Merkenrecht  

IEF 334

Spa Duits

"Das Wort "SPA" ist ungeachtet seiner originären Bedeutung als Name einer belgischen Stadt wegen seines weiteren Sinngehalts als einer Bezeichnung von Wellness-Einrichtungen mit besonderem Bezug zu Wasser für einschlägige Dienstleistungen sowie kosmetische Produkte gemäß § 8 Abs 2 Nr 2 MarkenG vom Schutz ausgeschlossen."  Bundespatentgericht, Eilunterrichtung, 15.02.2005. Lees meer.

IEF 328

Uitgever gezocht

In de Adformatie van deze week: Marktonderzoek in de rechtszaal. Drs. Terry Häcker, accountdirector bij Research International, belicht in dit artikel de betekenis van markonderzoeken in merkenrechtelijke disputen. Naar aanleiding van de de recente uitspraak in de zaak Unilever tegen Albert Heijn (waarin, zo stelt de auteur, de rechter voor het eerst heeft gesteld dat de een partij voldoende tijd dient te krijgen om een tegenonderzoek te verrichten) concludeert Häcker dat het probleem bij merkonderzoeken is dat er altijd wel een deskundige is te vinden die verklaart dat het betreffende onderzoek goed is. "Hier wreekt zich dat er geen regels of normen zijn voor juridisch marktonderzoek, terwijl dat wel het geval is voor DNA-onderzoek, verhoorafname in het strafrecht, alcohol in het verkeer en zelfs in het oorlogsrecht." Een oplossing zou kunnen zijn om niet alleen de advocaten aan het woord te laten, maar "die deskundigen tijdens de zitting aan de tand te voelen of te laten voelen door één of meer echt onafhankelijke deskundigen. Of dat men het een oordeel van zo'n onafhankelijke deskundige schriftelijk laat uitbrengen." Het is volgens de Häcker überhaupt hoog tijd dat juristen handvatten krijgen aangereikt "om te beoordelen hoe marktonderzoek kan worden gebruikt (en hoe niet)." Zelf denkt hij aan het handboek "Marktonderzoek voor juristen." Niet te lang wachten, drs. Terry Häcker, meteen zelf schrijven.

IEF 326

Een wijze les: bereidt de oppositie goed voor!

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-31/03. Grupo Sada tegen OHIM / Sadia. De houder van het oudere nationaal beeldmerk met woordbestanddeel "sadia" heeft oppositie ingesteld tegen aanvraag tot inschrijving als gemeenschapmerk van het beeldmerk met woordbestanddeel "Grupo Sada". De oppositieafdeling heeft de oppositie toegewezen uitsluitend voor de waren waarvoor het oudere nationale merk is ingeschreven. De aanvrager van het gemeenschapsmerk heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de oppositieafdeling om het merk ook in te schrijven voor de door de oppositieafdeling geweigerde waren en diensten klassen.

Volgens de aanvrager van het gemeenschapsmerk zou de kamer van beroep geen aandacht hebben besteed aan de grote bekendheid van het aangevraagde merk in Spanje. De kamer van beroep zou daarnaast de conflicterende merken niet globaal hebben beoordeeld. Bovendien zou de kamer van beroep geen rekening hebben gehouden met het feit dat er identieke verleende merken bestaan naast het oudere merk waarop de oppositie gebaseerd is . Het GEA maakt korte metten met het eerste argument.

Verzoekster had nagelaten aan te tonen dat er sprake was van grote bekendheid van het merk. Zij kan dit niet in een later stadium alsnog doen. Het GEA baseert haar beslissing alleen op de relatieve weigeringsgronden die de betrokken partijen hadden aangevoerd bij oppositie en op de feiten en bewijzen die deze partij in dit verband had aangedragen (arrest Gerecht van 23 september 2003, Henkel / BHIM – LHS (UK) (KLEENCARE), T-308/01, Jurisprudentie blz. II-3253, punt 32). Ook het argument van verzoekster dat de kamer van beroep enkel door kunstmatige uiteenrafeling van het aangevraagde merk tot de conclusie kon komen dat er gevaar voor verwarring zou bestaan, wordt niet gehonoreerd.

 

Het Gerecht beaamt dat een vergelijking moet worden gemaakt door beide merken in het geheel te onderzoeken. “Dit sluit echter niet uit dat de totaalindruk die door een samengesteld merk wordt opgeroepen in de herinnering van het relevante publiek, in bepaalde omstandigheden kan worden gedomineerd door een of meer van zijn onderdelen. Bovendien moet bij de beoordeling of een of meer bestanddelen van een samengesteld merk domineren, met name met de intrinsieke eigenschappen van elk van die bestanddelen rekening worden gehouden door deze te vergelijken met de eigenschappen de andere bestanddelen.” Het GEA is van mening dat het woordbestanddeel van het oudere merk “sadia” in zijn geheel bepalend is voor het beeld dat de gemiddelde Spaanse consument onthoudt.

 

Verzoekster heeft verder betoogd dat het dominerende bestanddeel niet “sada” zou zijn, maar het motief van vier cirkels waarop zes schuine lijnen te zien zijn. Het GEA oordeelt dat de cirkels louter een decoratief element is, dat niet in de herinnering van het publiek zal achterblijven. Het dominerende bestanddeel is “sada”. De kamer van beroep heeft terecht geen rekening gehouden met de betekenis van het woord “sadia” dat in het Portugees ‘gezondheid’ betekent, nu dit woord niet als zodanig in Spanje bekend is. Het GEA verwerpt het beroep. Lees>.

IEF 324

Spaanse speelkaarten als merk geweigerd

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, gevoegde zaken T-160/02 tot en met T-162/02. Naipes Heraclio Fournier tegen OHIM/France Cartes. De tekeningen van een ridder te paard met knots, koning met zwaard en los zwaard kunnen niet als gemeenschapsmerk voor klasse 16 dienen, nu deze afbeeldingen in Spanje gangbare symbolen zijn voor speelkaarten. Het Spaanse kaartspel bestaat uit 40 of 48 kaarten van aas tot zeven of negen, gevolgd door boer, ridder en koning. De vier kleuren zijn de munten, bekers, knotsen en zwaarden. Het Spaanse publiek, dat wel eens een kaartje legt, zal aan voornoemde tekeningen dan ook directe een waarde of kleur kunnen toedichten. De merkaanvragen zijn kortom terecht geweigerd wegens gebrek aan onderscheidend vermogen en vanwege het beschrijvende karakter ervan. Lees uitspraak.

IEF 323

Een sterk staaltje vergelijking van het GEA

Gerecht van Eerste Aanleg, 11 mei 2005, zaak T-390/03. CM Capital Markets tegen OHIM/Caja de Ahorros de Murcie. Het GEA heeft zich gebogen over de vraag of het beeldmerk CM bestaande uit de letters "C" en "M" geschreven in een rood vierkant met een dwars gele streep in strijd is met het beeldmerk Capital Markets bestaande uit voornoemde woorden en de letters "C" en "M" onder elkaar geplaatst. De oppositieafdeling heeft bij beslissing van 27 januari 2003 de oppositie tegen het beeldmerk CM toegewezen voor de diensten die soortgelijk zijn. De kamer van beroep van het BHIM vond dat er geen sprake was van overeenstemming en verwarringgevaar. Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van overeenstemming.

Het GEA verklaart verzoekster (opposant) niet ontvankelijk inzake haar vordering aan het Gerecht om de oppositieafdeling van het BHIM te bevelen de inschrijving van het betrokken merk te weigeren. Het Gerecht acht zich niet bevoegd bevelen te richten tot het BHIM. Het BHIM is verplicht in gevolge artikel 63 lid 6 van verordening 40/94 de maatregelen te treffen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest.

Verzoekster heeft betoogd dat het bestanddeel Capital Markets van haar beeldmerk niet relevant is voor de vraag of de merken overeenstemmen, omdat deze uitdrukking een soortnaam is voor de door het merk beschermde diensten. Verzoekster heeft daarnaast betoogd dat het fonetische aspect een grotere rol moet spelen dan het visuele aspect van het merk, omdat het merk juist mondeling in het handelsverkeer wordt gebruikt. Ook de kleuren en het schrift van de conflicterende merken zouden geen belang moeten hebben nu het gaat om bestanddeel “CM” en dit doorslaggevend is voor het globale beeld dat de consument van de betrokken merken zal hebben.

Het GEA stelt eerst vast wie de geïnformeerde gebruiker is. Nu het oudere merk waarop de oppositie is gebaseerd beschermd is in Spanje en gericht is op een specifieke doelgroep, stelt het Gerecht vast dat bij de beoordeling van het verwarringgevaar dient te worden uitgegaan van een zeer oplettende en goed geïnformeerde Spaanse consument.

Volgens het Gerecht stemmen de beeldmerken visueel niet overeen ook al is er sprake van het gemeenschappelijke element CM. Het element "CM" is in de tekens verschillend opgebouwd met volledig andere kleuren en lettertypes waardoor de totale indruk van de tekens verschillend is.

Het Gerecht oordeelt dat er wel sprake is van fonetische overeenstemming aangezien het aangevraagde merk op fonetisch vlak gelijk is aan het dominerende bestanddeel CM van het oudere merk. Het relevante publiek zal namelijk het beschrijvende bestanddeel Capital Markets niet beschouwen als het onderscheidende en dominerende bestanddeel.

Het GEA vindt de tekens niet begripsmatig overeenstemmen. Door gebruik van de woorden Capital Markets krijgt het beeldmerk een bepaald begrip anders dan een merk waarop alleen de aanduiding CM voorkomt. Ook zal de aanduiding Capital Markets in verband worden gebracht met de tekens "CM". Volgens het GEA geeft het woord Capital Markets een lading aan de afkorting CM. Uiteindelijk oordeelt het GEA dat de beeldmerken niet overeenstemmen, vooral gelet op het feit dat het relevante publiek zeer gespecialiseerd is en de beeldmerken goed zullen kennen. Lees uitspraak.

IEF 321

stroom van nieuwe merkregistraties

Stukje in het FD van de Haarlemse advocaat Caspar Wenckebach over lopende mediageschillen. Over de strijd om Tien schrijft hij o.a: "Er is bij Talpa kennelijk niemand geweest die van tevoren even gecontroleerd heeft of die naam niet op problemen zou stuiten. Intussen zijn beide partijen zich goed aan het ingraven. Een klein onderzoek bij het Benelux Merkenbureau wijst op een stroom van nieuwe merkregistraties van beide partijen in de afgelopen twee weken. Maar niet alleen de merkenbureaus draaien overuren. Ook internetproviders zijn druk in de weer geweest. De afgelopen dagen zijn vele domeinnamen met het bestanddeel 'tien' geregistreerd, sommige namens Talpa , sommige namens SBS6 en natuurlijk ook een paar door domeinnaamkapers. Mij dunkt dat Talpa geen sterke zaak heeft, maar ik denk dat ik uiteindelijk toch mijn geld op John de Mol zou zetten. Die heeft inmiddels in ieder geval al bewezen hoe je van voor een dubbeltje geboren, zo een tientje kunt worden."

IEF 317

Tien is geen 10. Maar is Oxio wel OXXIO? (2)

Gisteren heeft de rechtbank in Arnhem in kort geding bepaald dat het energiebedrijf Oxxio zijn naam moet wijzigen. Dit was conform de eis van Holland Rail Consult, houder van het merk Oxio. De rechter oordeelde dat de "diensten in beperkte mate soortgelijk zijn" onder andere omdat het begrip “infrastructuur” ook energienetwerken omvat, zodat Holland Rail consult het merk Oxio ook heeft ingeschreven voor haar diensten die zij ten behoeve van energiebedrijven aan energienetwerken verricht. Oxxio heeft reeds aangegeven in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. De schuld van dit alles ligt volgens bestuursvoorzitter Erik de Heus bij de adviseurs van het energiebedrijf: "Wij zijn door hen niet gewezen op het bestaan van de merknaam Oxio." Oxxio heeft de adviesbureaus die bij de naamswijziging adviseerden, aansprakelijk gesteld.

Aardig is dat The Nameworks, het bedrijf dat merken voor beide partijen heeft verzonnen, zich in de rechtzaak heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde Oxxio, omdat het bedrijf van mening is dat The Nameworks de ware rechthebbende is op het merk oxio, niet de voormalige klant en deposant Holland Rail Consult.

De voorzieningenrechter oordeelt hierover als volgt. "Het merk Oxio is op naam van Holland Railconsult ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Daarmee heeft Holland Railconsult het uitsluitende recht op het merk Oxio verkregen. De stellingen van Oxxio Nederland en The NameWorks komen erop neer dat in de rechtsverhouding tussen The NameWorks en Holland Railconsult de eerste rechthebbende op het merk Oxio is gebleven en dat het de laatste daarom niet is toegestaan het merk te gebruiken. Nu Holland Railconsult dat toch doet, pleegt zij wanprestatie tegenover The NameWorks. De voorzieningenrechter overweegt dat een merkhouder in beginsel verboden kan worden een merk te gebruiken en geboden kan worden mee te werken aan doorhaling of overdracht van dat merk, als het de merkhouder op grond van een overeenkomst met een derde niet is toegestaan dat merk te gebruiken. Voor de voorzieningenrechter is echter voorshands niet komen vast te staan dat die situatie zich hier voordoet.

Holland Railconsult en The NameWorks hebben op of omstreeks 8 oktober 2002 een overeenkomst voor een naamgevingsproject voor de consultancy-activiteiten van Holland Railconsult gesloten. In de bijlage bij de overeenkomst staat omschreven aan welke voorwaarden de naam voor deze consultancy-activiteiten moet voldoen en ten opzichte van welke concurrerende merken zij onderscheidend moet zijn. De voorzieningenrechter acht het voorshands aannemelijk dat Holland Railconsult tijdens het naamgevingsproject heeft gekozen voor de naam Oxio voor haar consultancy-werkzaamheden. Uit een door Holland Railconsult overgelegde interne notitie blijkt dat zij daarná heeft besloten de andere naam, Movares, te gaan gebruiken voor haar internationale activiteiten.

Daarnaast oordeelt de voorzieningenrechter dat voorshands niet is komen vast te staan dat The NameWorks toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden heeft bedongen. The NameWorks stelt dat zij de opdrachtbevestiging niet alleen per e-mail, maar ook per post op haar briefpapier heeft verzonden. Op haar briefpapier verwijst zij naar haar algemene voorwaarden. Holland Railconsult voert aan dat alle correspondentie via e-mail is gelopen en zij betwist dat The NameWorks haar de opdrachtbevestiging op briefpapier van The NameWorks heeft gezonden. Op dit punt staan de stellingen van partijen tegenover elkaar. The NameWorks heeft geen kopie van de brief met de opdrachtbevestiging op haar briefpapier overgelegd. Daarom is in dit kort geding niet komen vast te staan dat The NameWorks haar algemene voorwaarden is overeengekomen met Holland Railconsult."
 

Lees vonnis, eerdere berichtgeving hier.

IEF 314

Water & Brood

Redelijk zeldzaam, een IE-strafrechtzaak:

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 9 december 2002, in elk geval in of omstreeks de maand december 2002 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk

a. waren die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, of
b. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst of
c. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,

te weten zevenduizend, in elk geval een aantal dozen, gevuld met tassen, in welke tassen zich fotocamera's bevonden en welke dozen, tassen en fotocamera's waren voorzien van het merk Canokimatic, heeft ingevoerd, of afgeleverd of in voorraad heeft gehad.

Het hof begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat niet kan worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van een merk waarop een ander recht had, aangezien het recht op het door Canon Kabishiki Kisha op 18 november 1994 in de zin van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken (voortaan: BMW) geregistreerde merk, door het niet-gebruik daarvan is vervallen. De raadsman verwijst ter adstructie naar het bepaalde in artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a (oud) BMW.

Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.

Met de raadsman stelt het hof vast dat op 18 augustus 1994 door Canon Kabishiki Kisha (Canon inc.) de merknaam "Canomatic" is geregistreerd in de zin van de BMW onder nummer 563359.

Ingevolge het bepaalde in artikel 10 (oud) BMW heeft de inschrijving van een Benelux-depot een geldigheidsduur van 10 jaren, te rekenen van de datum van het depot. De inschrijving was ten tijde van het bewezenverklaarde, op 9 december 2002, dan wel in of omstreeks de maand december 2002, aldus in beginsel geldig.

Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid (oud) BMW vervalt het recht op een merk van rechtswege onder de aldaar genoemde gevallen, te weten - zakelijk weergegeven - de doorhaling van of het verstrijken van de geldigheidsduur van een inschrijving in het Beneluxdepot dan wel van de internationale inschrijving of door afstand van de bescherming in het Beneluxgebied, of overeenkomstig het in artikel 6 van de Overeenkomst van Madrid bepaalde, door het feit dat het merk geen wettelijke bescherming meer geniet in het land van oorsprong.
Zijdens de verdediging is niet gesteld en ook anderszins is niet gebleken, dat een omstandigheid als hiervoor zich heeft voorgedaan, zodat het recht op het merk "Canomatic" niet van rechtswege is vervallen.

Voorts kan iedere belanghebbende op grond van artikel 14, sub c (oud) BMW het verval van het merkrecht inroepen in de gevallen vermeld in artikel 5, tweede lid (oud) BMW, bijvoorbeeld in het door de raadsman bedoelde geval dat gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaren, zonder geldige reden, geen normaal gebruik van het merk is gemaakt binnen het Beneluxgebied voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel niet gebleken - noch is dit zijdens de verdediging gesteld - dat het recht op het merk "Canomatic" op vordering van een belanghebbende door een bevoegde rechter vervallen is verklaard.

Het hof verwerpt derhalve het verweer en bevestigt het beroepen vonnis.

Gerechtshof 's-Hertogensbosch, 18 januari 2005, publ. 4 mei 2005, LJN: AT5048, 20.000622.04. Hoger Beroep.

IEF 302

yorin gediskwalificeerd

Het Internationaal Olympisch Comité heeft Yorin FM/RTL Nederland gesommeerd te stoppen met het gebruik van de naam FreakOlympics. Het door Rob Stenders gepresenteerde radioprogramma FreakOlympic bestaat al 8 jaar en wordt iedere zaterdag tussen twaalf en twee uitgezonden op Yorin FM. Volgens mediamagazine.nl zou het IOC voor elke overtreding een bedrag van 25.000 euro eisen.

Het IOC is in het algemeen erg streng en gebruik van de bekende ringen of andere Olympic Property, zoals ze het zelf heel mooi noemen, wordt hard aangepakt. Lees meer in het uitgebreide Olympic Charter van het IOC, paragraaf 14 e.v: "Olympic designations: An Olympic designation is any visual or audio representation of any association, connection or other link with the Olympic Games, the Olympic Movement, or any constituent thereof. The IOC may take all appropriate steps to obtain the legal protection for itself, on both a national and international basis, of the rights over the Olympic Games and over any Olympic property."