Merkenrecht  

IEF 22895

Conclusie A-G Puma/Monshoe: formstrip te weinig gelijkend, geen inbreuk

Hoge Raad 29 aug 2025, IEF 22895; ECLI:NL:PHR:2025:870 (Puma tegen Monshoe), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/conclusie-a-g-puma-monshoe-formstrip-te-weinig-gelijkend-geen-inbreuk

Parket bij de Hoge Raad 29 augustus 2025, IEF 22895; ECLI:NL:PHR:2025:870 (Puma tegen Monshoe). In dit geding staat de vraag centraal of Monshoe met haar schoenontwerpen inbreuk maakt op Puma’s bekende formstrip-beeldmerken en of die merken nog wel normaal worden gebruikt. Puma baseert haar vorderingen op art. 9 lid 2 sub b en c UMVo en art. 2.20 lid 2 sub b en c BVIE. De b-grond ziet op verwarringsgevaar, de c-grond op bescherming van bekende merken tegen ongerechtvaardigd voordeel of afbreuk aan reputatie of onderscheidend vermogen. Monshoe vordert in reconventie vervallenverklaring wegens non-usus. De rechtbank wijst de vorderingen van Puma grotendeels toe en verwerpt de reconventie. Het hof komt tot een ander oordeel: Puma toont met facturen, promotiemateriaal en jaarverslagen voldoende normaal gebruik aan, ook in varianten die het onderscheidend vermogen niet wijzigen, zodat de vervallenverklaring faalt. De inbreukvorderingen stranden echter omdat de visuele overeenstemming tussen de formstrip en Monshoes teken zeer gering is en het publiek geen verband legt; marktonderzoeken in Nederland, België en Duitsland bevestigen dit.

IEF 22883

Gedaagde moet stoppen met merkinbreuk Bylima

Rechtbank Midden-Nederland 5 aug 2025, IEF 22883; ECLI:NL:RBMNE:2025:4185 (Bylima tegen Gedaagde), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gedaagde-moet-stoppen-met-merkinbreuk-bylima

Rb. Midden Nederland 5 augustus 2025, IEF 22883; ECLI:NL:RBMNE:2025:4185 (Bylima tegen Gedaagde). Bylima c.s. ontwerpt en vervaardigd kleding, waaronder sjaals. Via verschillende media worden sjaals verkocht die op die van Bylima lijken en ook dit logo dragen. Bylima stapt naar de rechter en vraagt om een verbod op verdere verkoop. Bylima heeft drie beeldmerken geregistreerd bij het BOIP en het woordmerk Bylima bij het EUIPO. Volgens de rechtbank heeft Bylima door het door haar overlegde bewijs aangetoond dat haar merkenrechten zijn geschonden. Daarnaast heeft Bylima ook voldoende aangetoond dat gedaagde betrokken is geweest bij de verkoop van deze namaakproducten, en dus ook bij de inbreuk op de merkenrechten van Bylima. Omdat er nog andere personen bij betrokken zijn, betekent dit niet dat gedaagde niet geheel verantwoordelijk gehouden kan worden voor de inbreuk.  

IEF 22882

Uitspraak is ingezonden door Edwin van der Velde, Simmons & Simmons

Definitieve prejudiciële vragen HVJ inzake Van Caem/Bacardi

Hof Den Haag 2 sep 2025, IEF 22882; Zaaknummers Hof 200.304.147/01 en 200.304.960/01 (van Caem tegen Bacardi), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/definitieve-prejudiciele-vragen-hvj-inzake-van-caem-bacardi

Hof Den Haag 2 september 2025, IEF 22882; Zaaknummers Hof 200.304.147/01 en 200.304.960/01, ECLI:NL:GHDHA:2025:1789 (van Caem tegen Bacardi). Het Hof Den Haag heeft de definitieve prejudiciële vragen bepaald in de zaak tussen DelicaSea B.V. c.s. tegen Bacardi, waarin Bacardi stelt dat DelicaSea c.s. merkinbreuk maakt door originele flessen drank voorzien van de merken van Bacardi te verhandelen. DelicaSea’s onderneming is actief in de parallelhandel in drank. Het hof oordeelde dat geen sprake is van vereenzelviging van vennootschappen, zodat DelicaSea c.s. niet veroordeeld kan worden op basis van het leerstuk van gezag van gewijsde. Het hof twijfelde over de vraag wanneer aan het Class-criterium is voldaan, oftewel: wanneer kan worden gesteld dat waren “noodzakelijkerwijs” in de EU in de handel worden gebracht als bedoeld in het Class-arrest van het Hof van Justitie. Het hof was voornemens om hier prejudiciële vragen over te stellen en formuleerde verschillende conceptvragen [IEF 22040], deze vragen zijn nu definitief. (r.o. 5.1 e.v.). Deze vragen luiden als volgt: 

IEF 22881

Sugar-Score van Holie niet misleidend

Rechtbank Amsterdam 15 aug 2025, IEF 22881; ECLI:NL:RBAMS:2025:5929 (Lotus tegen Holie), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/sugar-score-van-holie-niet-misleidend

Rb. Amsterdam 15 augustus 2025, IEF 22881, RB 3926; ECLI:NL:RBAMS:2025:5929 (Lotus tegen Holie). Lotus is een onderneming o.a. op het gebied van koekjes. Sinds 2015 investeert het bedrijf ook in gezondere snackrepen, onder de merknamen nākd. en TREK. Holie werd opgericht in 2018, met als missie: een gezonder alternatief bieden voor ontbijtgranen, vaak met minder suiker. Daarvoor bedacht Holie de Sugar-Score: een label in de vorm van een A, B of C, met de kleuren groen, oranje of rood. In een reclamecampagne labelde Holie de vijf bestverkochte ontbijtgranen en repen met die Sugar-Score. Ook de repen van Lotus kregen een plek. Lotus maakte bezwaar. Volgens haar was er sprake van misleidende, ongeoorloofde vergelijkende reclame. Ze stelde dat de Sugar-Score een ontoelaatbare voedingsclaim is, en bovendien afbreuk doet aan haar producten en merkrechten. Lotus vorderde dat Holie zou stoppen met het gebruik van de Sugar-Score en dat Holie geen enkele inbreuk meer zou maken op de rechten van Lotus. Holie verweert zich, volgens haar laat de campagne op toegestane wijze het suikergehalte van producten zien. In reconventie vroeg Holie op haar beurt om een verbod op duurzaamheidsclaims van Lotus, die volgens Holie misleidend zijn, en om een rectificatie op de website van Lotus. 

IEF 22907

Gerecht EU: Indieningsdatum Uniemerkaanvraag bepalend

Gerecht EU (voorheen GvEA) 16 mrt 2022, IEF 22907; ECLI:EU:T:2022:139 (Nowhere v EUIPO – Ye (APE TEES)), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gerecht-eu-indieningsdatum-uniemerkaanvraag-bepalend

Gerecht EU 16 maart 2022, IEF 22907; IEFbe 3965; ECLI:EU:T:2022:139 (Nowhere tegen EUIPO, Ye). Het Gerecht van de Europese Unie oordeelt op 16 maart 2022 in de zaak Nowhere Co. Ltd. v. EUIPO over de oppositie tegen het Uniemerk APE TEES. De Japanse onderneming Nowhere verzet zich tegen de inschrijving met een beroep op oudere, niet-geregistreerde apenlogo’s die in het Verenigd Koninkrijk in het handelsverkeer worden gebruikt, en beroept zich daarbij op artikel 8(4) UMVo (voorheen artikel 8(4) Vo. 207/2009) en de common law-actie passing off. De EUIPO wijst de oppositie af met het argument dat, na de Brexit en het verstrijken van de overgangsperiode op 31 december 2020, rechten gebaseerd op het Verenigd Koninkrijk niet langer als grondslag kunnen dienen. Het Gerecht volgt die redenering niet: bepalend voor de beoordeling van een oppositie is de datum waarop de Uniemerkaanvraag wordt ingediend, in dit geval 2015. Dat de betreffende rechten op een later moment buiten de EU vallen, doet volgens het Gerecht niets af aan hun relevantie op het tijdstip van de aanvraag.

IEF 22879

Geen verwarringsgevaar tussen Magic Crown en Crown wegens zwakke onderscheidingskracht

Gerecht EU (voorheen GvEA) 23 jul 2025, IEF 22879; ECLI:EU:T:2025:746 (Löwen Entertainment tegen EUIPO en Wazdan Holding), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-verwarringsgevaar-tussen-magic-crown-en-crown-wegens-zwakke-onderscheidingskracht

Gerecht EU 23 juli 2025, IEF 22879; IEFbe 3960; ECLI:EU:T:2025:746 (Löwen Entertainment / EUIPO en Wazdan Holding). Het Gerecht van de EU verwerpt het beroep van Löwen Entertainment GmbH tegen de beslissing van de Tweede Kamer van Beroep van het EUIPO. Wazdan Holding LTD vraagt de inschrijving aan van het Uniewoordmerk 'Magic Crown' voor producten en diensten in klassen 9, 28 en 41 (waaronder software, speelautomaten en casino- en gokdiensten). Löwen maakt bezwaar met een beroep op haar oudere Uniewoordmerk 'Crown', dat is geregistreerd voor deels identieke en soortgelijke producten en diensten in dezelfde klassen. De Oppositiedivisie geeft Löwen gelijk en wijst de aanvraag af. De Kamer van Beroep draait dit echter terug en oordeelt dat er geen gevaar voor verwarring bestaat. Volgens de Kamer heeft het element crown weinig onderscheidend vermogen in de kansspel- en entertainmentsector, omdat het vaak wordt gebruikt in combinatie met andere woorden. Het extra element magic zorgt ervoor dat het aangevraagde merk genoeg verschilt. Daardoor is de visuele, klankmatige en begripsmatige overeenkomst tussen de tekens slechts gering.

IEF 22878

Geen verwarringsgevaar: ECE verliest zaak over ECE LOGISTICS

Gerecht EU (voorheen GvEA) 17 jul 2025, IEF 22878; ECLI:EU:T:2025:739 (ECE Group tegen EUIPO en ECE Logistics), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-verwarringsgevaar-ece-verliest-zaak-over-ece-logistics

Gerecht EU 17 juli 2025, IEF 22878; IEFbe 3959; ECLI:EU:T:2025:739 (ECE Group / EUIPO en ECE Logistics). Het Gerecht van de EU verwerpt het beroep van ECE Group GmbH & Co. KG tegen een beslissing van de Kamer van Beroep van het EUIPO. ECE Group vordert nietigverklaring van het Uniemerk ECE LOGISTICS (beeldmerk), dat is geregistreerd voor transport- en opslagdiensten in klassen 35 en 39. Zij beroept zich op oudere rechten, waaronder het Uniewoordmerk ECE, een internationaal beeldmerk ECE en het Duitse woordmerk ECE Logistics, die betrekking hebben op diensten in de vastgoed- en bouwsector (o.a. planning, financiële en technische diensten, bouw van vastgoed en logistieke faciliteiten). Volgens ECE Group bestaat er ten minste een lage mate van overeenstemming tussen deze diensten en de transport- en opslagdiensten van de jongere inschrijving, zodat verwarringsgevaar (art. 8(1)(b) UMVo) niet kan worden uitgesloten. Ook stelt zij dat de Kamer van Beroep haar motiveringsplicht schendt, met name door nationale rechterlijke uitspraken (Bundespatentgericht) te negeren.

IEF 22869

Gerecht EU vernietigt beslissing EUIPO wegens tegenstrijdige motivering

Gerecht EU (voorheen GvEA) 23 jul 2025, IEF 22869; ECLI:EU:T:2025:747 (Pernod Ricard tegen EUIPO en West End Drinks Ltd), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gerecht-eu-vernietigt-beslissing-euipo-wegens-tegenstrijdige-motivering

Gerecht EU 23 juli 2025, IEF 22869; IEFbe 3956; ECLI:EU:T:2025:747 (Pernod Ricard tegen EUIPO en West End Drinks Ltd). In 2018 vraagt West End Drinks inschrijving van het Uniemerk The King of Soho aan voor gin en vodka in klasse 33. Pernod Ricard stelt oppositie in op basis van haar oudere Uniewoordmerk SOHO (2005) en Frans woordmerk SOHO (1987), beide ingeschreven voor alcoholische dranken. De Oppositieafdeling wijst de oppositie in 2022 toe. In beroep vernietigt de Kamer van Beroep die beslissing en wijst de oppositie volledig af. Pernod Ricard gaat hiertegen in beroep bij het Gerecht EU en voert twee middelen aan: een middel over de beoordeling van verwarringsgevaar en een middel over de motivering van de beslissing. Het Gerecht kiest ervoor eerst het tweede middel te onderzoeken. Het stelt vast dat de bestreden beslissing tegenstrijdigheden bevat over het relevante territorium en publiek, het aandachtsniveau van de consument en de vergelijking van de betrokken waren. Zo verklaarde de Kamer enerzijds dat de beoordeling beperkt werd tot Spanje en Frankrijk, maar verwees zij elders naar het Engelstalige publiek en het grondgebied van de Unie als geheel. Als gevolg van die manifeste tegenstrijdigheid is de redenering niet te volgen en kan geen daadwerkelijke rechterlijke toetsing plaatsvinden.

IEF 22863

Opslag buiten beschermde lidstaat kan merkinbreuk vormen bij gericht aanbod in beschermende lidstaat

HvJ EU 1 aug 2025, IEF 22863; ECLI:EU:C:2025:593 (Tradeinn Retail Services S.L. tegen PH), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/opslag-buiten-beschermde-lidstaat-kan-merkinbreuk-vormen-bij-gericht-aanbod-in-beschermende-lidstaat

HvJ EU 1 augustus 2025, IEF 22863; IEFbe 3953; ECLI:EU:C:2025:593 (Tradeinn Retail Services S.L. tegen PH). In een zaak tussen Tradeinn Retail Services S.L. (TRS), een in Spanje gevestigde onderneming, en PH, houder van Duitse beeldmerken voor duikapparatuur, vordert PH dat TRS wordt verboden gebruik te maken van aan zijn merken gelijke tekens op producten, verpakkingen, aanbiedingen en advertenties gericht op Duitsland. TRS verkoopt via haar website en het platform Amazon.de duikaccessoires voorzien van deze tekens. De Duitse rechter in eerste aanleg wijst de vordering deels toe. In hoger beroep wordt TRS daarnaast verboden de betrokken goederen te verkopen of daartoe in voorraad te hebben. TRS stelt daarop beroep in bij de hoogste Duitse rechter, die prejudiciële vragen stelt aan het Hof van Justitie. De verwijzende rechter vraagt of een merkhouder een derde kan verhinderen goederen met een inbreukmakend teken in een andere lidstaat in voorraad te houden met het doel deze in de lidstaat van merkbescherming aan te bieden of te verhandelen. Ook rijst de vraag of daadwerkelijk fysiek bezit vereist is, dan wel dat feitelijke controle via toezicht of leiding volstaat.

IEF 22862

Uitspraak ingezonden door Edwin van der Velde & Paul Tjiam, Simmons & Simmons LLP.

Hof Amsterdam: Prestige Parfums voldoet aan medewerkingsplicht bij bewijsbeslag Coty

Hof Amsterdam 19 aug 2025, IEF 22862; C/13/754261 (Coty Beauty tegen Prestige Parfums), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hof-amsterdam-prestige-parfums-voldoet-aan-medewerkingsplicht-bij-bewijsbeslag-coty

Hof Amsterdam 19 augustus 2025, IEF 22862, IEB 3952, C/13/754261 (Coty Beauty tegen Prestige Parfums). Prestige Parfums B.V. (hierna: Prestige) houdt zich bezig met de wereldwijde handel in originele parfumflessen, waaronder parfumflessen van de merken die beheerd worden door Coty Beauty Germany GmbH (hierna: Coty). De rechtbank oordeelt op verzoek van Coty dat het aanbieden van parfumflessen van Coty-merken in de EU, die eigenlijk voor andere markten bestemd zijn, een inbreuk vormt op Coty’s merkrechten. Prestige moet alle informatie die zij heeft over de herkomst en distributiekanalen van dergelijke flessen delen met Coty, op straffe van dwangsommen. Coty betwist de juistheid en/of volledigheid van de uiteindelijke opgave van Prestige, en krijgt toestemming van de voorzieningenrechter voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van Prestige, wederom op straffe van dwangsommen. Coty meent dat Prestige dwangsommen heeft verbeurd door medewerking te weigeren aan het bewijsbeslag. Prestige vordert in eerste aanleg dat Coty elke executiehandeling staakt en gestaakt houdt. De voorzieningenrechter kent de vordering toe, voor zover het gaat om de executiemaatregelen vanwege schending van de medewerkingsplicht. Coty gaat in hoger beroep.