DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 14059

Merkinbreuk door gebruik 'Swiss Sense' en 'Sense'

Hof Den Haag 22 juli 2014, IEF 14059 (Recticel tegen Swiss Sense)
Uitspraak ingezonden door Gert Jan van de Kamp, Park Legal en Luuk Jonker, Holla Advocaten. Merkenrecht. Zie eerder IEF 11749. Recticel is een Zwitserse onderneming die zich toelegt op de productie en verkoop van onder meer bedden en matrassen onder het merk SWISSFLEX en is houdster van een aantal merkregistraties. Swiss Sense is werkzaam op hetzelfde gebied en is houdster van een aantal Benelux-woord/beeldmerken. In vrijwel al deze merken komt het teken SWISS SENSE voor. De rechtbank heeft in eerste aanleg een aantal merkinschrijvingen van Swiss Sense nietig verklaard, omdat deze het Zwitserse staatsembleem bevatten. Recticel vordert terecht dat Swiss Sense inbreuk maakt op haar merkrechten. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verbiedt in het bijzonder gebruik van 'Swiss Sense' als handelsnaam, domeinnaam of als merk en van 'Sense' als merk.

Woordmerk SWISSFLEX versus woordmerk SWISS SENSE
21. Het hof stelt voorop dat het element SWISS het onderscheidende en dominante bestanddeel is van het merk SWISSFLEX en van het teken SWISS SENSE. SWISS springt in het oog, nu dit, zoals Recticel c.s. terecht heeft opgemerkt, geen voor de hand liggende aanduiding is in relatie tot de betrokken waren en diensten, terwijl de beide andere elementen (FLEX respectievelijk SENSE) in dit verband weinig zeggingskracht hebben. Daar komt bij dat het element SWISS zowel in merk als in teken het eerste deel van het merk is, en dat moet worden aangenomen dat het (ook daarom) meer aandacht krijgt bij het relevante publiek (de gemiddelde consument met een, gelet op de prijs van de betrokken waren, verhoogd aandachtniveau) dan het daaropvolgende element FLEX respectievelijk SENSE. Het bewijsaanbod van Swiss Sense in de memorie van antwoord onder 152, is naar het oordeel van het hof niet voldoende concreet; het is bovendien geen aanbod tot getuigenbewijs, terwijl bewijsstukken door Swiss Sense eigener beweging in het geding hadden moeten worden gebracht.

22. (…) In visueel opzicht stemmen merk en teken in behoorlijke mate overeen, omdat het (eerste en tevens onderscheidende en dominante) element SWISS in merk en teken identiek is, en omdat dat element wordt gevolgd door een woord van vier of vijf letters met een duidelijke aanwezigheid van de letter E. Weliswaar verschilt het woordbeeld enigszins doordat SWISSFLEX aan elkaar geschreven wordt terwijl SWISS SENSE uit twee losse woorden bestaat, maar dat legt naar het oordeel van het hof onvoldoende gewicht in de schaal. Datzelfde geldt ook voor zover de twee bestanddelen van het teken SWISS SENSE in de praktijk worden geschreven met een hoofdletter.
In auditief opzicht stemmen merk en teken in aanzienlijke mate overeen. Het (eerste en tevens onderscheidende en dominante) element SWISS in merk en teken is identiek, terwijl de toevoegingen FLEX en SENSE worden gekenmerkt door de harde è-klank alsmede door de s-klank aan het eind. Dat de klemtoon, naar Swiss Sense stelt, verschillend wordt gelegd, maakt dit – voor zover dit al het geval zou zijn – niet anders. Datzelfde geldt voor de alliteratie in SWISS SENSE.
In begripsmatig opzicht stemmen merk en teken in zekere mate overeen. Het (eerste en tevens onderscheidende en dominante) element SWISS communiceert, zowel in merk als teken, immers een (positieve) associatie met Zwitserland (vgl. GEA 15 december 2011, zaak T-377/09, ECLI:EU:T:2011:753 (‘PASSIONATELY SWISS’)).

23. Wat betreft de (soort)gelijkheid van de betrokken waren en diensten overweegt het hof als volgt. Het merk SWISSFLEX van Recticel c.s. is ingeschreven voor, kort gezegd, slaapkamermeubilair, bedden, bedonderdelen, matrassen en kussens (productie 4 Recticel c.s.). Swiss Sense gebruikt het teken SWISS SENSE voor bedden (met name boxsprings), slaapkamermeubilair, slaapkamerartikelen en producten welke met de inrichting van slaapkamers te maken hebben (vgl. overweging 2.3 van het bestreden vonnis). Naar het oordeel van het hof is daarmee sprake van dezelfde, althans in verregaande mate soortgelijke waren en/of diensten. Het hof verwerpt daarmee ook het betoog van Swiss Sense dat de retaildiensten (de verkoop van voornoemde waren) waarvoor zij het teken Swiss Sense gebruikt, niet soortgelijk kunnen zijn aan de waren waarvoor Recticel c.s. haar merk heeft geregistreerd. Anders dan Swiss Sense lijkt te betogen (memorie van antwoord onder 135-138), is het immers mogelijk dat waren soortgelijk zijn aan diensten en andersom.

Woordmerk SWISSFLEX versus woord/beeldmerken SWISS SENSE met SWISS SENSE als dominant bestanddeel
26. Naar het oordeel van het hof stemmen dit merk en voormelde tekens overeen; het hof verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het teken/woordmerk SWISS SENSE. Ook in de in rechtsoverweging 25 genoemde tekens is SWISS het onderscheidende en dominante bestanddeel. Daarbij geldt evenwel het volgende. In visueel opzicht is sprake van minder overeenstemming dan ten aanzien van het teken/woordmerk SWISS SENSE, maar dat neemt niet weg dat er wel enige overeenstemming is. De totaalindruk in aanmerking nemend, is het woordcombinatie SWISS SENSE in de desbetreffende tekens naar het oordeel van het hof visueel dominant, terwijl de toevoegingen LIFE of SAFE respectievelijk de (zeer) klein afgebeelde onderschriften en het beeldelement naast die dominante woordcombinatie weinig zeggingskracht hebben gelet op hun algemene beschrijvende karakter, terwijl de onderschriften bovendien zo klein zijn afgebeeld dat zij nauwelijks opvallen. In auditief opzicht geldt ook dat de toevoegingen (onderschriften, LIFE of SAFE) niet afdoen aan de omstandigheid dat het element SWISS SENSE in de desbetreffende tekens auditief dominant is. In begripsmatig opzicht doen genoemde toevoegingen niet af aan de overeenstemming die hiervoor is aangenomen ten aanzien van het teken/woordmerk SWISS SENSE. Het gaat immers om beschrijvende onderschriften (‘boxsprings en matrassen’, ‘slapen met een goed gevoel’) en/of om elementen met weinig zeggingskracht (LIFE of SAFE).

Woord/beeldmerk SWISSFLEX versus handelsnaam Swiss Sense en domeinnaam swisssense
31. (…) Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in rechtsoverweging 19 e.v., kan Recticel c.s. zich op grond van art. 9 lid 1 sub b GMV verzetten tegen dergelijk gebruik door Swiss Sense van de aanduiding ‘Swiss Sense’. Dat geldt naar het oordeel van het hof ook voor de aanduiding ‘Swiss Sense’ in het onderschrift ‘by Swiss Sense’ in de tekens genoemd in overweging 2.4 onder f, h, m, n, p, s, t, u, v, w, x, en y van het bestreden vonnis, waarin naast een dominant woordelement (bijvoorbeeld DESIGN, COLOR, POCKET of SAFE) in het onderschrift in kleine letters Swiss Sense als handelsnaam wordt gebruikt, althans door het publiek als zodanig zal worden opgevat (‘by Swiss Sense’).

Woordmerk SENSUS versus SENSE
40. Op grond van het voorgaande, alsmede in aanmerking nemende dat het merk SENSUS een redelijk onderscheidend vermogen heeft en de verregaande mate van soortgelijkheid van de betrokken waren en diensten, komt het hof tot de conclusie dat het merk SENSUS en het teken SENSE in visueel, begripsmatig en auditief opzicht zodanig overeenstemmen dat daardoor verwarring kan ontstaan bij het relevante publiek (als eerder omschreven) als bedoeld in art. 9 lid 1 sub b GMV. Grief 12 slaagt dus. In zoverre is vordering (2) dus toewijsbaar.

Lees de uitspraak:
IEF 14059 (link/ pdf)

 

IEF 14046

Voldoende afwijking handelsnaam door plaatsing koppelteken

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 16 juli 2014, IEF 14041 (Internetnotarissen tegen Intervivos)
Uitspraak ingezonden door Steffen Hagen, CMS. Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Onrechtmatige daad. Internetnotarissen biedt online notariële diensten aan, onder meer via de website www.verklaringvanerfrecht.nl. Intervivos doet dat ook via de websites www.verklaring-erfrecht.nl en www.verklaringvanerfrechtservice.nl. De voorzieningenrechter oordeelt dat aan Internetnotarissen slechts een zeer geringe handelsnaamrechtelijke bescherming toekomt. Intervivos is gerechtigd ook dergelijke beschrijvende termen te voeren en de door haar gehanteerde (handels)namen wijken bovendien voldoende af. Er is geen sprake van vermeend onrechtmatig aanhaken.

4.6. (...) Hoewel vaststaat dat de aard en het werkgebied van de ondernemingen van partijen gelijk is en zij zich richten op hetzelfde publiek, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat van een dergelijk verwarringsgevaar geen sprake is. Intervivos heeft de handelsnaam van Internetnotarissen niet in zijn totaliteit overgenomen, maar slechts de beschrijvende elementen "verklaring", "erfrecht" en ".nl". Daartoe was Intervivos gezien het hiervoor in 4.5 overwogene gerechtigd. Door het plaatsen van een koppelteken tussen "verklaring" en "erfrecht", dan wel de toevoeging "service", wijken de handelsnamen van Intervivos voldoende af van de handelsnaam van Internetnotarissen. Bij grotendeels beschrijvende handelsnamen als die van Internetnotarissen is een gering verschil immers voldoende.(...)
4.9. Onderscheidingstekens die geen handelsnamen zijn kunnen op de voet van artikel 6:162 BW aanvullende bescherming vinden tegen - onder meer - het gebruik van sterk gelijkende aanduidingen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het beschrijvende karakter van de algemeen gebruikte aanduiding "verklaring van erfrecht" is het onderscheidend vermogen daarvan dermate zwak dat het gebruik van de (domein)namen Verklaring-erfrecht.nl, Verklaringvanerfrechtservice.nl en Verklaring van Erfrecht Service als onderscheidingstekens door Intervivos naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onrechtmatig is.
IEF 14027

Met terugwerkende kracht vervalt de dwangsom

Hof Arnhem-Leeuwarden 8 juli 2014, IEF 14027 (FysioSupplies tegen eiser)
Uitspraak ingezonden door Diederik Donk en Heleen Maatjes, The Legal Group.  Handelsnaamrecht. Het hof veroordeelde eiser tot het staken van handelsnaam Fysiosupplies, maar het dictum strekte niet zover dat eiser actief recherche dient te plegen, staking van executie werd bevolen [IEF 12682]. Het Hof vernietigt later het vonnis [IEF 13786]. Het beschrijvend karakter van het woord fysiosupplies sluit handelsnaambescherming niet uit, maar beperkt de beschermingsomvang. Als gevolg van de vernietiging van het vonnis, vervalt de titel voor de invordering van de dwangsommen met terugwerkende kracht. Het beroep wordt verworpen.

2.9. Het hof stelt vast dat als gevolg van de vernietiging van het vonnis van 19 maart 2013 de titel voor de invordering van de dwangsommen als bedoeld in art. 611c Rv, met terugwerkende kracht is komen te vervallen. De schorsing van de executie van deze (vervallen) dwangsommen is daarmee betekenisloos geworden. Daarom behoeven de grieven van FysioSupplies in het thans voorliggende geschil, waarin de schorsing wordt bestreden, verder geen bespreking meer.

2.10 Nu het belang van FysioSupplies bij de beoordeling van haar hoger beroep is komen te vervallen, dient dit beroep te worden verworpen.
IEF 13965

Assortiment 'hot chocolate'-zaak niet wezenlijk anders

Ktr. Rechtbank Amsterdam 26 mei 2014, 13965 (CoffeeCompany tegen Dam Spirit)
Franchise. Contractrecht. Uit de overgelegde stukken en foto’s blijkt dat het assortiment dat in de vestiging wordt gevoerd, terwijl zij opereert als “hot chocolate” zaak of “ijssalon” niet wezenlijk anders is dan dat ten tijde van het opereren als “koffieschenkerij” onder de franchiseformule van Coffee Company. Het assortiment, de prijsstelling, de benaming van de producten, de inrichting, uitstraling en het personeel gelijk is gebleven. Staking naam 'Coffee Company Dam'. Onaannemlijk dat 'Hot Chocolate Company' is gevoerd. Als franchisegever en overdrager van kennis en knowhow heeft Coffee Company een te beschermen belang: toewijzing verbod horecaonderneming, geen overname vestiging.

Gebruik namen
12. Naar voorlopig oordeel is Dam Spirit op grond van artikel 27 lid 7 van de licentieovereenkomst gehouden het gebruik van de naam Coffee Company Dam te staken. Het spreekt vanzelf dat voortgezet gebruik van deze naam bij het publiek de indruk kan wekken dat de vestiging nog verbonden is aan Coffee Company. Dit geldt niet voor de naam “Hot Chocolate”, waarbij wordt overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat Dam Spirit aan deze naam het woord “Company” heeft toegevoegd.

13. De vordering onder 2. I zal worden toegewezen en die onder 2.II zal worden afgewezen.
Staken exploitatie onderneming door Dam Spirit?
17. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel de activiteiten, die na 1 december 2013 in de vestiging werden en worden uitgeoefend, beschouwd moeten worden als soortgelijke activiteiten in de zin van artikel 18 van de licentieovereenkomst. Hieruit volgt dat Coffee Company recht en spoedeisend belang heeft bij toewijzing van een verbod om gedurende een jaar, ingaande 1 december 2013, een soortgelijke horecaonderneming te voeren als zij deed ten tijde van de licentieovereenkomst, zoals hierna te bepalen. Er bestaat geen aanleiding het verbod later te laten ingaan dan per 1 december 2013. Als Coffee Company eerder een verbod had willen hebben, had zij de onderhavige procedure eerder moeten aanspannen. Dat zij reeds vanaf december 2013 wist van de nieuwe activiteiten in de vestiging heeft zij niet weersproken. Voor een langer verbod dan een jaar bestaat evenmin aanleiding, nu artikel 18 lid 2 van de licentieovereenkomst de non-concurrentieclausule tot dit ene jaar beperkt.

Overdracht onderneming aan Coffee Company?
20. Voorshands wordt hieromtrent als volgt geoordeeld. Coffee Company heeft niet betwist dat over het betreffende artikel tussen partijen onderhandeld is. Vastgesteld wordt dat in artikel 27 lid 2 wordt gesproken over het recht van voortzetten van de onderneming door Coffee Company, in het geval van opzegging, terwijl in het eerdere concept dit recht bestond “bij beëindiging c.q. bij ontbinding van de onderhavige overeenkomst”. Daarom komt de uitleg die Dam Spirit aan dit artikel uit de overeenkomst geeft de kantonrechter aannemelijk voor, ook al is het vervolg van artikel 27, met name artikel 27 lid 9, niet overeenkomstig geredigeerd.
IEF 13963

Doorgelinkte filterwebshop.nl geen handelsnaaminbreuk op filter-webshop.nl

Vzr. Rechtbank Overijssel 18 april 2014, IEF 13963 (www.filter-webshop.nl)
Domeinnaam. Geen handelsnaam. Eiser verkoop verbruiksgoederen voor de industrie, scheepvaart, offshore via een webshop www.filter-webshop.nl. Gedaagde verkoopt brandstof-lucht-smeerolie, water en hydrauliekfilters voor transport via www.filterwebshop.nl. Omdat deze laatste domeinnaam doorlinkt naar een andere website, is er geen sprake van handelsnaamgebruik door gedaagde en geen inbreuk. Voor de registratie van domeinnamen het basisprincipe geldt: “die het eerst komt, het eerst maalt”, er is geen reden om hiervan af te wijken. Mede vanwege het beschrijvend karakter (verkoop van filters via een webshop) is er weinig onderscheid karakter te vinden in de domeinnaam.

4.6. Uit de door partijen overgelegde screenprints en hetgeen daarover ter zitting naar voren is gebracht, blijkt genoegzaam dat, wanneer de domeinnaam “filterwebshop.nl” in de adresbalk wordt ingetypt, de bezoeker van die website automatisch wordt doorgelinkt naar de website van [gedaagde] met als domeinnaam “[gedaagde]”. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] naast het hiervoor aangeduide gebruik van de domeinnaam als webadres nog op andere wijze onder de naam “filterwebshop.nl” naar buiten treedt. Het voorgaande leidt voorshands tot de conclusie dat de domeinnaam door [gedaagde] slechts als (internet)adres wordt gebruikt en niet als handelsnaam wordt gevoerd. Van een inbreuk op het handelsnaamrecht van [eiser] is daarmee geen sprake.
4.7. (...) De enkele omstandigheid dat deze geregistreerde domeinnaam nagenoeg gelijk is aan een reeds daarvóór door een ander geregistreerde domeinnaam die deze domeinnaam tevens als handelsnaam voert, maakt het daadwerkelijke gebruik van de door [gedaagde] geregistreerde domeinnaam niet onrechtmatig en noopt niet tot afwijking van eerdergenoemd basisprincipe.
In dit verband is nog van belang dat de hier aan de orde zijnde domeinnamen enkel een beschrijvend karakter hebben, namelijk de verkoop van filters via een webshop. Dergelijke domeinnamen hebben per definitie een weinig onderscheidend karakter. Niet onrechtmatig kan worden geacht wanneer een bedrijf met vergelijkbare activiteiten gebruik gaat maken van een (later geregistreerde) domeinnaam met nagenoeg dezelfde beschrijvende naam.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13961

Dealerverzekering wordt als product en niet als handelsnaam gebruikt

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29 april 2014, IEF 13961 (Dealerdiensten tegen Dealer Verzekerd)
Uitspraak ingezonden door Marlies Wiegerinck, Arnold + Siedsma. Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Eiser houdt zich bezig met bemiddeling auto- en werkmateriaalverzekeringen en heeft een omkaderde afbeelding als Gemeenschapsbeeldmerk DEALER Verzekering. Dealer Verzekerd biedt aan autodealers verzekeringsproducten voor aanbod aan klanten. Met enkele schermafdrukken van eigen website toont Dealerdiensten niet het handelsnaamgebruik van 'Dealerverzekering', het is eerder een productnaam. Evenmin is niet gebleken van zodanig gebruik om door te dringen tot het publiek als handelsnaam. De totaalindrukken van het door eiser gedeponeerde Gemeenschapsmerk en de door gedaagde gebruikte afbeeldingen tonen geen gelijkenis die tot (in)directe verwarring leidt.

4.5. (...) De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat Dealerdiensten er niet in is geslaagd aan te tonen dat zij zich onder de handelsnaam "Dealerverzekering" aan het publiek presenteert. Evenmin is gebleken van zodanig gebruik door Dealerdiensten van het woord "Dealerverzekering" in het handelsverkeer dat voldoende is om door te dringen bij het publiek als gebruik als handelsnaam. Dit heeft tot gevolg dat het beroep op artikel 5 van de Handelsnaamwet niet kan slagen.

4.6. Voor zover Dealerdiensten heeft gesteld dat Dealer Verzekerd onrechtmatig handelt door gebruik te maken van afbeeldingen die lijken op de afbeelding die zij als Gemeenschapsmerk heeft gedeponeerd overweegt de voorzieningenrechter als volgt: Vergelijking van de totaalindrukken van de door Dealerdiensten gedeponeerde afbeelding met de door Dealer Verzekerd gebruikte afbeeldingen wijst uit dat geen sprake is van gelijkenis die tot gevolg heeft dat (in)directe verwarring tussen de onderneming van partijen te duchten valt. De afbeelding van Dealer Verzekerd zijn niet voorzien van een kader, de woorden "Dealer Verzekering" zijn in dezelfde kleur zwart en in een kleine drukletters afgebeeld. De afbeelding van Dealerdiensten wijkt daarvan af omdat die afbeelding omkaderd is door een zwart kader, het woord Dealer is afbeeld in hoofdletters en in oranje kleur, terwijl het woord verzekering in kleine letters en in zwart is weergegeven. Daar komt bij dat partijen ieder een ander lettertype gebruiken en dat de door Dealer Verzekerd gebruikte "v" in het woord "verzekerd" er qua vormgeving uitspringt en in oranje is weergegeven.
IEF 13919

Gebruik als handelsnaam niet onderbouwd

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 20 mei 2014, IEF 13919 (Capability Herstel tegen Capability Online)
Handelsnaamrecht. Eisers verlenen diensten op het gebied van arbodienstverlening, werving, selectie en detachering. Capability Online ontwikkelt en produceert maatwerksoftware en onderhoudt een online platform voor persoonlijke ontwikkeling en training. Het meest verstrekkende verweer van Capability Online slaagt: VEC gebruikt de door haar ingeroepen inbreuk makende handelsnamen niet, zodat van een inbreuk op een handelsnaam ex artikel 5 Hnw geen sprake kan zijn. Om die reden wordt het verzoek van VEC niet-ontvankelijk verklaard. Dat er een groot bord naast de snelweg staat, de handelsnaam op briefpapier, werkkleding en in e-mailadres wordt gebruikt en in een radioreclame, wordt door eisers niet onderbouwd.

Ten overvloede wordt overwogen dat gedaagden eerder dan de KvK-inschrijving van eisers de handelsnaam voerde en dat boven dat er geen verwarringsgevaar is te duchten: partijen hebben andere producten en diensten.

4.4. Ten overvloede wordt overwogen dat in het geval Capability Herstel wel ontvankelijk zou zijn geweest in haar vordering, ook die vordering zou zijn afgewezen op dezelfde grond als hiervoor overwogen in rechtsoverweging 4.3. Immers, VEC c.s. heeft ter zitting verklaard evenmin de handelsnaam Capability Herstel ter aanduiding van de onderneming te voeren, zodat ook deze naam in dat geval niet ter beoordeling zou hebben voorgelegen.

4.6. Verder staat bovendien niet vast dat sprake is van te duchten verwarringsgevaar bij het relevante publiek, zodat de vordering ook om die reden niet had kunnen slagen. Dit blijkt reeds uit de bedrijfsomschrijvingen van partijen en uit hetgeen door partijen ter zitting is verklaard wat betreft de activiteiten van beide ondernemingen. Gelet op de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken, staat vast dat partijen zich ieder met andere producten en een ander type dienstverlening op de markt begeven. VEC c.s. stelt zich voornamelijk bezig te houden met arbeidsverzuim gerelateerde zaken en met arbeidspreventie. Capability Online stelt daarentegen dat zij maatwerksoftware en online werkomgevingen c.q. platforms aanbiedt, zijnde een andere product/dienst. De stelling van VEC c.s. een bezoeker van een door Capability Online ontworpen (online)platform/website kan doorlinken naar opleidingsprogramma’s en dat deze programma’s dezelfde diensten aanbieden als VEC c.s. (bijvoorbeeld e-learning), slaagt niet.

IEF 13917

Accountwijzigingen en merkregistratie na aankondiging ontslag

Vzr. Rechtbank Rotterdam 2 juni 2014, IEF 13917 (Maggroep tegen Qaboos)
Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel advocaten. MAGgroep is een franchiseorganisatie die als leverancier van scan- en herkensoftware van Qaboos naar Basecone is overgegaan. Qaboos wordt ontslagen als bestuurder, maar deze wijzigt (ten onrechte) de mijndomein.nl- en het dropbox-beheerdersaccount. Zij moet haar medewerking verlenen tot het terugzetten van de accounts. Het is niet aannemelijk dat X (van Qaboos) aanspraak maakt op staking van handelsnaam =MAG en woord- en beeldmerk. De merkregistratie is pas gedaan na aanzegging van het ontslag en is mogelijk nietig vanwege depot te kwader trouw.

6.2. Subsidiair, in het geval het ontslag rechtsgeldig is gegeven, maakt X aanspraak op staking van elk gebruik van de handelsnaam =MAG en het woord- en beeldmerk. Dat X uitsluitend rechthebbende van die handelsnaam en dat woord- en beeldmerk is, is echter niet aannemelijk geworden. X heeft geen licentieovereenkomst overlegd waaruit dat blijkt, Evenmin is aannemelijk geworden dat X, de handelsnaam =MAG voert en gebruikt sedert 1 juni 2009, zoals X stelt in zijn conclusie van eis in reconventie, doch ter zitting nuanceert in die zin dat hij de handelsnaam is gaan gebruiken in hoedanigheid van MAGzorg. MAGzorg is opgericht en jaar na datum van de oprichting door X en Y van MAG-Franchise in 2011. MAG-Franchise voerde de handelsnaam MAG dus eerder. De Omstandigheid dat in MAG-Franchise weinig activiteiten hebben plaatsgevonden, doet daar niet aan af. Dat X het woord- en beeldmerk MAG en =MAG heeft gedeponeerd leidt evenmin tot het voorshands oordeel dat X aanspraak kan maken op staking van elk gebruik daarvan door MAGgroep. Immers X heeft het woord- en beeldmerk pas gedeponeerd op 12 april 2014, derhalve na aanzegging van het ontslag van Qaboos als bestuurder van MAGgroep. Dat X de registratie ter kwader trouw heeft gedaan en deze mogelijk nietig is, kan dan ook niet worden uitgesloten. Tot slot is niet aannemelijk geworden dat X de handelsnaam =MAG heeft ontworpen. Uit de ter zitting door gedaagde ter onderbouwing van deze stelling overlegde e-mailwisseling uit 2011 blijkt juist dat X en Y in het kader van de door hen op te richten vennootschap MAG-Franchise, zich samen bezighielden met het ontwerpen van een logo voor MAG-Franchise. (...)
IEF 13897

Feelgood is voor persoonlijke verzorgingsproducten beschrijvend en veelgebruikte term

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 juni 2006, IEF 13897 (Doctor Feelgood massage tegen Feelgood-store)
Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Afwijzing. Rechtspraak.nl:(Oud-)medewerkster van massagesalon Doctor Feelgood start eigen massagesalon met de naam Feelgood-Store. Doctor Feelgood vordert verbod inbreuk op merk- en handelsnaamrechten dan wel op grond van onrechtmatige daad. Vordering wordt afgewezen omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat er geen verwarringsgevaar bestaat. Daarbij speelt een rol dat feelgood een beschrijvende, algemene en veelgebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term wellness, en eiseres slechts rechten heeft verkregen voor de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood. Zij kan geen bescherming krijgen voor alleen het onderdeel feelgood van haar merk- en handelsnaamrechten.

Ook geen onrechtmatig handelen. Geen strijd met het non-concurrentiebeding nu de onderneming van gedaagde meer dan 15 km van de dichtstbijzijnde vestiging van eiseres is gelegen. Proceskosten gematigd.

4.3. Doctor Feelgood heeft gesteld dat het onderdeel Feelgood in de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood het meest onderscheidende onderdeel is. Het navoegsel ‘store’ is beschrijvend en dient niet in de vergelijking te worden betrokken, aldus Doctor Feelgood. [gedaagde] heeft aangevoerd dat Doctor Feelgood geen bescherming kan claimen voor het woord of de woorden feel good, nu dit onderdeel beschrijvend is. Verder is er volgens haar geen sprake van verwarringsgevaar omdat beide ondernemingen in een andere plaats zijn gevestigd en zich richten op een ander publiek.

4.4. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Voor de vraag of verwarringsgevaar te duchten is door het gebruik door [gedaagde] van de naam Feelgood-Store, dient volgens vaste rechtspraak te worden uitgegaan van de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument. Daarbij is de totaalindruk van beide handelsnamen van belang. Doctor Feelgood zal dus niet worden gevolgd in haar stelling dat het woord store buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vergelijking. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood Store teveel van elkaar verschillen om aan te nemen dat sprake is van verwarringsgevaar. Daarbij wordt meegewogen dat het onderdeel feelgood in de handelsnaam en het merk Doctor Feelgood een beschrijvende, algemene en veelgebruikte term is voor diensten en producten in de categorie persoonlijke verzorging, net als bijvoorbeeld de term wellness. Weliswaar beschrijft het niet precies de aangeboden dienst (massages) maar gelet op de algemeenheid van de term, in samenhang met het feit dat Doctor Feelgood (slechts) rechten heeft verkregen op de gehele naam Doctor Feelgood kan geen bescherming worden verkregen voor het enkele onderdeel Feelgood. Nu wordt geoordeeld dat geen sprake is van verwarringsgevaar is niet voldaan aan de vereisten voor inbreuk op de handelsnaamrechten of merkrechten en zal het primair gevorderde worden afgewezen.

4.5. Wat betreft het subsidiair gevorderde geldt het volgende. Met Doctor Feelgood is de voorzieningenrechter van oordeel dat het handelen van [gedaagde] vragen oproept en dat zij, door korte tijd nadat zij voor Doctor Feelgood diensten is gaan verrichten als masseuse zelf een massagesalon te openen/nieuw leven in te blazen zonder dat aan [eiseres sub 2] mede te delen, waarbij zij een naam heeft gekozen die overeenkomsten vertoont met Doctor Feelgood de grenzen van het toelaatbare heeft opgezocht. [gedaagde] heeft ter zitting zelf ook erkend dat zij bij het kiezen van de naam van haar onderneming is geïnspireerd door Doctor Feelgood. Dat [eiseres sub 2] door de handelwijze van [gedaagde] onaangenaam is getroffen is dan ook invoelbaar. Voor het aannemen van onrechtmatig handelen is het echter onvoldoende. [gedaagde] handelt niet in strijd met het non-concurrentiebeding, nu haar bedrijf meer dan 15 kilometer verwijderd is van de dichtstbijzijnde vestiging van Doctor Feelgood. Tevens speelt een rol dat de namen Doctor Feelgood en Feelgood- Store als hiervoor overwogen te zeer van elkaar verschillen om verwarringsgevaar aan te nemen en dat, nu zij met haar eenmanszaak buiten Amsterdam gevestigd is, niet aannemelijk is dat zij serieuze concurrentie voor Doctor Feelgood zal vormen. Ook de overige vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.

Op andere blogs:
DomJur

IEF 13886

Doorstart na verkoop handelsnamen

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 december 2013, IEF 13886 (Bel Installatietechniek tegen ITW Eibergen)
Vergelijk met IEF 13460. Geen behoud handelsnamen door enkele inschrijving in handelsregister. Artikel 1019i Rv brengt niet met zich mee dat deze bodemprocedure als voorzien in artikel 6 Handelsnaamwet niet aanhangig mocht worden gemaakt na het verstrijken van de in het eerste artikel bepaalde termijn. Doorstart van onderneming van de gefailleerde vennootschappen met verkoop door de curator van handelsnamen. Handelsnamen Elektroburo H. Vos, H. Vos Materieel en Vos installateurs tegenover Vos Installatiebedrijven en Vos Installatietechniek.

4.2 Onder grief 1, gericht tegen rov. 1.4 van de beschikking, klagen Bel en [verzoeker] erover dat daarin sprake is van een inschrijving in het handelsregister van de handelsnamen die door ITW werden gebruikt.
Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter klaarblijkelijk de handelsnamen bedoeld zoals deze stonden ingeschreven zonder zich erover uit te laten of deze namen ook door ITW werden gebruikt, zodat deze grief berust op een onjuiste lezing van de beschikking en faalt.

4.6. (...) Volgens Bel en [verzoeker] is de in artikel 6 van de Handelsnaamwet voorziene procedure weliswaar een bodemprocedure, maar niet een procedure als bedoeld in artikel 1019i Rv en zijn ITW en de curator daarom niet-ontvankelijk in hun verzoek.

4.7 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat het voorschrift van artikel 1019i Rv nog niet meebrengt dat ITW en de curator de onderhavige bodemprocedure niet aanhangig mochten maken na het verstrijken van de onder artikel 1019i Rv bepaalde termijn (indien zij die termijn al zouden hebben overschreden). Die opvatting strookt overigens niet met de bepaling van artikel 257 Rv dat beslissingen bij voorraad geen nadeel toebrengen aan de zaak ten principale. Welke gevolgen een termijnoverschrijding heeft voor de in het kort geding vonnis gelaste voorlopige maatregelen is niet van belang in deze rekestprocedure maar hooguit in de appelprocedure van het kort geding.
De grief treft geen doel.

4.9 Hierover oordeelt het hof als volgt.
Het gaat hier over de doorstart van een onderneming van gefailleerde vennootschappen, waartoe de curator de inventaris, voorraden en immateriële activa, onder meer bestaande uit de (let wel: reeds vóór augustus 2012 gevoerde) handelsnamen, het klantenbestand, de telefoonnummers, de portefeuille onderhanden werk, de lopende opdrachten en de domeinnamen, heeft verkocht en klaarblijkelijk ook aan de koper heeft overgedragen. Dit laatste wordt door de grief ook niet betwist en vindt eveneens bevestiging in voormelde brieven van [verzoeker] van 10 augustus 2012 en van [B] namens Vos Installatiebedrijven van 23 augustus 2012 aan afnemers en leveranciers, waartoe geen afzonderlijke vermelding was vereist dat ITW de houder van deze handelsnaam was. In het geval van een doorstart zal de door te starten onderneming veelal in een instabiele situatie verkeren en zal de voortzetting ervan ook niet steeds probleemloos en glad verlopen. In een dergelijke situatie mag een concurrent niet al te snel aannemen dat de overnemer met al een eigen handelsnaam vervolgens niet meer de oude handelsnaam van de overgenomen onderneming zal gaan voeren. Voorkomen moet worden dat een dergelijke concurrent misbruik zou kunnen maken van die tijdelijke instabiliteit. Aan het voortgezet gebruik van de handelsnaam mogen daarom in die overgangsperiode niet al te hoge eisen worden gesteld.
Tegen deze achtergrond hebben Bel en [verzoeker] voormelde afzonderlijke stellingen van ITW en de curator met hun algemene ontkenning onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat vaststaat dat ITW zelf de handelsnaam Elektroburo H. Vos en de verwante naam Vos Elektra voor haar installatiewerkzaamheden gebruikt. Voorts staat vast dat, zoals de grief tot uitgangspunt neemt, de zustervennootschap Vos Installatiebedrijven B.V. deze aan de door ITW overgenomen handelsnamen verwante handelsnaam gebruikt. Bel en [verzoeker] zijn dat gebruik weliswaar ten pleidooie gaan betwisten, maar die betwisting geldt als een in het licht van de twee-conclusie-regel ontoelaatbare nieuwe grief. ITW heeft deze nieuwe stelling niet aanvaard en in het verweerschrift in hoger beroep onder 58 valt niet te lezen dat ITW impliciet zou erkennen de handelsnaam Vos Installatiebedrijven niet te gebruiken. In een situatie, waarin de zustervennootschap Vos Installatiebedrijven B.V. dergelijke activiteiten onder die handelsnaam is of zal gaan ontplooien, ontleent zij de bevoegdheid daartoe klaarblijkelijk aan ITW (de door Bel en [verzoeker] vermoede rechtstreekse overdracht is gemotiveerd bestreden), welke vennootschap deel uitmaakt van hetzelfde concern. Het voorschrift van artikel 2 van de Handelsnaamwet staat daaraan niet in de weg. In ieder geval mag ITW dan nog steeds worden geschaard onder “ieder belanghebbende“ in de zin van artikel 6 van de Handelsnaamwet en kan zij zelf, mede ten behoeve van Vos Installatiebedrijven B.V. tegen zodanige inbreuk ageren.
De grief wordt daarom verworpen.

4.16. Naar het oordeel van het hof blijkt uit het dictum, gelezen in onderling verband en samenhang met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen, voldoende duidelijk dat Bel en [verzoeker] voor hun installatiebedrijf weg moeten blijven van de handelsnamen met daarin het bestanddeel Vos of H. Vos in combinatie met beschrijvende woorden zoals installatietechniek, installatie techniek, installatie, techniek, installateurs etc. en dat deze dwangsom geen betrekking heeft op een naam als Bel Installatietechniek. Inmiddels hebben ITW en de curator te kennen gegeven dat een nieuw alternatief zoals Bel Installatietechniek geen strijd oplevert met deze veroordeling.
De veroordeling tot uitschrijving van de verboden handelsnamen uit het handelsregister is onder artikel 6 lid 1 van de Handelsnaam wel mogelijk omdat ook dit een aspect betreft van het voeren van een verboden handelsnaam.