Informatieplicht van de loonwerker vóór afloop van verkoopseizoen
Conclusie AG HvJ EU 14 juni 2012, zaak C-56/11 (Raiffeisen-Waren-Zentrale Rhein-Main)
Prejudiciële vragen gesteld door Oberlandesgericht Düsseldorf, Duitsland.
Communautair kwekersrecht. Het in artikel 14, lid 3, zesde streepje, van verordening nr. 2100/941 en artikel 9, leden 2 en 3, van verordening nr. 1768/952 geregelde informatieplicht van de loonwerker geldt alleen wanneer de houder van het kwekersrecht zijn informatieverzoek aan de loonwerker richt vóór afloop van het verkoopseizoen waarop het verzoek betrekking heeft en bij verschillende jaren: van het laatste economische seizoen.
Gestelde vragen:
1. Geldt de in artikel 14, lid 3, zesde streepje, van verordening nr. 2100/941 en artikel 9, leden 2 en 3, van verordening nr. 1768/952 geregelde informatieplicht van de loonwerker alleen wanneer de houder van het kwekersrecht zijn informatieverzoek aan de loonwerker richt vóór afloop van het verkoopseizoen waarop het verzoek betrekking heeft (bij verschillende jaren: van het laatste seizoen)?
2. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
Is er sprake van een "tijdig" informatieverzoek, wanneer de houder van het kwekersrecht in zijn verzoek stelt over aanwijzingen te beschikken dat de loonwerker oogstmateriaal, die een in het verzoek bij naam genoemde landbouwer door aanplanting van teeltmateriaal van het beschermde ras heeft verkregen, met het doel van aanplanting heeft verwerkt of voornemens is te verwerken, of moet aan de loonwerker bovendien het bewijs van de gestelde aanwijzingen (bijvoorbeeld door toezending van een kopie van de aanplantverklaring van de landbouwer) worden geleverd?
Kunnen de aanwijzingen aan de grondslag van de informatieplicht van de loonwerker volgen uit het feit dat de loonwerker als lasthebber van de houder van het kwekersrecht een vermeerderingsovereenkomst voor de productie van eetbaar zaad van het beschermde ras uitvoert, die de houder van het kwekersrecht heeft gesloten met een landbouwer die voor de vermeerdering zorgt, wanneer de landbouwer in het kader van de uitvoering van de vermeerderingsovereenkomst in feite de mogelijkheid heeft een deel van het teeltmateriaal te gebruiken voor aanplantingen?
Antwoord:
1. De loonwerker dient te voldoen aan de informatieplicht krachtens artikel 14, lid 3, zesde streepje, van verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht en artikel 9, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 1768/95 van de Commissie van 24 juli 1995 houdende vaststelling, overeenkomstig artikel 14, lid 3, van verordening nr. 2100/94 van de Raad inzake het communautaire kwekersrecht, van uitvoeringsbepalingen betreffende de afwijking ten gunste van landbouwers, mits de loonwerker het informatieverzoek van de houder van het kwekersrecht ontvangt vóór de afloop van het verkoopseizoen waarop het verzoek betrekking heeft, of vóór de afloop van het laatste verkoopseizoen indien het om meer seizoenen gaat. Wanneer het evenwel gaat om een ‚eerste verzoek’ in de zin van artikel 9, lid 3, tweede zinsnede, van verordening nr. 1768/95, moet dit verzoek tijdens het lopende verkoopseizoen worden gedaan.
2. Het is niet noodzakelijk dat een informatieverzoek dat krachtens artikel 9, lid 3, tweede zinsnede van verordening nr. 1768/95 wordt gedaan, bewijsmateriaal bevat betreffende het bestaan van de in het informatieverzoek vermelde aanwijzingen. Het is dan ook voldoende dat de houder van een kwekersrecht in zijn verzoek stelt, over een aanwijzing te beschikken dat de loonwerker het oogstproduct dat een bepaalde landbouwer door aanplanting van vermeerderingsmateriaal van het beschermde ras heeft verkregen, heeft verwerkt of voornemens is te verwerken voor aanplanting.
3. Het staat aan de nationale rechter om de feiten van de bij hem aanhangige zaak met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval te beoordelen teneinde te bepalen of er aanwijzingen zijn dat de loonwerker die verwerking heeft verricht of voornemens is te verrichten.”
Met samenvatting van Philippe de Jong, 
In steekwoorden: Kwekersrecht. Mekiya heeft bij conclusie van antwoord onder meer aangevoerd dat de ZWP geen werking heeft voor Ethiopië en dat Van Kleef niet heeft toegelicht op basis van welke wetgeving de aanplant in Ethiopië onrechtmatig zou zijn.
(...) De recente evaluatie van de
Kwekersrechtvergoeding. Verordening (EG) nr. 2100/94 van 27 Juli 1994.
Aan de technisch-wetenschappelijke attachés en landbouwattachés is gevraagd om te onderzoeken in hoeverre in andere landen van Europa belangstelling bestaat voor introductie van een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht. In de meeste Europese landen blijkt na contacten met de verantwoordelijke ministeries geen belangstelling voor een beperkte of uitgebreide veredelingsvrijstelling in het octrooirecht, omdat men daartoe geen reden ziet.
Uitspraak mede ingezonden door Hidde Koenraad,
Kwekersrecht. Opzegging sublicentie teeltrechten. Snoek is houdster van gladiolenras Amsterdam en