DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 7540

Haarkristallen

Haarkristalle, Boven Jems, onder Hollywood NailsVzr. Rechtbank ’S-Gravenhage, 3 februari 2009, KG ZA 08-1524, Jems B.V. tegen Hollywood Nails Gmbh.

Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenrecht. Slaafse nabootsing. Haarkristallen. Eiser stelt dat gedaagde inbreuk maakt op haar Gemeenschapsmodelrecht op de door haar ontworpen haarkristallen en op haar auteursrechten op het ontwerp van de verpakking van de haarkristallen (afbeeldingen in het vonnis). De Voor- en achterkant van de verpakking worden separaat beoordeeld.

De modelrechtelijke vordering wordt afgewezen, de haarkristallen van Hollywood Nails wekken een andere algemene indruk dan het ingeschreven model. Wel maakt de achterkant van de verpakking van gedaagde inbreuk op het auteursrecht van eiser, de overeenkomstige totaalindrukken rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van ontlening (ook omdat gedaagde beschikte over een monster van de haarkristallen van eiser). Voor wat betreft de voorkant van de verpakking heeft gedaagde wel voldoende afstand genomen van het ontwerp van eiser.

De stelling dat er sprake is van slaafse nabootsing van het product, de combinatie van haarkristallen en de verpakking, is onvoldoende gemotiveerd.  De proceskosten worden gecompenseerd.

Modelrecht haarkristallen: "4.4. Met inachtneming van het vorenstaande moet voorshands worden geoordeeld dat de haarkristallen van Hollywood Nails een andere algemene indruk wekken dan het ingeschreven model. De kroon van het haarkristal van Hollywood Nails vertoont facetten in een trapeziumvorm, terwijl de kroon van het ingeschreven model geheel andere, ogenschijnlijk gebogen facetten vertoont, deels uitlopend in een puntvorm. Daarnaast heeft de stopper van het haarkristal van Hollywood Nails de vorm van een piramide, terwijl de stopper van het ingeschreven model de vorm van een prisma heeft (of naar de stelling van Jems hoornvormig is). Het haarkristal van Hollywood Nails maakt geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel van Jems. De stelling van Hollywood Nails dat dit model nietig zou zijn kan dus onbesproken blijven.

Auteursrecht verpakking: 4.7. Voorshands moet worden geoordeeld dat de achterkant van de verpakking van Hollywood Nails bij de gebruiker dezelfde totaalindruk wekt als de achterkant van de verpakking van Jems. De beide achterkanten (hieronder afgebeeld) worden gedomineerd door witte rechthoekige vlakken, afgebeeld tegen een donkere achtergrond, alsmede een overzicht van de kleuren, waarin de haarkristallen verkrijgbaar zijn. Dat Hollywood Nails, zoals zij aanvoert, tekst aan de verpakking heeft toegevoegd, geen gebruik maakt van pijltjes in de witte vlakken, grotere afbeeldingen heeft opgenomen, meer van de haarstreng toont, vijf in plaats van vier haarkristallen toont, de witte vlakken links en niet rechts heeft geplaatst, de kleuren boven en niet naast de witte vlakken heeft geplaatst en een ander lettertype dan Jems heeft gebruikt, zijn ondergeschikte verschillen die niet leiden tot een andere totaalindruk. De overeenkomstige totaalindrukken rechtvaardigen het vermoeden dat sprake is van ontlening. Aangezien Hollywood Nails ook niet heeft betoogd dat van ontlening geen sprake is en het vermoeden derhalve niet heeft weerlegd, moet voorshands worden geoordeeld dat zij wat de achterkant van de verpakking betreft inbreuk op het auteursrecht van Jems maakt. Het terzake gevorderde verbod is op de hierna vermelde wijze toewijsbaar.

4.8. Vast staat dat Hollywood Nails een monster van de haarkristallen van Jems heeft verkregen en vooralsnog is aannemelijk dat zij zich bij het ontwerp van haar eigen verpakking door de verpakking van Jems heeft laten inspireren. Voor wat betreft de voorkant van de verpakking heeft zij echter naar voorlopig oordeel voldoende afstand genomen van het ontwerp van Jems. De voorkant van de verpakking van Jems heeft een overwegend lichte achtergrond met boven en onder een donker vlak, terwijl de voorkant van de verpakking van Hollywood Nails een donkere achtergrond heeft. De tekstweergave aan de bovenzijde van de verpakking van Hollywood Nails is geheel anders en het lichte vlak waarop de haarkristallen zijn aangebracht ontbreekt. Verder toont de verpakking van Hollywood Nails het daarop afgebeelde fotomodel tot de taille, terwijl de verpakking van Jems slechts het gezicht en de hals van een fotomodel toont. De beide voorkanten wekken aldus niet dezelfde totaalindruk.

Slaafse nabootsing: 4.10. Met inachtneming van deze maatstaf staat hetgeen hierboven met betrekking tot de gestelde inbreuk op het auteursrecht op de voorkant van de verpakking is overwogen ook aan de toewijzing van de vorderingen in de weg voor zover zij zijn gebaseerd op slaafse nabootsing van het product, waaronder Jems de combinatie van haarkristallen en de verpakking verstaat. Voor zover Jems zich heeft willen beroepen op de stelling dat (ook) uitsluitend het haarkristal slaafs is nagebootst, heeft zij die stelling onvoldoende gemotiveerd. Jems heeft niet bestreden dat het haarkristal dat zij op de markt brengt, anders dan haar Gemeenschapsmodel, de vorm heeft van de welbekende Swarovski diamant. Dat deel van het haarkristal kan dus niet bijdragen aan het door Jems geclaimde eigen gezicht in de markt. De vorm van de stopper die aan dat gezicht zou moeten bijdragen wordt door Hollywood Nails bovendien niet nagevolgd.

4.11. Gelet op het toe te wijzen verbod om inbreuk te maken op het auteursrecht van Jems op de achterkant van de verpakking, heeft Jems geen belang meer bij een afzonderlijke beoordeling van de vraag of sprake is van een slaafse nabootsing van de achterkant. De voorzieningenrechter zal de vorderingen in zoverre afwijzen. 

4.15. Nu beide partijen over en weer op belangrijke punten in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7506

Ingrijpende maatregelen (toegewezen)

1- Rechtbank 's-Gravenhage, ex parte beschikking van 18 december 2008, KG RK 08/2242. 3M Company.

Merkenrecht. Toegewezen ex parte. Gestelde counterfeit van mutsen onder de naam Thinsulate. Pan-Europees inbreukverbod.

"Voldoende aannemelijk is dat Minoes een teken gebruikt dat identiek is aan de Gemeenschaps woordmerken THINSULATE van 3M. Minoes gebruikt het teken voor dezelfde waren als waarvoor de merken van 3M zijn ingeschreven. Het verzoek zal op de wijze als hieronder verwoord worden toegewezen op grondslag van de ingeroepen Gemeenschaps merkrechten THINSULATE."

Lees de beschikking hier.

1- Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 16 oktober 2008, KG RK 08/1703, Teddy S.P.A.

Modellenrecht. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Gestelde inbreuk op gemeenschapsmodelrecht en auteursrecht m.b.t. een damesjas.

"2.4. De voorzieningenrechter oordeelt voorshands – vooropstellend de geldigheidspresumptie van het Gemeenschapsmodelrecht – dat de damesjas van gerekwestreerde bij de geïnformeerde gebruiker geen andere algemene indruk wekt dan het ingeschreven Gemeenschapsmodel. Alle wezenlijke elementen uit het Gemeenschapsmodel van Teddy zijn overgenomen: geplooide kraag, voorzijde met blinde, gesegmenteerde sluiting en gestileerde bloemen in 4 tegenover 1 opzet aan weerskanten (zij het dat de bloemen in de jas van gerekwestreerde ten opzichte van het del wellicht iets minder zijn uitgewerkt, maar dat maakt voor de totaalindruk geen verschil), alles afgezet met bies in afwijkende, donkerder kleur. Voldoende aannemelijk is dat tevens sprake is van een voor een aan een ingrijpende maatregel als een ex parte verbod te stellen spoedeisendheid; uitstel van een inbreukverbod zal onherstelbare schade voor verzoekster veroorzaken. De voorzieningenrechter ziet derhalve voldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek, reeds op grond van het ingeroepen Gemeenschapsmodel, evenwel als in het dictum verwoord. De overige aangevoerde grondslagen behoeven bij die stand van zaken in het kader van de beoordeling van het verzochte ex parte verbod thans geen beoordeling."

Lees de beschikking hier.

2 - Rechtbank ’s-Gravenhage, ex parte beschikking van 2 december 2008, KG RK 08/2128, Exide Technologies

Merkenrecht. Gestelde inbreuk op gemeenschapsmerk.

"Beoordeling: Het verzoek zal op de wijze als hieronder verwoord worden toegewezen op grondslag van het ingeroepen Gemeenschaps woord/beeldmerkrecht. Het teken op de door gerekwestreerde aangeboden accu’s stemt overeen met het Gemeenschapsmerk van Exide."

Lees de beschikking hier.

IEF 7458

Zij had dat verweer handen en voeten moeten geven

UGG AutraliaRechtbank Dordrecht, 24 december 2008, LJN: BG8866, Deckers Outdoor Corporation tegen La Cheapa V.O.F. c.s.
 
Nederlands hoofdstukje in conflict over de rechten op de populaire, van oorsprong Australische, UGG-schapenvachtlaarzen (lees over de internationale achtergronden bijvoorbeeld
hier en hier meer.).

Merkenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Bodemprocedure na ex parte verleende beschikking. Voldoende belang bodemprocedure. Gedaagden hebben via hun website laarzen aangeboden onder het teken UGG (Australia) en Jumbo Ugg. UGG is bekend merk en geen soortnaam. Auteursrecht laarzen onvoldoende gemotiveerd betwist. Naast merk- en auteursrecht inbreuk ook slaafse nabootsing en misleiding (misleidende reclame) aangenomen. Geen beroep op ontbreken kwade trouw (winstafdracht). 1019h proceskostenveroordeling: partijen dienen zich nog nader uit te laten n.a.v. IE indicatietarieven.

Voldoende belang:  “4.2.  La Cheapa voert aan dat er geen grond is voor deze bodemprocedure, omdat zij zich heeft gehouden aan de in september 2007 opgelegde bevelen. Dit verweer, dat wordt opgevat als een beroep op het ontbreken van voldoende belang (artikel 3:303 BW), slaagt niet. Ook als La Cheapa zich aan de opgelegde bevelen houdt geldt immers dat de bevelen bloot staan aan het verliezen van gelding als de bodemprocedure niet was gestart (artikel 1019i Rv). In dit verband is mede van belang dat La Cheapa de inbreuk niet erkent en, in tegendeel, verweer voert.

4.3.  Bovendien heeft La Cheapa het gebruik van Jumbo Ugg na september 2007 hervat. Partijen zijn het er weliswaar over eens dat dit niet onder de opgelegde bevelen viel, maar Deckers stelt zich op het standpunt dat dit wel merkinbreuk oplevert. Ook daartegen verweert La Cheapa zich.”

Geldigheid merken/bekendheid:  “4.4.  La Cheapa voert aan dat UGG en het woord Uggs geen merknamen zijn. Volgens haar zijn dat sinds 1933 de aanduiding voor een soort laarzen. Daarom zou het merk UGG geen bescherming als merk mogen hebben. De rechtbank vat dit verweer op als een beroep op nietigheid van de merken op de grond dat deze ten tijde van de depots een soortnaam zijn (artikel 2.28 lid 1 sub c BVIE).

4.5.  Dit verweer kan ten aanzien van het merk UGG AUSTRALIA niet slagen, omdat dit een gecombineerd woord- en beeldmerk betreft en het verweer van La Cheapa alleen het woord UGG betreft.

4.6.  Ten aanzien van het merk UGG word het verweer ook verworpen. La Cheapa motiveert dit verweer alleen maar met de opmerking dat Australische bedrijven, zoals Jumbo Ugg, van mening zijn dat het woord UGG een soortnaam is. Op basis van de mening van één of meer bedrijven in Australië kan echter niet als feit worden vastgesteld dat sprake is van een soortnaam in de Benelux.

4.7. Bovendien heeft La Cheapa tijdens de comparitie erkend dat UGG in de Benelux juist een bekend merk is. [gedaagde 3] deelde toen voorts mee dat zij denkt dat bezoekers van de website bij de mededeling “100% authentic UGG Australia” hebben gedacht dat dit de laarzen waren van het bekende merk UGG, en dat zij niet alleen maar hebben gedacht aan ‘een’ sheepskin laars. Dit alles ondergraaft de stelling dat UGG een soortnaam is. In deze procedure wordt daarom van de geldigheid van de merken uit gegaan.

4.8.  De rechtbank heeft voorts geen reden om te betwijfelen dat het om in de Benelux bekende merken gaat. De rechtbank gaat daar dus, met partijen, vanuit.“

Merkinbreuk:  4.11.  De tekens UGG en UGG Australia van La Cheapa beelden zonder wijziging of toevoeging alle bestanddelen van de merken van Deckers af, en zijn dus identiek aan die merken. La Cheapa heeft die tekens gebruikt door op haar website de namaak-UGGs aan te bieden, doordat de tekens waren aangebracht op de door haar verkochte laarzen – zoals ter zitting is gebleken -, op de verpakking en in reclame materialen (op haar website en op het informatieboekje). Dit alles vormt gebruik voor dezelfde waren als de waren waarvoor Deckers de merken heeft ingeschreven.

4.12.  La Cheapa heeft zich zodoende dan ook schuldig gemaakt aan merkinbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE. “

Auteursrecht: “4.13.  Zoals hiervoor is overwogen erkent La Cheapa dat door haar verkochte namaak-UGGs vrijwel één op één kopieën waren van de modellen van Deckers. Zij betwist voorts niet dat de totaalindruk van haar verpakking, zonnetje, afbeeldingen en boekje overeenstemt met die van Deckers en zij betwist evenmin dat de tekst op haar website was overgenomen (in vertaling) van delen van de tekst op de website van Deckers. Daarmee is de verveelvoudiging gegeven.

4.14.  La Cheapa voert echter aan dat de laarzen van Deckers, de afbeeldingen en teksten op de Deckers website onvoldoende originaliteit bezitten. De rechtbank overweegt als volgt naar aanleiding van dit niet nader toegelichte en niet met stukken onderbouwde verweer.

Auteursrecht afbeeldingen: 4.16. Deckers heeft niet geconcretiseerd om welke afbeeldingen het haar gaat, maar voor zover de rechtbank begrijpt gaat het haar om foto’s waarop laarzen staan op een witte ondergrond (bijv. de door La Cheapa overgenomen afbeelding in r.o. 2.9). Zonder nadere toelichting, die Deckers niet heeft gegeven, valt niet in te zien dat/waarom deze banaal ogende foto’s het persoonlijk stempel van de maker dragen. Daarom treft het verweer van La Cheapa in zover doel.

Auteursrecht laarzen: 4.18.  La Cheapa heeft niet aangevoerd dat de vorm van de laarzen van Deckers is ontleend aan andere laarzen. De eigen waarneming van de door Deckers (via foto’s en ter zitting) getoonde modellen en haar toelichting leidt de rechtbank niet tot de conclusie dat achter die laarzen geen enkele creatieve arbeid valt aan te wijzen. La Cheapa kon daarom niet volstaan met de loutere opmerking dat de laarzen onvoldoende origineel zijn. Zij had dat verweer handen en voeten moeten geven. Nu zij dat heeft nagelaten heeft zij de stelling van Deckers onvoldoende gemotiveerd betwist en moet er in deze procedure van worden uit gegaan dat de laarzen werken zijn in de zin van de Auteurswet.

Auteursrecht tekst: 4.19. De tekstdelen die door La Cheapa zijn overgenomen (overname in r.o. 2.10) getuigen naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate van het persoonlijk stempel van de maker. La Cheapa heeft niet aangevoerd dat deze tekstdelen zijn ontleend aan de tekst van een ander. Daarom wordt haar verweer ook ten aanzien van de tekst verworpen.

(…) 4.22.  La Cheapa heeft dus inbreuk gemaakt op het auteursrecht van Deckers door verveelvoudigingen van de laarzen, verpakking, zonnetje, boekje en tekst openbaar te maken.

Slaafse nabootsing:  4.23.  Het ligt voor de hand dat het aanbieden van de slaafse nabootsingen van de laarzen en verpakking verwarringsgevaar in het leven heeft geroepen. La Cheapa betwist dat ook niet. Evenmin betwist zij dat zij, waar het de vormgeving betreft, zonder afbreuk te doen aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van de door haar aangeboden producten net zo goed een andere weg had kunnen inslaan. Haar handelwijze vormde daarom tevens een daad van ongeoorloofde mededinging.

Misleiding: 4.24.  De mededelingen op de website van La Cheapa “100% authentic Ugg Australian boots!!!” en “UGG Australia staat garant voor Luxury Comfort. UGG logo op de hiel” wekken, zoals La Cheapa tijdens de comparitie heeft erkend, de indruk dat het om originele merklaarzen van Deckers ging. La Cheapa betwist niet dat tevens de indruk is gewekt dat zij een officiële dealer van Deckers was. Zij heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan misleiding.

Merk Jumbo Uggs:   4.27.  La Cheapa verweert zich met de stelling dat Jumbo Ugg een afzonderlijk merk is, dat geen verwantschap heeft met UGG en dat Deckers geen recht heeft op Jumbo Uggs. Kennelijk bedoelt zij dat Jumbo Ugg niet overeenstemt met UGG en/of UGG Australia en dat Deckers daarom haar merken niet tegen gebruik van dit teken kan inroepen. Dat verweer wordt verworpen.

Van overeenstemming als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub c BVIE is sprake als merk en teken zo overeenstemmen dat het publiek een samenhang tussen merk en teken ziet, en wel zodanig dat door het gebruik van Jumbo Ugg ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merk UGG. Gezien de exacte soortgelijkheid van de waren (namelijk: laarzen), het feit dat het volledige woordmerk Ugg onderdeel uitmaakt van het teken, en de niet betwiste stelling van Deckers dat haar merk UGG zeer grote populariteit heeft in de Benelux, valt redelijkerwijs te verwachten dat het hier bedoelde verband wordt gelegd.

4.28.  Nu La Cheapa geen geldige reden voor dit gebruik heeft aangevoerd, luidt de conclusie dat zij inbreuk heeft gemaakt op het merkrecht van Deckers.

Teken Uggs:  “4.29.  Ook het gebruik van het teken Uggs in de zin “… een familiebedrijf dat sinds 1989 Uggs maakt” levert merkinbreuk op. La Cheapa heeft hier geen verweer tegen gevoerd, anders dan het reeds verworpen verweer dat Ugg een soortnaam zou zijn. Nu sprake is van gebruik van een identiek teken voor dezelfde waren (namelijk ter promotie van haar laarzen) doet zich inbreuk in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub a BVIE.

4.30.  Save the UGG: In de tekst “Save the UGG” en “Save the UGG. Join the fight to save an aussie icon – the ugg boot” is sprake van gebruik van het merk. Deckers stelt niet dat het hier gaat om gebruik voor waren of diensten. Het merkenrechtelijk toetsingskader wordt daarom gevormd door artikel 2.20 lid 1 sub d BVIE. Op basis van die bepaling kan Deckers zich tegen dit gebruik, zonder geldige reden, verzetten als daardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van haar merk.

4.31. Deckers stelt weliswaar dat dit gebruik schadelijk voor haar is omdat ten onrechte wordt gesuggereerd dat haar merk niet geldig is. Dat staat echter niet in de hiervoor weergegeven teksten. Deckers heeft geen documentatie van de site waar naar kon worden doorgelinkt overgelegd. Daarom kan de inhoud van die site niet in de beoordeling worden betrokken. Deckers stelt alleen dat op die site ten onrechte wordt gesuggereerd dat haar merk niet geldig is, terwijl La Cheapa aanvoert dat daarop staat dat het merk UGG in Australië geen bescherming geniet. Deckers heeft de juistheid van deze laatste mededeling niet weersproken. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat sprake is van merkinbreuk 2.20 lid 1 sub d BVIE, of dat wordt doorgelinkt naar een website waarop onjuiste mededelingen over Dekcers zijn geplaatst.

4.32.  Deckers heeft dan ook onvoldoende gesteld om merkinbreuk of onrechtmatig handelen vast te kunnen stellen.”

Winstafdracht: “4.34.  Het verweer dat de inbreuk niet te kwader trouw is gepleegd wordt verworpen. La Cheapa handelde bedrijfsmatig. Zij bood haar producten immers op commerciële basis aan, aan een omvangrijk (internet) publiek. Daarom wordt zij geacht bekend te zijn geweest met de inhoud van het merkenregister. Dat zij Deckers als bron van de originele merklaarzen kende vloeit voort uit het vaststaande feit dat zij contact heeft gezocht met Deckers en haar distributeurs, en hen heeft verzocht om laarzen in te kopen. Die verzoeken zijn niet gehonoreerd en zij kocht elders in. Mede gezien de bekendheid van het merk mocht toen – ook van een opstartend bedrijf als La Cheapa– verwacht worden dat zij serieus onderzoek deed naar die alternatieve leveranciers. Dat zij dat heeft gedaan staat niet vast. La Cheapa voert weliswaar aan dat zij aan hen heeft gevraagd of de producten originele merkproducten waren, maar zij heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd en niets aangevoerd dat op een serieus te nemen onderzoek duidt.

Schade: 4.36.  Ook de vordering tot schadevergoeding op te maken bij staat (petitum 9) kan worden toegewezen, nu de inbreuken toerekenbaar zijn aan La Cheapa. Het verweer dat de geringe verkopen van La Cheapa geen merkbare invloed gehad kunnen hebben op de verkopen van Deckers kan niet tot afwijzing leiden. Voor toewijzing van deze vordering is immers slechts vereist dat aannemelijk is dat Deckers mogelijk schade heeft geleden. Dat Deckers mogelijk schade heeft geleden, is aannemelijk.

4.37.  De vordering wordt afgewezen waar het de “nog te lijden schade” betreft. Deckers heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij, ondanks het feit dat La Cheapa is gestopt, nog schade zal lijden.”

Lees het vonnis hier (helaas geen afbeeldingen).
 

IEF 7444

Als titel van een concept

Agis Zorg voor ZorgVzr. Rechtbank Amsterdam, 23 december 2008, KG ZA 08-2328 WT/MV, Stichting IZZ & IZZ Zorgverzekeraar N.V. tegen Agis Zorgverzekeringen N.V. c.s. (met dank aan Bastiaan van Ramshorst, Klos Morel Vos & Schaap).

Merkenrecht. Onrechtmatige daad / slaafse nabootsing. Slagzinnen. Titels. Gebruik ‘ZorgvoorZorg’ door gedaagde zorgverzekeraar Agis maakt geen inbreuk op het merk ´IZZ Zorg voor de Zorg´ van eiser IZZ, maar is wel onrechtmatig.

“Aangezien ZorgvoorZorg door Agis als titel van een ‘concept’ wordt gebruikt, en dus niet louter beschrijvend (hetgeen ook blijkt uit het gebruik van de hoofdletters en de afwezigheid van spaties) en aangezien ZorgvoorZorg vrijwel identiek is aan het onderscheidingsteken c.q de slagzin Zorg voor de Zorg van IZZ, wordt geoordeeld dat Agis hiermee onvoldoende afstand neemt van haar concurrent IZZ. Zij profiteert hiermee overmatig van de inspanningen die EZZ zich heeft getroost om het onderscheidingsteken Zorg voor de Zorg bekendheid te geven, hetgeen onrechtmatig wordt geacht.”

Geen 1019h proceskostenveroordeling “aangezien de vorderingen niet op basis van het merkenrecht van IZZ worden toegewezen.”

Merkenrecht: “4.2. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van verwarringsgevaar dient het merk zoals het is ingeschreven (IZZ Zorg voor de Zorg) te worden vergeleken met het teken (ZorgvoorZorg) zoals het wordt gebruikt. Agis gebruikt het teken met name in haar domeinnaam www.agiszorgvoorzorg.nl en in de aanduiding van haar producten “ZorgvoorZorg-verzekering”, “Compact ZorgvoorZorg” en “Comfort ZorgvoorZorg”. Bij de vergelijking moeten merk en teken in beginsel in hun geheel worden bezien. Beslissend is de totaalindruk van de gemiddelde consument die de betrokken waren of diensten afneemt. Het is niet de bedoeling een merk of teken in delen op te splitsen, eruit te halen wat niet van pas komt en de rest te vergelijken. Dit betekent dat het bestanddeel IZZ van het merk IZZ Zorg voor de Zorg bij de vergelijking uitdrukkelijk dient te worden meegewogen. Bovendien kan worden gezegd dat het bestanddeel IZZ binnen het merk meer onderscheidend vermogen heeft dan het meer beschrijvende bestanddeel Zorg voor de Zorg. Voorshands is, uitgaande van het merk zoals het is gedeponeerd en gezien het “dominante” bestanddeel RZZ, geen sprake van verwarringsgevaar. Hierbij is van belang dat de gemiddelde consument aan wie het product zorgverzekering voor werknemers in de zorg wordt aangeboden beter geïnformeerd zal zijn dan de gemiddelde consument op de markt van zorgverzekeringen. Zowel IZZ als Agis brengen immers hun producten aan de man als collectieve verzekeringen via de werkgevers in de zorg. Een werkgever die zijn werknemers attendeert op de mogelijkheid van een collectieve zorgverzekering, zal hierbij altijd uitdrukkelijk vermelden.”

Onrechtmatige daad: “4.5. Tot slot heeft IZZ de bescherming ingeroepen van artikel 6:162 BW. In dit kader heeft zij aangevoerd dat Agis met het gebruik van de domeinnaam www.agiszorgvoorzorg.nl en gebruik van het teken ZorgvoorZorg ter aanduiding van haar producten ongerechtvaardigd voordeel trekt uit de reputatie en goodwill die IZZ rond het onderscheidingsteken (IZZ) Zorg voor de Zorg heeft opgebouwd. Vaststaat dat IZZ van oudsher actief was op de markt die bestaat uit personen werkzaam in de zorgsector. Het staat Agis uiteraard vrij diezelfde markt te benaderen. Zij heeft er -blijkens haar toelichting ter zitting- onlangs voor gekozen in het kader van haar doelgroepenbeleid een nieuw ‘concept’ in de markt te zetten dat zich richt op de zorgsector met een aansprekende en logisch herkenbare titel (ZorgvoorZorg) waarin de doelgroep zich zal herkennen. Het ligt, aldus Agis, in de bedoeling dit concept de komende jaren uit te breiden.

Aangezien ZorgvoorZorg door Agis als titel van een ‘concept’ wordt gebruikt, en dus niet louter beschrijvend (hetgeen ook blijkt uit het gebruik van de hoofdletters en de afwezigheid van spaties) en aangezien ZorgvoorZorg vrijwel identiek is aan het onderscheidingsteken c.q de slagzin Zorg voor de Zorg van IZZ, wordt geoordeeld dat Agis hiermee onvoldoende afstand neemt van haar concurrent IZZ. Zij profiteert hiermee overmatig van de inspanningen die EZZ zich heeft getroost om het onderscheidingsteken Zorg voor de Zorg bekendheid te geven, hetgeen onrechtmatig wordt geacht. Van belang hierbij is dat partijen een identiek product aanbieden (collectieve zorgverzekeringen), aan een identieke doelgroep (personen die werkzaam zijn in de zorg) op een identieke wijze (namelijk via de werkgevers in de zorg). De onderscheidende en wervende kracht van het onderscheidingsteken Zorg voor de Zorg zal door gebruik van het teken ZorgvoorZorg verminderen. De subsidiaire vorderingen die zijn gegrond op artikel 6:162 13W zijn daarom in beginsel toewijsbaar als na te melden.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7439

Een zeer beperkte variatie op eenzelfde thema

Polmes Country (boven) - BalRechtbank Amsterdam, 10 december 2008, HA ZA 08-833, FF Polmex Spolka Z.O.O. tegen Metro Cash and Carry International Holding B.V. & Bal.

Auteursrecht. Eiser Polmex stelt dat Metro inbreuk maakt op de auteursrechten van Polmex met betrekking tot de zitbank Country (afbeelding boven). Polmex en gedaagde Bal, de producente van de bank, hebben in 2004 gesproken over een vorm van samenwerking m.b.t. een bank met het uiterlijk van de Country. Tot een samenwerking is het echter niet gekomen. 

De rechtbank past het Endstra-criterium toe en oordeelt dat de bank geen auteursrechtelijk beschermd werk is:  “De combinatie van voormelde elementen betreft slechts een zeer beperkte variatie op eenzelfde thema zoals dat bij andere zitbanken ook te zien is en is niet een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes.”

Ook van slaafse nabootsing is geen sprake nu “Onvoldoende betwist dat het uiterlijk van de Country van Polmex het resultaat is van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten.” Het product onderscheidt zich uiterlijk niet aanmerkelijk van de andere in de handel zijnde modellen, zodat het niet de vereiste eigen plaats in de markt inneemt. De 1019h proceskostenveroordeling ziet slechts op het auteursrechtelijke deel:  €4000,00 (eenvoudige zaak).

“4.5. Het eigen karakter van een werk komt onder meer tot uitdrukking in de zogenoemde subjectieve elementen. Die elementen zijn naar de stelling van Polmex bij haar Country de originele combinatie van de romantisch vormgegeven armleuningen, de afwijkende poten, bestaande uit twee op elkaar rustende plat geslagen ballen, waarvan de onderste kleiner is, de rugkussens die op de armleuningen rusten, de brede zitkussens, het onderstel van de bank, met de naad die net onder de zitkussens is doorgetrokken, de afwijkende diepte van de bank van 100 centimeter en de afwijkende diepte en hoogte van de zit van 104 centimeter. Ter zitting heeft de rechtbank geconstateerd dat de poten van de Country van Bal verschillend zijn van die van de Country van Polmex. Voorts zijn de diepte en hoogte van de bank, de lengte van de zitkussens en het onderstel naar het oordeel van de rechtbank enkel het resultaat van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten, zoals door Bal aangevoerd en door Polmex onvoldoende betwist.

Dan blijven over de elementen "romantisch vormgegeven armleuning" en "de rugkussens die op de armleuning rusten". De combinatie van deze twee - ook volgens Polmex - in de branche gebruikelijke elementen, in onderlinge samenhang beschouwd met de hiervoor genoemde (afwijkende dan wel niet beschermde) elementen, maken niet dat de Country van Polmex een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. De combinatie van voormelde elementen betreft slechts een zeer beperkte variatie op eenzelfde thema zoals dat bij andere zitbanken ook te zien is en is niet een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat geen sprake is van een werk dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, zodat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een inbreuk op een auteursrecht. De vraag of Polmex wel rechthebbende is op de auteursrechten op de Country van Polmex kan daarmee onbesproken blijven.

4.6. Het voorgaande betekent dat de vordering van Polmex, voor zover gegrond op auteursrecht, dient te worden afgewezen.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7423

Mok Pors Vorm Plastic Bek

Links de Deukbeker en rechts de Mok van MarkskramerRechtbank Haarlem, Ex parte beschikking van 15 december 2008, Rob Brandt tegen De Marskramer B.V. (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle).

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Tweede Deukbeker-ex parte (zie ook: IEF 7322), dit maal tegen de Marskramer, die een beker aanbiedt die nagenoeg identiek is aan de Deukbeker van eiser en op de kassabon wordt omschreven als “Mok Pors Vorm Plastic Bek”. Verzoek wordt toegewezen zoals verzocht. (Afbeelding"Links de Deukbeker en rechts de Mok van Markskramer, klik voor vergroting).

13. In de bodemprocedure zal ook worden aangevoerd dat de Mok een slaafse nabootsing is van de Deukbeker. De Deukbeker van Brandt neemt namelijk een eigen plaats in op de markt. Er was vóórdat de Deukbeker in 1975 op de markt verscheen, geen soortgelijk werk op de markt. Het karakteristiek van de Deukbeker is dan ook – in tegenstelling tot de gebruikelijke (ongedeukte) uitvoering in plastic – dat deze in gedeukte vorm is uitgevoerd in aardewerk. Het oorspronkelijke “wegwerpbekertje” is daarmee verheven tot een op originele wijze vormgegeven duurzaam gebruiksartikel (Rb. Den Haag, 28 mei 2008, Present Time cs / Blokker cs). 

(…) 15. Marskramer brengt de Deukmok in een grove uitvoering op de markt en biedt de Deukmok ook in grote getalen aan tegen een bijzonder lage prijs in haar winkels. En dit in een periode waarin juist de Deukbeker een aardig geschenk is tijdens de feestdagen en er voor dergelijke producten extra veel afzet is. Daardoor heeft zowel Brandt als ook haar distributeur grote onherstelbare schade geleden en lijden voortdurende onherstelbare schade.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7399

Een zogenaamde duowerkplek

Kembo SEQ - Presto DuoRechtbank Assen, 11 december 2008, KG ZA 08-236, Kembo B.V tegen Drentea Kantoormeubelen (met dank aan Harry Smeltekop, Plas Bossinade).

Eerst even voor jezelf lezen. Niet-geregistreerd gemeenschapsmodellenrecht, auteursrecht, slaafse nabootsing. Vormgeving kantoor- en projectmeubilair. Deskundigenrapporten spreken elkaar tegen. Geen inbreuk. Proceskosten volgens indicatietarieven: €10.000,-. Advocaatkosten en €2500,- deskundigenkosten. Klik op afbeelding voor vergroting.

“4.8 (…) Op grond van genoemde verschillen op de meest kenmerkende punten, die naar het oordeel van de voorzieningenrechter door Kembo onvoldoende (onderbouwd) zijn weersproken, staat onvoldoende vast dat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat er sprake is van een inbreuk op het Gemeenschapsmodellenrecht of het auteursrecht, dan wel slaafse nabootsing. Met betrekking tot punt a. (dubbele werkplek met twee onafhankelijke in hoogte verstelbare werkbladen die op één onderstel steunen) heeft Drentea geen opmerking gemaakt, maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat het hierbij gaat om uiterlijke kenmerken die uitsluitend door de technische functie worden bepaald en niet voor bescherming op grond van de ingeroepen rechten in aanmerking komen. Ten aanzien van punt g. (de mogelijkheid van een scheidingswand) is de voorzieningenrechter van oordeel, - ook gelet op de overgelegde foto's van duowerkplekken van andere fabrikanten - dat dit een gebruikelijk onderdeel is bij duowerkplekken. De toepassing van kunststof voor het blad (punt i) ziet de voorzieningenrechter niet als een origineel kenmerk, nu het om een gangbaar materiaal gaat, zodat ook hiervoor geen bescherming op grond van de ingeroepen rechten kan worden verkregen. De vorderingen van Kembo zullen reeds om deze redenen worden afgewezen, zodat de overige stellingen en verweren geen verdere bespreking behoeven.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7345

Techniek die vrij is of vrij is geworden

Vzr. Rechtbank ’s-Gravenhage, 1 december 2008, KG ZA 08-1295, Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. tegen Besseling & All Techniek B.V.

Slaafse nabootsing. Executiegeschil. Voorgebruik. Vervolg op vzr. Rechtbank Amsterdam, 20 december 2007 (IEF 5437), waarin de voorzieningenrechter oordeelde dat de kasdekreiniger van Brinkman een slaafse nabootsing was van de kasdekreiniger van Besseling.

In het onderhavige kort geding vordert Brinkman de opheffing van  het executoriaal beslag dat Besseling nadien heeft doen leggen en/of de opschorting van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank Amsterdam op te schorten.

De vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen. De Haagse voorzieningenrechter heeft alleen bevoegdheid voor wat betreft de opheffing (waarbij met het oog op  het belang van eisers alle eisers ontvankelijk zijn) en naar zijn voorlopig oordeel is er een gerede kans dat het Amsterdamse vonnis zal worden vernietigd. “Het is aannemelijk dat de voorzieningenrechter indien zij wetenschap zou hebben gehad van het voorgebruik van de V-vorm in het vonnis van 20 december 2007 tot een ander beslissing zou zijn gekomen.”

“5.11. Hoewel het door Brinkman aangeleverde beeldmateriaal niet uitblinkt door duidelijkheid is in elk geval wel duidelijk dat de in 1989 getoonde kasdekreiniger een frame heeft in de vorm van een omgekeerde V. Dit frame dient de overspanning van het kasdek, verbindt de wielstellen en draagt onder meer de roterende borstels welke de hoofdrol vervullen in het reinigingsproces.

5.12. Besseling heeft niet betwist dat de kasdekreiniger van figuur 4 ouder is dan haar eigen kasdekreiniger. Het is aannemelijk dat de voorzieningenrechter indien zij wetenschap zou hebben gehad van het voorgebruik van de V-vorm in het vonnis van 20 december 2007 tot een ander beslissing zou zijn gekomen.

5.13. Daar komt bij dat bij slaafse nabootsing om te beginnen moet zijn voldaan aan het vereiste van onderscheidend vermogen. Bij een hoofdzakelijk industrieel product als een kasdekreiniger is het onderscheidend vermogen – als het dat al heeft – niet gelegen in de gekozen en gevonden technische oplossingen van technische problemen. Dat betekent dat van de constructeur ook niet behoeft te worden verwacht dat hij afziet van bepaalde technische oplossingen om te voorkomen dat hij in de val van de slaafse nabootsing loopt. Hij behoeft geen andere weg in te gaan omdat de bescherming van vormgeving door inroepen van het leerstuk van de slaafse nabootsing er niet toe kan leiden dat alsnog techniek, die vrij is of vrij is geworden, wordt gemonopoliseerd.

5.14. De keuze voor een frame in omgekeerde V-vorm is een technische oplossing voor het probleem om op stevige maar ook gewichtbesparende wijze de afzonderlijke onderdelen van een kasdekreiniger met elkaar te verbinden en deze te dragen. Voor dat probleem bestaan meerdere oplossingen, ter zitting zijn voorgesteld een rechthoekig frame of een gebogen frame, maar de constructeur is vrij in zijn keuze.

5.15. Bij deze stand van zaken maakt Besseling misbruik van haar bevoegdheid door de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 december 2007 voort te zetten. Het sub 1 gevorderde zal worden toegewezen op de wijze als hieronder verwoord.

(…) 5.17. Gelet op de gedeeltelijke onbevoegdheid ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.”

Lees het vonnis hier.

IEF 7322

De Deukbeker tegen De Deukmok (Deukbeker wint)

Links Deukbeker. rechts DeukmokRechtbank Haarlem, 25 november 2008, ex parte bevel in de zaak Brandt tegen Vroom & Dreesmann (met dank aan Kitty van Boven, Heitmann Vermeer Kolle). 

Ex parte. Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Toewijzing verzoek tot bevel tot staken inbreuk op de Deukbeker, de keramische versie van het ingedeukte plastic koffiebekertje. De naderende feestdagen dragen bij aan het spoedeisende karakter. Het oorspronkelijke, niet gedeukte (en wellicht zo banale en triviale) plastic bekertje wordt aangeduid als de traditionele plastic koffiebeker en komt als ontwerp verder niet ter sprake. (Afbeelding: v.l.n.r. Deukbeker en Deukmok, klik voor vergroting). Uit het verzoekschrift:

“8. Uit het feit dat Brandt bij elke mal voor de Deukbeker met de hand de deuken aanbrengt, blijkt ook dat bij elke beker opnieuw esthetische keuzes worden gemaakt, heel concreet betrekking hebbend op het aantal deuken, de plaats van de deuken, de diepte van de deuken en de grootte van de deuken. Elke Deukbeker is daarmee een rechtmatige bewerking van de allereerste Deukbeker uit 1975 en daarmee opnieuw een auteursrechtelijk beschermd werk.

9. De Deukmok is (nagenoeg) identiek aan de Deukbeker en de totaalindruk is gelijk. Immers de Deukmok heeft dezelfde kenmerken als de Deukbeker, de plaats van de ribbels, de grootte van de band van de ribbels, de verhoudingen met de gladde stukken van de beker, de omgebogen rand, de vormgeving (reliëf) van het onderste randje, maar voroal ook de aangebrachte deuken. De deuken in de Deukmok zijn zowel qua vorm als plaatsing (nagenoeg) identiek aan die in de Deukbeker.

(…) 15. V&D brengt de Deukmok in een zeer slechte en grove uitvoering op de markt en biedt de Deukmok ook in grote getalen aan tegen een bijzonder lage prijs in haar winkels, in haar folders en op haar website. En dit in een periode waarin juist de Deukbeker een aardig geschenk is tijdens de feestdagen en er voor dergelijke producten extra veel afzet is, heeft zowel Brandt als ook haar distributeur grote onherstelbare schade geleden en lijden voortdurende onherstelbare schade.”

Lees de beschikking hier.

IEF 7314

Het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl

Batavus (boven) vs. Blomson Montego MoverVzr. Rechtbank Haarlem, 24 november 2008, KG ZA 08-564, Batavus B.V. tegen Blomson International B.V. (met dank aan Dirk Straathof, Brinkhof)

Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Onrechtmatig handelen. Vorderingen afgewezen. De Blomson Motego Mover (afbeelding onder, klik voor vergroting) maakt geen inbreuk op Personal Bikes van eiser Batavus.

Batavus is de fabrikant van onder meer een fiets genaamd Personal Bike Delivery. Deze fiets wordt sinds 1995 op de markt gebracht door Batavus. Blomson heeft in 2007 een fiets op de markt gebracht onder de naam Montego Mover. Volgens Batavus maakt deze fiets inbreuk op haar auteursrecht met betrekking tot het ontwerp van de Personal Bike Delivery. Voorts ziet Batavus de Montego Mover als een ongeoorloofde slaafse nabootsing.  

De Voorzieningenrechter is van oordeel dat de volgens Batavus kenmerkende elementen, te weten het U frame en de dwarsverbinding, niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Deze elementen werden reeds voor 1995 in fietsen toegepast.

Ook het resterende samenstel van afzonderlijke onderdelen die volgens Batavus bijdragen aan de totaalindruk (dikke/brede uitvoering van de buizen, brede banden, de niet gangbare wielmaat 26 inch, de berde handgrepen, het brede achterspatbord, de hoge stuurbocht, de dubbele middenstandaard, de open kettingkast, de ring om de crank, het lampje op de linkerzijstang van het voorwiel en de robuust ogende voordrager) komen volgens de Voorzieningenrechter niet in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. Ten aanzien van een aantal van deze onderdelen valt volgens de Voorzieningen naar voorlopig oordeel niet uit te sluiten dat ze functioneel bepaald zijn. Voor het overige staat vast dat de corresponderende onderdelen van Montego Mover niet overeenstemmen.

“4.13 Voor zover Batavus zich heeft willen beroepen op bescherming van de robuuste stijl waarin de Personal Bike Delivery is uitgevoerd, kan dat beroep niet slagen, nu de stijl waarin een werk is uitgevoerd niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt.

Evenmin komt aan het enkele ontwikkelen of inzetten van een nieuwe mode of stijl bescherming krachtens auteursrecht toe. Bovendien heeft Blomson gewezen op andere fietsen, zoals mountainbikes of fietsen van het merk Kronan die ook dikke buizen en een robuust uiterlijk vertonen, welke fietsen reeds op de markt waren ten tijde van het verschijnen van de Personal Bike.

Van belang is voorts of - mede gelet op mode, trend of stijl op het gebied van fietsen - Blomson met haar fiets de Montego Mover voldoende afstand van het product van Batavus heeft genomen en met haar ontwerp op een voldoende eigen wijze uiting beeft gegeven aan de vigerende mode, trend, of stijl van ontwerpen. Gelet op het hiervoor overwogene is de voorzieningechter van oordeel dat Blomson bij de Montego Mover voldoende afstand heeft genomen van de Personal Bike Delivery.”

Van auteursrechtinbreuk is volgens de Voorzieningenrechter voorshands geen sprake.

Ook het beroep van Batavus op slaafse nabootsing faalt. Van een slaafse kopie is naar het oordeel van de Voorzieningenrechter geen sprake. Voorts is niet komen vast te staan dat Blomson verwarring sticht.
Batavus wordt veroordeeld in de volledige proceskosten ad EUR 11.211,67.

Lees het vonnis hier.