Merkenrecht  

IEF 1016

Eerst even voor jezelf lezen

Arrest HvJ , 6 oktober 2005, zaak C-120/04.  Medion AG tegen Thomson (Life / Thomson Life, prägetheorie). Het Hof van Justitie (Tweede kamer) verklaart voor recht:

Artikel 5, lid 1, sub b, van de Eerste richtlijn (89/104/EEG) van de Raad van 21 december 1988 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten, dient aldus te worden uitgelegd dat er bij het publiek verwarring tussen dezelfde waren en diensten kan bestaan, wanneer het bestreden teken wordt gevormd door samenvoeging van de firmanaam van een derde met het ingeschreven merk, dat een normaal onderscheidend vermogen heeft, en het ingeschreven merk weliswaar niet als enige bepalend is voor de totaalindruk van het samengestelde teken, doch daarin een zelfstandige onderscheidende plaats behoudt. Lees arrest hier.

IEF 1013

Maak af: Canna...

Rechtbank 's-Gravenhage, 5 oktober 2005, KG 05/1117, Canna - Alpha Nova. Kort geding vonnis in een merkenzaak.

Eiser in dit kort geding handelt in de verkoop van meststoffen voor de teelt van hennep. Gedaagde heeft een testkit ontwikkeld voor de analyse van werkzame stoffen in hennep en heeft hiervoor het merk CANNALYSE gedeponeerd. Eiser acht dit in strijd met zijn merk- en handelsnaamrecht en vordert ook de overdracht van de domeinnaam www.cannalyse.com.

Zoals gebruikelijk worden alle relevante omstandigheden in aanmerking genomen bij de beoordeling van de overeenstemming. De rechtbank komt allereerst tot het oordeel dat het woordelement CANNA van huis uit nauwelijks onderscheidend vermogen toekomt, met name door het verwijzende en beschrijvende gebruik. Vervolgens dient de vraag of het merk CANNA onderscheidend vermogen heeft verworven door bekendheid in de markt. "Bij de beoordeling dient rekening te worden gehouden met de perceptie van het in aanmerking komende publiek. Het algemene publiek zal het merk CANNA wellicht niet gemakkelijk herkennen als een verwijzing naar cannabis. Voor dat publiek is dat immers een product waar het weinig ervaring mee heeft. Dit ligt anders bij de doelgroep van eiseres en gedaagde. Van deze doelgroep [...] mag worden verondersteld dat die veel informatie over cannabis over zich heen krijgt en afroept [...]. Dit voert tot het voorlopig oordeel dat het woordelement CANNA in de betreffende branche een zekere bekendheid als merk heeft gekregen. Door inburgering is daardoor zeker, zij het dan gering, onderscheidend vermogen ontstaan."

"[...] voorshands oordelend [kan], niet worden gezegd dat het door gedaagde gebruikte teken CANNALYSE overeenstemt met één van de merken waarop eiseres zich in dit kort geding beroept. Daartoe is redengevend enerzijds dat niet is gebleken dat aan het woordelement CANNA van de merken van eiseres van huis uit dan wel door inburgering in voldoende mate onderscheidend vermogen toekomt, terwijl anderzijds door de wijze waarop gedaagde het woord CANNA gebruikt - te weten in combinatie met het achtervoegsel LYSE - de totaalindruk van het merk en teken zodanig verschilt dat verwarringsgevaar in vorenstaande zin niet op voorhand aannemelijk is." Zowel de merkenrechtelijke grondslag als de grondslag ontleend aan het handelsnaamrecht falen. Ook levert het gebruik van het teken CANNALYSE geen onrechtmatig handelen jegens eiseres op.

Lees hier het vonnis.

IEF 1005

B.K.R

GvEA 5 oktober 2005, zaak T-423/04, Bunker & BKR, SL tegen OHIM. Beroep tegen de beslissing van de kamer van beroep van het BHIM inzake een oppositieprocedure.

Tegen het aangevraagde merk B.K.R. wordt oppositie ingesteld gebaseerd op het bestaan van oudere merken, waaronder BK RODS (dat thans op naam staat van Marine Stock, in dit beroep interveniënte). De oppositieafdeling van het BHIM verklaart de oppositie gegrond wegens gevaar voor verwarring. De kamer van beroep verwerpt vervolgens het beroep daar, ondanks dat de tekens tot op zekere hoogte visueel en fonetisch overeenstemmen, er bij het publiek geen gevaar voor verwarring van deze merken bestaat.

Aan het Gerecht wordt gevraagd de bestreden beslissing te herzien en de aanvraag tot inschrijving van het merk voor alle waren in te willigen en subsidiair de bestreden beslissing te vernietigen opdat de oppositieafdeling de betrokken tekens op een correcte wijze vergelijkt.

Ten aanzien van de eerste vordering is naar het oordeel van het Gerecht verzoekster niet-ontvankelijk. Aangezien het BHIM verplicht is de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van de gemeenschapsrechter, kan het Gerecht geen bevelen richten tot het BHIM. Het gerecht geeft daarop in ro. 15 de ten aanzien van de eerste vordering geldende standaardarresten, te weten Baby-Dry, Giroform, Eurocool en ELS.

Het gerecht gaat vervolgens in op het door verzoekster genoemde middel, te weten de relatieve weigeringsgrond uit artikel 8 lid 1 sub b van de Gemeenschapsmerkenverordening. Het voor deze weigeringsgrond belangrijke verwarringsgevaar dient volgens vaste rechtspraak globaal beoordeeld te worden uitgaande van de wijze waarop het relevante publiek de betrokken tekens en waren of diensten waarneemt, en met inachtneming van alle factoren die het concrete geval kenmerken, inzonderheid de onderlinge samenhang tussen de overeenstemming van de tekens en de soortgelijkheid van de waren of diensten waarop ze betrekking hebben.

Het gerecht gaat ten aanzien van de overeenstemming van de tekens zeer gedetailleerd in op de visuele en fonetische aspecten van beide tekens. Ten aanzien van de visuele aspecten, onder meer de grootte van het lettertype, de plaats ervan, woordelementen als  'made in Spain', beeldelementen etc., komt het gerecht tot de conclusie dat de kamer van beroep niet op goede gronden kon concluderen dat de tekens in hun geheel beschouwd visueel overeenstemmen.
Ten aanzien van het fonetische aspect stelt het BHIM dat het oudere merk uitgesproken dient te worden als "bé-ka-rods", volgens interveniënte als "bé-ka-érods". Het voorgedragen teken dient uitgesproken te worden als "bé-ka-èr". Het gerecht gaat uit van de eerst genoemde uitspraak en concludeert vervolgens dat de twee conflicterende tekens niet fonetisch overeenstemmen. Niet door verzoekster weersproken, is het oordeel dat de betrokken tekens geen duidelijke begripsmatige overeenstemming vertonen.

De beslissing van het OHIM wordt aldus vernietigd. Lees hier hier het arrest.

IEF 996

Het is maar toiletpapier

Op de slagzinnenvergadering van 27 september heeft de slagzinnencommissie van het GVR de onderstaande 9 slagzinnen goedgekeurd. Naar het oordeel van de commissie voldoen ze aan de criteria zoals vastgesteld in het Reglement Slagzinnenregister.  Indien binnen twee maanden na publicatie op de GVR website en in de Adformatie geen bezwaren zijn ontvangen bij het GVR, gebaseerd op artikel 3 van het Reglement Slagzinnenregister, worden de zinnen in het register ingeschreven. Lees hier meer.

Ieder 1 is uniek. (Publieke Omroep)
Highlight your life. (L'Oreal)
Vinea. Je eigen vakantie. (Vinea Vakanties)
Iedere uitvaart uniek. Yarden. (Yarden)
VSM, werkzaam van nature. (VSM Geneesmiddelen B.V.)
Senior Power. Werken met ervaring. (GrijsWerkt, min. SZW)
Alles over hoofdzaken. (Fonds Psychische Gezondheid)
Geef ze een kans op een wereld in balans. (WNF)
Het is maar toiletpapier, maar het is wél Edet. (SCA Hygiene Products)

IEF 993

Uit het beschermde vuistje (3)

Eindelijk antwoord van  minister Veerman op eerdere kamervragen over de aanduiding 'Boerenkaas' (eerder bericht hier): Kamervragen met antwoord 2005-2006, nr. 56, Tweede Kamer.Vragen van de leden Van Gent en Vos (beiden GroenLinks) aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de bescherming van boerenkaas.(Ingezonden 18 augustus 2005). Goed nieuws en slechts nieuws. Het goede nieuws is dat de minster gaat proberen te voorkomen dat een leemte ontstaat in de bescherming van boerenkaas.

1: ‘Kent u de recente berichten over het mogelijk vervallen van de beschermende regelgeving voor «boerenkaas»?’

Minister Veerman: ‘Ja’

2: ‘Is het juist dat op 1 januari 2006 de Nederlandse overheidsregeling afloopt die de naam «boerenkaas» beschermt en dat de Europese regeling die daarvoor in de plaats moeten komen niet per 1 januari van kracht is waardoor de continuïteit in de bescherming voor de boerenkaas ontbreekt?’

Minister Veerman:  ‘De Nederlandse overheidsregeling waar u op doelt is de tijdelijke Landbouwkwaliteitsregeling kaas. In de regeling wordt een groot aantal kwaliteitseisen gesteld aan zuivelproducten en worden enkele specifieke kwaliteitseisen gesteld aan boerenkaas. Deze eisen behelzen geen dwingende Europese voorschriften, maar regelen meer dan de Europese regelgeving voorschrijft. De Landbouwkwaliteitsregeling kaas is een tijdelijke regeling die per 1 januari 2006 komt te vervallen. Dit is aangekondigd in mijn brief van 8 april 2004 aan de Tweede Kamer inzake de vermindering van regelgeving en administratieve lasten (pakketbrief). Het bedrijfsleven heeft vanuit de eigen verantwoordelijkheid in 2003 bij de Europese Commissie een aanvraag ingediend voor de bescherming van de benaming van boerenkaas op basis van de EUverordening inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten. De behandeling van deze aanvraag heeft vertraging opgelopen vanwege de grote achterstanden bij de Europese Commissie bij de afhandeling van dergelijke aanvragen. Inmiddels blijkt dat ondanks herhaaldelijk aandringen bij de Commissie door het Ministerie van LNV de aanvraag niet voor 1 januari 2006 zal worden afgehandeld.’

3: ‘Bent u bereid de nodige maatregelen te treffen zodat de beschermende status van het product boerenkaas gecontinueerd wordt totdat de Europese regelgeving van kracht wordt? Zo ja, middels welke maatregelen? Zo neen, waarom niet?’

Minister Veerman: ‘Ik zal bij de Commissie blijven aandringen op een spoedige behandeling van de aanvraag voor Europese bescherming van boerenkaas. Om te voorkomen dat een leemte ontstaat in de bescherming van boerenkaas, ben ik bereid de Landbouwkwaliteitsregeling kaas te verlengen totdat de Europese bescherming van kracht wordt.’

IEF 992

prononcé comme [ f?:st] ou [f?rst]

Oppositiebeslissing, 5 september 2005 inzake oppositie 2000019 Manufacture de Tabacs Heintz van Landewyck, société à responsabilité limitée tegen CARREFOUR.  Benelux-oppositie tegen (internationaal) merkdepot.

Le 23 avril 2004, le défendeur a introduit une demande d'enregistrement de la marque figurative « 1 » pour distinguer des produits dans les classes 1 à 34. La demande d´enregistrement internationale porte le numéro 829911. L'opposition est basée sur la marque verbale Benelux antérieure FIRST (enregistrement Benelux 401146) déposée le 30 juillet 1984 pour des produits dans la classe 34. l´opposant a limité son opposition contre les produits Cendriers pour fumeurs en métaux précieux, étuis à cigarettes et fume -cigarette en métaux précieux en classe 14 et Tabac; articles pour fumeurs; allumettes en classe 34.

(…) Néanmoins, ce rapport est insuffisant pour considérer que les signes sont similaires sur le plan conceptuel…En effet, la marque postérieure souligne clairement le caractère économique du produit en apposant la pièce de monnaie dans le fente de la tirelire, indiquant que le consommateur épargne de l´argent (en achetant le produit). De plus, si le défendeur avait vraiment voulu positionner sa marque directement comme étant « le premier » , il aurait suivi les règles linguistiques et utilisé l´indication « 1er », « 1e » ou « 1st ».

En outre, il faut remarquer que, même si les deux marques font référence au même concept ou à la même valeur ou qualité, les langues sont différentes et il n´est pas usuel, pour le consommateur, de traduire une marque dans la langue du pays où le produit doit être commercialisé. Par conséquent, d´un point de vu conceptuel, les signes présentent plus de différences que des ressemblances.

Vu la différence entre les signes sur les plans visuel, phonétique et conceptuel, le degré d´attention élevé du public concerné et le fait que la marque antérieure n´a pas un caractère distinctif élevé, et malgré l'identité respectivement la similitude entre les produits, il n´y a pas de risque de confusion pour les produits en classes 14 et 34. L'opposition est rejetée. Lees beslissing hier.

IEF 979

een genuanceerde 11-2 (2)

  De 11-2 zal op de borden blijven staan: diverse media berichten dat Albert Heijn en Unilever hun geschil al twee weken geleden hebben bijgelegd (eerder bericht hier). De inhoud van de schikking is niet bekend gemaakt, zodat het afwachten is of AH naast verpakkingen van de margarine en de pindakaas, ook haar andere productverpakkingen gaat aanpassen. In het FD stelt een woordvoerder van Unilever dat de de gang naar de rechter een 'moeilijke maar noodzakelijke stap' was. 'Misschien zijn we er daardoor nu wel beter uit gekomen.' De rechter als relatietherapeut. Lees hier of hier of hier meer.

IEF 978

van surinaams fabrikaat

Rechtbank 's-Gravenhage, 28 september 2005, zaaknr. 21248, Bharat c.s. - SAB. Omvangrijk geschil tussen de voormalig leverancier en distributeur van de Surinaamse Mariënburg rum. Na uiteen te zijn gegaan, komen beiden elkaar nu regelmatig tegen bij Rechtbank en Hof. Ook het merkenrecht wordt als wapen in de strijd gehanteerd.

De feiten: Bharat heeft 10 jaar lang voor SAB als distributeur van Mariënburg Rum in de Benelux opgetreden voor Suriname Alcohol Beverage (SAB). In de overeenkomst is onder meer vastgesteld dat deze overeenkomst voor 10 jaar zal gelden en dat Bharat het Benelux woord/beeldmerk 'Mariënburg Rum' overdraagt aan SAB; SAB verstrekt Bharat in ruil een licentie onder het Benelux woordmerk Mariënburg. Na 10 jaar wenst SAB de overeenkomst tegen de wens van Bharat op te zeggen. Er volgt een kort geding over de rechtmatigheid van de opzegging, die door Bharat wordt verloren. SAB dient Bharat in ieder geval nog 5000 liter rum te leveren en SAB doet dit dan ook.

Inmiddels had Bharat in 1998 eveneens een woord/beeldmerk 'Marienburg Rum' gedeponeerd, dat vrijwel identiek was aan het merk van SAB. In een tweede kort geding in 2004 vordert SAB dat Bharat de verkoop van de rum onder het merk Mariënburg staakt. De Voorzieningenrechter oordeelt echter dat Bharat gerechtigd is om de geleverde 5000 liter onder het merk Mariënburg te verkopen, aangezien dit nog onder de eerder verstrekte licentie valt. SAB gaat in beroep, dat dat ten tijde van de uitspraak in de bodemprocedure nog loopt.

Kennelijk om nu toch echt een einde aan al deze ellende te maken, behandelt de Rechtbank uitvoerig de geldigheid van de opzegging van de overeenkomst en komt tot de conclusie dat SAB de overeenkomst in 2000 rechtsgeldig heeft opgezegd. Vervolgens komt het merkenrecht aan bod.

De Rechtbank oordeelt dat de inschrijving van het in 1998 door Bharat gedeponeerde merk 'Mariënburg Rum', weliswaar als te kwader trouw kan worden aangemerkt, maar dat SAB zich hier niet meer op kan beroepen voor wat betreft haar vordering tot doorhaling van het merk. Deze vordering is op grond van art. 14 sub 2 verjaard. De kwade trouw van Bharat heeft overigens wel andere gevolgen:

3.17. Bedoelde kwade trouw is overigens nog wel relevant voor de werking van art. 13 bis BMW, omdat gevorderde winstafdracht genoten met, kort gezegd, merkinbreuk moet worden afgewezen, indien de inbreuk niet te kwader trouw is gemaakt. Kwade trouw in de zin van laatstbedoeld artikel is naar het oordeel van de rechtbank gegeven in het onderhavige geval van depot te kwader trouw, zodat de gevorderde winstafdracht met de daarover af te leggen rekening en verantwoording voor zover en in de vorm zoals deze is gevorderd, voor toewijzing in aanmerking komt, evenwel als nader geformuleerd in het dictum.

Tot slot oordeelt dat Bharat (nu wel) inbreuk maakt op de merkrechten van SAB, door nog rum op de markt te brengen onder de merken van SAB.

Lees hier vonnis.

IEF 977

Gevoelige uitspraak

Dit zou wel eens het begin van een lange maar mooie Europese procedure kunnen zijn, een opmaat naar een spraakmakend arrest en luchtig voer voor de media: "Keine Eintragung von Tastmarken. Tastmarken sind mangels graphischer Darstellbarkeit der haptischen Eindrücke nicht eintragungsfähig.

Der Hersteller des Kräuter-Bitters Underberg wollte eine Tastmarke für das Produkt beim Deutschen Patent- und Markenamt (DPMA) eintragen lassen. Die Marke soll aus dem Namen „Underberg“ in Blindenschrift (der so genannten Braille-Schrift) bestehen. Es wäre die erste Eintragung einer „Tastmarke“ in Deutschland und vermutlich sogar auf der Welt gewesen. "

Zou het gegeven dat het hier om een Braille-merk gaat nog iets kunnen opleveren. Discriminatie? Zou beroep bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens nog wat opleveren? Lees hier iets meer. Uitspraak hier. (met dank aan De Brauw)