Merkenrecht  

IEF 2580

Bureaucratie.eu

Zoals eerder bericht visten Ahold en KPN achter het formele net bij de aanvraag van diverse .eu domeinnamen (lees hier en hier meer ). De Rotterdamse organisatie ESPO trof een min of meer soortgelijk lot en stapte naar het Arbitartion Center voor .EU Disputes. De uitspraak ivan het ADR wijst er op dat EURid de aanvragen wellicht te strikt beoordeeld.

Op 13 december 2005 wordt de domeinnaam espo.eu aangevraagd, door “Buyuksarac” van de organisatie “ESPO” uit Rotterdam.  Op de print van het BMB, thans BBIE, van het woordmerk “ESPO”, staat als merkhouder “Güler Buyuksarac-Esgikan h.o.d.n. European Social Projects Office”. De adresgegevens in merkregistratie en domeinnaamaanvrage zijn identiek.

EURid wijst de aanvraag af omdat aanvrager en merkhouder niet gelijk zouden zijn. Er mag volgens het EURid geen ruimte zijn voor speculatie.

In de ADR-procedure beslist het panellid dat EURid of de validator should, have been aware that “h.o.d.n” was the abbreviation of “doing business under the name” in Dutch and that therefore the legal entity which owned the trade mark was a natural person “Güler Buyuksarac-Esgikan” trading under the name “European Social Projects Office”.

(...) The Panel concludes that the respondent’s overly restrictive approach failed to safeguard the Complainant’s prior rights in accordance with the Regulation.

Lees de uitspraak hier (met dank aan Boekx advocaten).

IEF 2579

Bovemij

HvJ, 7 september 2006,  zaak C-108/05. Bovemij Verzekeringen NV tegen Benelux-Merkenbureau (EUROPOLIS).

Het Hof van Justitie (Eerste kamer) verklaart:

1)      Artikel 3, lid 3 Merkenrichtlijn moet aldus worden uitgelegd dat de inschrijving van een merk enkel toelaatbaar is op grond van deze bepaling indien wordt aangetoond dat dit merk door het gebruik ervan onderscheidend vermogen heeft verkregen in het gehele grondgebied van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, in het gehele gedeelte van het Beneluxgebied waar een weigeringsgrond bestaat.

2)      Wanneer bij een uit een of meer woorden van een officiële taal van een lidstaat of van de Benelux bestaand merk de weigeringsgrond slechts bestaat in een van de taalgebieden van een lidstaat of, in het geval van de Benelux, slechts in één taalgebied van de Benelux, moet komen vast te staan dat het merk door het gebruik onderscheidend vermogen heeft verworven in dit gehele taalgebied. Voor het aldus gedefinieerde taalgebied moet worden beoordeeld of de betrokken kringen, althans een aanzienlijk deel ervan, de betrokken waar of dienst op basis van het merk als van een bepaalde onderneming afkomstig identificeren.

Lees het arrest hier.

IEF 2578

Eerst even voor jezelf lezen

GvEA , 7 september 2006, zaak T-133/05.Meric / OHMI - Arbora & Ausonia (Pam-Pim's Baby-Prop) 

Oppositieprocedure o.g.v. oudere nationale woord  en beeldmerken PAM PAM tegen Gemeenschapsmerkaanvraag voor woordmerk PAM PIM’S BABY PROP.

Lees het arrest hier.

GvEA , 7 september 2006, zaak T-168/04. L & D / OHMI - Sämann (Aire Limpio)

Oppositieprocedure o.g.v. oudere beeldmerken die dennenboom voorstellen en die in sommige gevallen woordelementen bevatten tegen de inschrijving van beeldmerk dat woordelement  ‚Aire Limpio’.

Lees het arrest hier.


 

IEF 2577

Babyvoeding, werpexplosieven

fdpr.JPGGvEA, 6 september 2006, zaak T-6/05. Def-Tec Defense Technology / OHMI - Defense Technology.

Oppositie op basis van een Amerikaans merk voor o.a. een niet-explosief verdedigingswapen in de vorm van een irriterend organisch gas in een spuitbus (klasse 13).

De oppositie wordt aanvankelijk toegewezen op grond van artikel 8, lid 3 Merkenverordening, dat bepaalt dat, na oppositie door de houder, de inschrijving van een merk wordt geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

De oppositie richt zich tegen de inschrijving van het beeldmerk First Defense Aerosol Pepper Projector, voor o.a. voedingsmiddelen voor baby’s, blanke wapenen, munitie, projectielen, werpexplosieven, sproeiapparaten voor irriterende stoffen, en overige aanvals- of verdedigingsvoorwerpen. De oppositie is gebaseerd op o.a. het Amerikaans merk First Defense, ingeschreven voor soortgelijke waren.

De Amerikaanse merkhouder stelt, naast wat procedurele zaken, dat verzoekster haar gemachtigde in de zin van deze bepaling was en zonder haar toestemming een aanvraag had ingediend.

 

Uit een verklaring uit 1996 van Amerikaanse vennootschap blijkt echter volgens het Gerecht wel dat deze daarin uitdrukkelijk afstand doet van alle rechten op het in de inschrijvingsaanvraag bedoelde merk voor Europa. In de bijlage bij de verklaring wordt duidelijk aangegeven op welke merken deze verklaring betrekking heeft.

Bovendien bestond er tussen verzoekster en de vennootschap uit Wyoming een reële en daadwerkelijke handelsrelatie toen de verklaring werd afgelegd, wat kan verklaren dat de vroegere houder deze toestemming heeft gegeven zonder betaling. Dat een dergelijk akkoord eventueel als atypisch wordt aangemerkt, kan, anders dan de kamer van beroep heeft laten uitschijnen, op zich in geen geval afbreuk doen aan de geldigheid van de daadwerkelijk gegeven toestemming.

De in 1996 verkregen toestemming moet dan ook worden beschouwd als duidelijk, nauwkeurig omschreven en onvoorwaardelijk op die datum en het Gerecht vernietigt de  beslissing van het OHIM om de oppositie toe te wijzen.

Lees het arrest hier.

IEF 2566

Zelfgemaakte meetlat

egf.bmp"In de serie de Beeldmerkmeter - 1 x per maand in Adformatie - leggen de ontwerpers Frans van Mourik en Paul Mijksenaar beeldmerken langs een door henzelf gemaakte meetlat. Daarin worden beeldmerken onder meer gewaardeerd op waarneembaarheid, onderscheidbaarheid en herkenbaarheid.Ook vorm, betekenis, kleur en attractie worden beoordeeld."

Lees hier meer (Adformatie).

IEF 2563

Verantwoord (2)

sncks.bmpO.a. de Standaard bericht: “De handelsrechtbank van Gent heeft in kort geding beslist dat de Gentse uitgeverij Snoecks haar jaarboek en almanak onder de naam Snoecks mag blijven uitgeven, zo heeft het bedrijf meegedeeld. De in Zwijndrecht gevestigde drukkerij Deckers Druk had de rechtszaak tegen de nv Snoecks aangespannen.”

Wie de uitspraak heeft mag ‘m mailen. Lees hier meer. Eerder bericht hier.

IEF 2555

Slechts voor advocaten

tg.bmpGvEA, 26 juni, T-453/05. Vonage Holdings Corporation tegen OHIM.

Slechts een advocaat met een Masters rechtenopleiding die toegelaten is tot de Orde (“Bar”) bevoegd is om op te treden voor het Hof van Justitie en het Gerecht.

Het Gerecht verwijst i.c. naar artikel 19 van het Statuut van het Hof van Justitie waaruit volgt dat  partijen  dienen te worden vertegenwoordigd door een advocaat. Slechts een advocaat die gerechtigd is om op te treden voor de nationale rechter in de EU of EER mag een partij vertegenwoordigen voor het Hof van Justitie en het Gerecht van Eerste Aanleg (artikel 53 van het Statuut). Volgens het Gerecht zijn de Masters kwalificatie in rechten en de toelating tot de Orde cumulatieve en essentiële formele vereisten. Indien daar niet aan is voldaan, is de partij niet-ontvankelijk in zijn vordering bij het Hof of het Gerecht. Het Gerecht sluit hiermee uit dat bijvoorbeeld merkgemachtigden deze taak op zich nemen.

De procedure betrof het beroep van Vonage Holding Corporation tegen een beslissing van de kamer van beroep van het OHIM betreffende de weigering van de inschrijving van het woordmerk REDEFINING COMMUNICATIONS. Echter, Vonage was niet-ontvankelijk in haar vordering bij het Gerecht van Eerste Aanleg aangezien haar vertegenwoordiger niet kon worden gekwalificeerd als advocaat in de zin van artikel van het Statuut en derhalve niet bevoegd was om voor het Gerecht op te treden.

Lees het arrest hier.
   

IEF 2553

BVIE in werking getreden

BVIE4.bmpVandaag is het de eerste dag van de derde maand, volgende op de nederlegging  van de derde akte van bekrachtiging van het BVIE, het Beneluxverdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen).

Per vandaag treedt het BVIE dus echt in werking (min of meer onder voorwaarde, dat wel, zie hier) en vervangt de verdragen, de eenvormige wetten en de wijzigingsprotocollen inzake Benelux merken en tekeningen of modellen (BME en BTMW) door een enkel verdrag waarin zowel het merkenrecht als het tekeningen- of modellenrecht systematisch en overzichtelijk geregeld worden. Het materiële recht wordt niet gewijzigd door dit verdrag.

Ook met ingang van vandaag worden het Benelux-Merkenbureau en het Benelux-Bureau voor Tekeningen of Modellen het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE).

De officiële domeinnaam van het bureau is www.boip.int (de Engelse afkorting van de naam). IEForum.nl biedt u echter ook toegang middels de wat makkelijker in het gehoor liggende domeinnaam www.bbie.nl.

Op de website van het BBIE staan verwijzingen naar nieuwe en oude wet- en regelgeving. 

Succes met  transponeren!  (En is er nog ergens een BVIE-Borrel?)

IEF 2548

BVIE

Kamerstuk 30633, nr. 4, 2e Kamer. Wijziging van de wet van 10 mei 2006, houdende goedkeuring van het op 25 februari 2005 te Den Haag tot stand gekomen Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), met Protocol (Trb. 2005, 96) (Stb. ...);

Nota van verbetering, ontvangen 24 juli 2006:

In het voorstel van wet (stuk nr. 2) worden de volgende verbeteringen aangebracht: In het opschrift en in artikel I wordt «(Stb. ...)» telkens vervangen door: (Stb. 262).

Lees het kamerstukje hier.

IEF 2536

Indirect verwarringsgevaar

Gepubliceerd op Domjur.nl : De zaak Funja.nl. WIPO Arbitration and Mediation Center, 7 juli 2006, nr. WIPO2006NL6.  Funda N.V. tegen tegen RE/MAX Hofstad Makelaars.

Het scheidsgerecht acht indirect verwarringsgevaar wél aanwezig, omdat het publiek door de domeinnaam vanwege de vergaande overeenstemming met de FUNDA-merken, een verband zal leggen tussen de gerechtigden op de FUNDA-merken en de domeinnaam en deze aanduidingen met elkaar zal verwarren.

Het publiek kan hierdoor menen dat de betrokken diensten op de website gekoppeld aan de domeinnaam, van eiseres, of van een economisch met eiseres verbonden onderneming, afkomstig is. Het scheidsgerecht is daarom van oordeel dat verweerder inbreuk maakt op de aan eiseres onder art. 13A lid 1 sub b BMW (en art. 9 lid 1 sub b GMVO) toekomende merkrechten door de registratie en het gebruik van de domeinnaam.

Lees hier meer.