zal evenwel geen gebruik maken van deze theoretische mogelijkheid. Redengevend hiervoor is de omstandigheid, welke ook door de voorzieningenrechter te Maastricht in het vonnis van 29 juli 2008 onder 3.15 is gesignaleerd, dat het bewijs waarvan Abbott kennis wil nemen de omvang van schade en inbreuk betreft en niet het bestaan van de inbreuk. Abbott heeft niet bestreden dat zij de toegang tot het bewijs niet van node heeft ter onderbouwing van het bestaan van de inbreuk. Onder die omstandigheid heeft Abbott geen voldoende zwaarwegend en spoedeisend belang bij voortijdige toegang tot het bewijs en is bovendien de behandeling van de hoofdzaak een meer geëigend moment voor de beoordeling van het incident. (…)”

Lees de rolbeschikking hier.

IEF 7322

De Deukbeker tegen De Deukmok (Deukbeker wint)

Links Deukbeker. rechts DeukmokRechtbank Haarlem, 25 november 2008, ex parte bevel in de zaak Brandt tegen Vroom & Dreesmann (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle). 

Ex parte. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Toewijzing verzoek tot bevel tot staken inbreuk op de Deukbeker, de keramische versie van het ingedeukte plastic koffiebekertje. De naderende feestdagen dragen bij aan het spoedeisende karakter. Het oorspronkelijke, niet gedeukte (en wellicht zo banale en triviale) plastic bekertje wordt aangeduid als de traditionele plastic koffiebeker en komt als ontwerp verder niet ter sprake. (Afbeelding: v.l.n.r. Deukbeker en Deukmok, klik voor vergroting). Uit het verzoekschrift:

“8. Uit het feit dat Brandt bij elke mal voor de Deukbeker met de hand de deuken aanbrengt, blijkt ook dat bij elke beker opnieuw esthetische keuzes worden gemaakt, heel concreet betrekking hebbend op het aantal deuken, de plaats van de deuken, de diepte van de deuken en de grootte van de deuken. Elke Deukbeker is daarmee een rechtmatige bewerking van de allereerste Deukbeker uit 1975 en daarmee opnieuw een auteursrechtelijk beschermd werk.

9. De Deukmok is (nagenoeg) identiek aan de Deukbeker en de totaalindruk is gelijk. Immers de Deukmok heeft dezelfde kenmerken als de Deukbeker, de plaats van de ribbels, de grootte van de band van de ribbels, de verhoudingen met de gladde stukken van de beker, de omgebogen rand, de vormgeving (reliëf) van het onderste randje, maar voroal ook de aangebrachte deuken. De deuken in de Deukmok zijn zowel qua vorm als plaatsing (nagenoeg) identiek aan die in de Deukbeker.

(…) 15. V&D brengt de Deukmok in een zeer slechte en grove uitvoering op de markt en biedt de Deukmok ook in grote getalen aan tegen een bijzonder lage prijs in haar winkels, in haar folders en op haar website. En dit in een periode waarin juist de Deukbeker een aardig geschenk is tijdens de feestdagen en er voor dergelijke producten extra veel afzet is, heeft zowel Brandt als ook haar distributeur grote onherstelbare schade geleden en lijden voortdurende onherstelbare schade.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7321

Audiri et alteram partem necesse est?

Dirk VisserProf.  mr. D.J.G. Visser (Klos Morel Vos & Schaap): Het Amsterdamse ex-parte verbod met wederhoor. Enkele bespiegelingen naar aanleiding van het Amsterdamse ex-parte verbod met wederhoor.

“In geen enkel land in Europa gebeuren naar mijn weten zo veel gekke nieuwe dingen naar aanleiding van de implementatie van de IE-handhavingsrichtlijn  als in Nederland. (…) Op het gebied van de volledige proceskostenveroordeling bevinden we ons ook al weer twee jaar in een creatieve rollercoaster. Volledige proceskostenveroordelingen konden en moesten ineens in IE-zaken, advocaten waren heel creatief met het opvoeren van (pizza-)kosten  en rechters minstens zo creatief in het matigen ervan.

Daardoor moet iedereen de hele tijd goed opletten door welke hoepels nu weer gesprongen moet worden. (Vergeet u niet, ook als gedaagde, in kort geding uw eigen vordering tot volledige proceskostenveroordeling volledig te motiveren volgens de regels van het Endstra-arrest  en aan te tonen dat het een ingewikkeld of juist een eenvoudig IE-geschil betreft, en waarom de bijbehorende indicatie-tarieven wel of niet van toepassing zijn én de onderbouwing van de proceskosten vordering van de wederpartij (die pas ter zitting wordt overgelegd) gemotiveerd te betwisten én uw eigen proceskostenvordering uitdrukkelijk uitvoerbaar bij voorraad te vorderen?)”

Lees het gehele artikel hier.

IEF 7312

De teksten van incasso-overeenkomsten

Hoge Raad, 21 november 2008, LJN: BF5284, Juresta Nederland B.V. tegen Advex Financiële Diensten B.V. c.s.  (met conclusie A-G Verkade)

81 RO-arrest. Oorspronkelijk auteursrechtelijk geschil. Onrechtmatige daad. Schadeplichtigheid na betekening van vonnis dat later werd vernietigd; eigen schuld in de zin van art. 6:101 BW; schadeberekening; gebruik deskundigenrapport waarop partijen niet tussentijds hebben kunnen reageren; passeren bewijsaanbod. Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling en verwerpt het beroep (81 RO). 
 
In deze zaak gaat het om de vraag of Juresta jegens Advex c.s. aansprakelijk is voor de schade die Advex c.s. vanaf 9 januari 1998 stellen te hebben geleden als gevolg van de betekening van het later vernietigde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 en zo ja, tot welk bedrag.

Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 is Advex c.s., op straffe van het verbeuren van een dwangsom, op auteursrechtelijke gronden verboden de (teksten van) incasso-overeenkomst(en) van Juresta geheel of gedeeltelijk in gewijzigde vorm bewerkt en/of nagebootst te verveelvoudigen of openbaar te maken. Na betekening van het vonnis door Juresta op 9 januari 1998 hebben Advex c.s. zich onthouden van het gebruik van de door hen gehanteerde incasso-overeenkomst en algemene voorwaarden. Nadien is het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 1998 in hoger beroep vernietigd bij arrest van het hof Amsterdam van 20 mei 1999.

De rechtbank heeft - in hoger beroep en in cassatie niet bestreden - geoordeeld dat met de executie van het in hoger beroep vernietigde vonnis de onrechtmatigheid en schadeplichtigheid van Juresta jegens Advex c.s. vaststaat. De omvang van de schade is vervolgens onderwerp van geschil geworden. Na een door de rechtbank bevolen deskundigenbericht is Juresta veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan Advex c.s. Het hof heeft de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd.

Lees het arrest hier.