DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 15427

Door inbreng winkels NOOR in NOOR AMSTERDAM is handelsnaam overgedragen

Vzr. Rechtbank Gelderland 4 november 2015, IEF 15427; ECLI:NL:RBGEL:2015:7042 (Fashion on Stage tegen gedaagde)
Handelsnaam. Gedaagde heeft drie kledingwinkels en heeft woord-beeldmerk NOOR geregistreerd. In het later opgericht FOS B.V. zijn deze drie kledingwinkels ingebracht, en zijn er nog twee winkels onder de handelsnaam Noor Amsterdam actief. Na einde relatie, vordert gedaagde met succes de overdracht van aandelen, boekhouding en sleutels van de winkelpanden. FOS vordert staken van de handelsnaam, met de inbreng van de winkels, is ook de handelsnaam overgedragen. Toestemming tot het voeren van handelsnaam die gedeeltelijk overeenstemt met het eigen merk NOOR, staat een merkinbreukactie in de weg. Gedaagde wordt bevolen de handelsnaam NOOR AMSTERDAM te staken.

5.5. Kernvraag in dit kort geding is of FOS Holding, althans FOS B.V. de handelsnaam Noor Amsterdam mag gebruiken. [gedaagde] heeft deze vraag ontkennend beantwoord, omdat deze handelsnaam het door hem geregistreerde woord-/beeldmerk Noor bevat.

5.8. Bij de oprichting van FOS B.V., die plaats heeft gevonden door [naam] en [gedaagde] en waarbij drie kledingwinkels die [gedaagde] met zijn eenmanszaak Fashion People reeds exploiteerde, werden ingebracht, is besloten dat deze winkels binnen FOS B.V. gedreven zouden worden onder de handelsnaam Noor Amsterdam. Voor zover de drie winkels in damesmode voordien werden gevoerd onder de handelsnaam Noor Amsterdam kan voorshands worden aangenomen dat bij de inbreng van de winkels in FOS B.V. ook de handelsnaam Noor Amsterdam is overgedragen aan FOS B.V. In beide situaties voert FOS B.V. rechtmatig de handelsnaam Noor Amsterdam.

5.9. Het voorgaande wordt niet anders doordat [gedaagde] via zijn eenmanszaak Fashion People (nog) gerechtigd is tot het woord-/beeldmerk Noor. De inbreng van de drie winkels van [gedaagde] en de kennelijk gegeven toestemming om de handelsnaam Noor Amsterdam te gebruiken of deze over te dragen, laat geen andere conclusie toe dan dat [gedaagde] toestemming heeft verleend om de handelsnaam Noor Amsterdam door FOS B.V. te laten voeren. Dat staat er aan in de weg dat [gedaagde] op grond van het merkenrecht zich tegen het gebruik van die handelsnaam kan verzetten. Dit is anders voor zover het de naam Noor betreft. Het voer te ver om [gedaagde] thans ook het gebruik van de naam Noor te verbieden, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] toestemming heeft verleend aan FOS B.V. om (ook) deze naam als zodanig zonder toevoeging (exclusief) (als handelsnaam) te gebruiken. [gedaagde] zou daarmee immers hemzelf het gebruik van het woord-/beeldmerk Noor hebben ontzegd. De conclusie is dat FOS B.V. gerechtigd is om de handelsnaam Noor Amsterdam te voeren.
IEF 15407

Einde handelsnaamgebruik Glassconnect en toegang factuurportaal ter afhandeling

Vzr. Rechtbank Limburg 29 oktober 2015, IEF 15407; ECLI:NL:RBLIM:2015:9159 (Glassconnect)
Handelsnaamrecht. Contractenrecht. Na het einde van de samenwerkingsovereenkomst vordert Glassconnect met succes dat gedaagden geen gebruik maakt van haar naam, de bedrijfsmiddelen c.q. het reclamemateriaal dat hij nog bezit. Gedaagde wil in reconventie een redelijke termijn om in zijn eigen deel de openstaande facturen af te handelen en zo nodig problemen op te lossen. Glassconnect moet volledige en ongelimiteerde toegang verschaffen tot het gedeelte van gedaagden in de webapplicatie betreffende het factuurportaal van GlassConnect voor de periode van maximaal acht weken.

4.3. Ter zitting heeft de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , desgevraagd door de voorzieningenrechter, uitdrukkelijk verklaard dat het royement hem dwars zit vanwege het feit dat in de samenwerkingsovereenkomst een regeling ontbreekt inzake de kredietovereenkomst. Hij wil echter geen lid meer blijven van de coöperatie, want de verhoudingen zijn te ernstig verstoord. Ook heeft de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] ten overstaan van de voorzieningenrechter verklaard dat hij geen recht heeft op het gebruik van de naam Glassconnect, omdat er geen andere afspraken over zijn gemaakt. Voorts heeft de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] aangegeven dat hij toegang wenst tot het registratiesysteem voor zover dat nodig is om (problemen met) de reeds geregistreerde facturen af te handelen. Hij wenst geen gebruik meer te maken van de faciliteit voor het opmaken van nieuwe facturen.

4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op deze verklaringen ter zitting, althans het niet (langer) weerspreken van de vorderingen dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] geen gebruik meer mag maken van de naam Glassconnect en van de bedrijfsmiddelen c.q. het reclamemateriaal dat hij nog in zijn bezit heeft, de vorderingen in conventie onder 1 en 2 van het petitum kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de termijnen om daaraan te voldoen worden aangepast en de dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd, als in het dictum weergegeven. Een en ander met in achtneming van hetgeen in reconventie wordt beslist.

5.1. Ten overstaan van de voorzieningenrechter heeft de heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] , desgevraagd, verklaard dat hij geen ongelimiteerde toegang wenst tot het registratiesysteem. Hij wil een redelijke termijn om in zijn eigen deel de openstaande facturen af te handelen en zo nodig problemen op te lossen. De heer [gedaagde in conventie, eiser in reconventie sub 2] heeft aangegeven dat een termijn van twee maanden volstaat. Hij verklaart het systeem niet te willen gebruiken als administratie of voor het aanmaken van nieuwe facturen. Hij wil immers niet langer onderdeel zijn van de coöperatie en heeft bij gebruik van het systeem geen belang meer.

6.2. (...) veroordeelt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] tot nakoming van artikel 23 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst en gebiedt [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] elke vermelding van het woord GlassConnect behorend bij handelsmerk, handelsnaam, embleem, gebruiksmodel, tekening, auteursrecht, knowhow (voor zover deze niet tot het publieke domein behoort), reclame, slagzin, GlassConnect Formule etc. te staken en voortaan alles te vermijden wat de indruk zou wekken dat [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] nog tot uitoefening overeenkomstig het systeem of tot de gebruik van de naam, het embleem en andere kenmerken gerechtigd zou zijn, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat dit gebod wordt overtreden, met een maximum van € 10.000,00,

6.4. veroordeelt Glassconnect tot het verschaffen van volledige en ongelimiteerde toegang van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] tot het gedeelte van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] in de webapplicatie betreffende het factuurportaal van GlassConnect voor de periode van maximaal acht weken vanaf de betekening van dit vonnis, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag voor elke dag dat dit gebod wordt overtreden, met een maximum van € 5.000,00,
IEF 15395

Beeldmerken MyFactory werden alleen als handelsnaam gebruikt

Rechtbank Midden-Nederland 21 oktober 2015, IEF 15394; ECLI:NL:RBMNE:2015:7424 (My Factory Global Distributor tegen MF Beheer)
Merkenrecht. Rechtspraak.nl: De rechtbank verklaart de Beneluxmerkingschrijvingen MYFACTORY (beeld- en woordmerk) van gedaagde (MF Beheer) voor vervallen wegens het niet normaal gebruiken daarvan in de periode van 5 jaar voorafgaande aan deze procedure. In die periode heeft MF Beheer de merken alleen als handelsnaam gebruikt, dan wel zo beperkt gebruikt dat er geen sprake is van normaal gebruik in de zin van artikel 2.26 BVIE. De rechtbank passeert het aanbod tot getuigenbewijs van MF Beheer, omdat getuigenverklaringen alleen kunnen bijdragen aan het bewijs van normaal gebruik, indien deze worden ondersteund door onafhankelijke bewijzen zoals facturen (Gerecht EU 8 juli 2015, T-548/12).

De vervallenverklaring zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, omdat deze van declaratoire aard is. Het bevel tot doorhaling wordt evenmin uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat dat bevel pas kan worden uitgevoerd, indien geen rechtsmiddel meer kan worden ingesteld. Proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv wordt afgewezen, omdat hier geen sprake is van een vooruitgeschoven inbreukverweer.

4.11. Volgens vaste jurisprudentie kan gebruik van een merk enkel als handelsnaam niet als ‘normaal gebruik’ worden aangemerkt, tenzij het publiek dit gebruik zal opvatten als een gebruik van een teken waarmee de waren of diensten van die van anderen worden onderscheiden (o.a. Benelux Gerechtshof 20 december 1996, IER 1997, 18).

4.12. De rechtbank is van oordeel dat bij de website waarvan een schermafdruk door MF Beheer als productie 6 is overgelegd, sprake is van gebruik van het teken MyFactory als handelsnaam, en niet als merk. De website waarop het gebruik van het teken MyFactory plaatsvindt, heeft als domeinnaam www.redmax.nl (dus niet een met de merken van MF Beheer overeenstemmende domeinnaam) en is voorzien is van een duidelijk logo met daarin het woord “redmax”. Het publiek zal dan ook in beginsel “Redmax” aanmerken als de onderneming van wie de mededelingen op die website en de daarop vermelde diensten afkomstig zijn. Het publiek zal het gebruik van het teken MyFactory, dat daarop (met de toevoeging “Webmastering”) is vermeld (in de aanhef en de tekst van een nieuwe alinea), dan ook in beginsel niet zien als merkgebruik. Door de context wordt dat niet anders. In de tekst wordt het teken gebruikt als onderdeel van de aanduiding van de onderneming “MyFactory Webmastering”, die 100% dochter is van de Redmax Groep en in Rotterdam is gevestigd. In dezelfde alinea wordt weliswaar vermeld welke diensten die onderneming verricht, maar de focus ligt op het bestaan, de organisatie en de functie van de onderneming binnen de Redmax Groep. Op geen enkele wijze wordt gesuggereerd dat de diensten van die onderneming onder een andere naam dan “Redmax” worden aangeboden. De conclusie is dan ook dat het publiek het gebruik op de website van het teken MyFactory niet als merkgebruik zal herkennen.

4.13. In de inkoopfacturen die als productie 8 zijn overgelegd, is het teken “MyFactory” alleen gebruikt als aanduiding van de onderneming die de beoogde ontvanger van de factuur is: “MyFactory Business Services”. Ook in dit geval is derhalve alleen sprake van gebruik van het teken als handelsnaam.

4.14. Voor de e-mails die door MF Beheer als productie 9 zijn overgelegd, geldt hetzelfde. Voor zover het teken is vermeld als onderdeel van het e-mailadres, duidt het alleen de verzender dan wel de ontvanger van de e-mail aan, en betreft het geen aanduiding van de diensten die daaronder worden aangeboden. Ook de handtekening onder de e-mail dient er alleen toe om de onderneming te identificeren waarvan de betreffende e-mail afkomstig is. Ook in zoverre is er sprake van handelsnaamgebruik en niet van merkgebruik.
IEF 15393

Handelsnaamtoevoeging SOED tot vereffening van ontbonden VOF

Hof Den Haag 3 november 2015, IEF 15393; ECLI:NL:GHDHA:2015:3024 (Samen Onder Een Dak)
Handelsnaamrecht. Contract vennootschap onder firma. Eiser V drijft een eenmanszaak Bouwcoach Bikkel en heeft soed.nl laten registreren. Partijen hebben een vof opgericht onder de naam SOED BouwAdviesGroep; waarbij is afgesproken dat ieder de lettercombinatie SOED aan de handelsnaam van de eigen onderneming kan toevoegen. De kantonrechter wijst de vordering om SOED AVD te wijzigen zodat er de lettercombinatie geen SOED in staat, af, omdat geen van de partijen is aan te wijzen als degene die als eerste rechtmatig SOED heeft gevoerd. Dat V de domeinnaam heeft geregistreerd, levert echter geen gebruik van een handelsnaam op. De vereffening van de inmiddels ontbonden VOF heeft nog niet plaatsgevonden en tot die tijd is het verleende gebruiksrecht niet vervallen.

9.1. Volgens [V] c.s. dateert dit eerdere gebruik van omstreeks juni 2010. Kennelijk doelt hij daarmee op de registratie van de domeinnaam ‘soed.nl’ op 24 juni 2010 bij de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. Het enkele registreren van een domeinnaam levert echter geen gebruik van een handelsnaam op als bedoeld in de Handelsnaamwet. Daar komt overigens nog bij dat – naar SOED AVD onbetwist heeft gesteld – deze domeinnaamregistratie is betaald door de VOF en niet door [V] . Over dit gebruik, zie ook onder 11.

9.2. Ten pleidooie in hoger beroep heeft [V] c.s. daarnaast gewezen op twee offertes die [V] in juni/juli 2010 heeft uitgebracht en waarop in het briefhoofd een logo ‘SOED Bikkel’ staat afgedrukt (producties 22 en 24, in het geding gebracht ter gelegenheid van dit pleidooi). SOED AVD heeft de echtheid van deze offertes betwist. Volgens haar is het logo ‘SOED Bikkel’ achteraf in deze offertes ingeplakt ten behoeve van de onderhavige procedure. Een aanwijzing daarvoor is dat de lettercombinatie SOED verder niet wordt gebruikt in de offertes en er bij de contactgegevens elders op het briefpapier alleen wordt gerefereerd aan ‘bouwcoach bikkel’ zonder SOED (e-mail: info@bouwcoachbikkel.nl en […] @bouwcoachbikkel.nl; website: www.bouwcoachbikkel.nl; terzijde merkt het hof op dat [V] c.s. in zijn inleidend verzoekschrift onder 1 de stelling had betrokken dat hij sinds 24 juni 2010 het adres ‘info@soed.nl’ gebruikt). [V] c.s. heeft niet inhoudelijk op deze betwisting gereageerd. Naar het oordeel van het hof heeft [V] c.s., gelet op de gemotiveerde betwisting van SOED AVD, zijn stellingen op dit punt aldus onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt voor door [V] c.s. ten pleidooie voorgelezen (doch niet in het geding gebrachte) e-mails betreffende een ontwerp voor een logo, welke e-mails door SOED AVD zijn betwist.

9.3. [V] c.s. heeft voorts gesteld, onder verwijzing naar een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (productie 1 [V] c.s.), dat [V] de lettercombinatie SOED in ieder geval al vanaf 13 januari 2011 voerde. Het enkele inschrijven van een handelsnaam in dat register levert echter geen gebruik van een handelsnaam op als bedoeld in de Handelsnaamwet.

10. Uit het voorgaande blijkt dat niet is komen vast te staan dat [V] de lettercombinatie SOED eerder voerde in een handelsnaam dan de VOF. Het hof merkt op dat [V] c.s. geen aanbod tot getuigenbewijs heeft gedaan. Volledigheidshalve voegt het hof daar aan toe dat evenmin is komen vast te staan dat verzoekster onder 2, SOED B.V., de lettercombinatie SOED eerder voerde in een handelsnaam dan de VOF (zie onder 2.2 en 2.11).

16. Tussen partijen is in confesso dat vereffening van de inmiddels ontbonden VOF nog niet heeft plaatsgevonden. Onder die omstandigheden heeft naar het oordeel van het hof te gelden dat – zolang nog geen vereffening heeft plaatsgevonden waarbij hierover een regeling is getroffen – de verleende gebruiksrechten ter zake van de lettercombinatie SOED, dus ook het aan SOED AVD verleende gebruiksrecht, niet zijn vervallen. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, is op de onderhavige situatie het bepaalde van artikel 5 Handelsnaamwet niet van toepassing.
IEF 15201

TCMN maakt inbreuk op handelsnaam Aktie-Taxi

Rechtbank Midden-Nederland 24 augustus 2015, IEF 15201; ECLI:NL:RBMNE:2015:6242 (AKTIE-TAXI en AKTIETAXI tegen TCMN)
Handelsnaamrecht. Domeinnaamrecht. AKTIE-TAXI stelt met succes dat TCMN inbreuk maakt op haar rechten op grond van de handelsnaamwet, omdat TCMN aan het economisch verkeer deelneemt onder de handelsnaam Aktie-Taxi. De naam is echter exclusief aan eiser voorbehouden. De Rechtbank oordeelt dat potentiële klanten in de veronderstelling verkeren dat zij een dienst afnemen bij Aktie Taxi of Actie Taxi en niet bij TCMN. Dat een potentiële klant bij het maken van een reservering wordt doorgelinkt naar de website van TCMN doet hier niets aan af. Daarnaast is er ook sprake van verwarringsgevaar. De kenmerkende onderdelen van beide handelsnamen zijn de woorden: taxi en actie/aktie. Het woord taxi is beschrijvend voor de aard van de onderneming. Het woord actie is indirect beschrijvend. Daar staat tegenover dat de woorden nagenoeg gelijk of in dezelfde volgorde in de naam zijn geplaatst. 

4.6. Voor het antwoord op de vraag of de in het geding zijnde domeinnamen beschouwd moeten worden als handelsnamen in de zin van de Hnw is het volgende van belang. Een handelsnaam is een naam waaronder de onderneming wordt gedreven. Ook een domeinnaam kan als handelsnaam worden gebruikt. De domeinnamen www.aktie-taxi.nl en www.actie-taxi.nl voldoen aan de vereisten die worden gesteld aan de geldigheid van een handelsnaam. Zo zijn de bestanddelen van de door TCMN gehanteerde domeinnamen - ‘aktie’/’actie’ en ‘taxi’ - weliswaar beschrijvend van aard, maar door de combinatie van deze woorden is geen sprake van monopolisering van die woorden. Aan alle verdere vereisten is eveneens voldaan. Vervolgens dient beoordeeld te worden of de desbetreffende domeinnamen namen betreffen waaronder de onderneming in het economisch handelsverkeer wordt gedreven. In dit geval worden naar het oordeel van de voorzieningenrechter de namen als domeinnamen gebruikt en treedt TCMN als onderneming onder meer door het gebruik van voornoemde domeinnamen naar buiten. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat als een (potentiële) klant de website met de desbetreffende domeinnamen opent op die pagina staat (in dit voorbeeld de website www.Actie-Taxi.nl): “Welkom bij Actie-Taxi”. Vervolgens is vermeld: “Bent u op zoek naar een taxi. Dan bent u bij Actie Taxi op het goede adres want bij Actie Taxi kunt u 24 uur en 7 dagen per week uw taxi reserveren.” en “Actie Taxi staat bekend om de lage luchthaven vervoer prijzen de goedkoopste in de regio Utrecht.” De potentiële klant verkeert blijkens de tekst van de website in de veronderstelling dat hij een taxidienst zal afnemen van - in het gegeven voorbeeld - Actie Taxi. Dit geldt ook voor Aktie Taxi, zie hiervoor onder 2.3. In de tekst wordt consequent verwezen naar Aktie Taxi of Actie Taxi. Slechts met betrekking tot e-mailadres, de op de website van Actie Taxi genoemde website www.tcmn.nl en aan de onderzijde van de pagina wordt verwezen naar TCMN. Weliswaar is door TCMN onweersproken gesteld dat indien een (potentiële) klant een reservering wil plaatsen of bijvoorbeeld de kosten van een taxirit wil berekenen, de klant automatisch wordt doorgelinkt naar de hoofdwebsite www.tcmn.nl, echter gelet op het vorenstaande neemt dat niet weg dat de potentiële klant zeer wel mogelijk in de veronderstelling verkeert dat zij een dienst afneemt bij Aktie Taxi of Actie Taxi althans - op zijn minst - dat zij door middel van de onderneming ‘Aktie Taxi’ of ‘Actie Taxi’ een dienst afneemt die direct of indirect verbonden is met Aktietaxi. Het verweer van TCMN dat de websites www.aktie-taxi.nl en www.actie-taxi.nl sub-websites betreffen en zij niet onder die domeinnamen naar buiten treedt als (onderdeel van een) onderneming, is niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de websites www.aktie-taxi.nl en www.actie-taxi.nl beschouwd dienen te worden als handelsnamen in de zin van de Hnw nu TCMN mede met voornoemde domeinnamen in het economisch handelsverkeer naar buiten treedt.

4.10. Het verwarringsgevaar blijkt overigens ook uit het volgende. De kenmerkende onderdelen van beide handelsnamen zijn de woorden ‘taxi’ en ‘aktie/actie’. Het woord ‘taxi’ is beschrijvend voor de aard van de onderneming, namelijk het aanbieden van taxidiensten. Het woord ‘actie’ is op zijn minst indirect beschrijvend nu dit woord aangeeft dat het in combinatie met het woord ‘taxi’ concurrerend is met andere taxivervoersbedrijven ten aanzien van de gehanteerde prijzen. Dat maakt dat de handelsnaam in zijn geheel (indirect) beschrijvend is en in die zin weinig onderscheidend vermogen heeft. In beginsel leidt dat minder snel tot verwarringsgevaar bij het relevante publiek. Daar staat echter tegenover dat de kenmerkende woorden gelijk, althans nagenoeg gelijk en in dezelfde volgorde in de naam zijn geplaatst. Dit betekent dat de beide handelsnamen slechts in zeer geringe mate van elkaar afwijken. Voorts is de aard van beide ondernemingen gelijk. Beide partijen richten zich op taxiververvoer en meer in het bijzonder (ook) op vervoer van en naar luchthavens. Voorts benaderen beide partijen dezelfde doelgroep (relevante publiek) voor het afnemen van hun diensten. Beide partijen werven klanten door middel van hun website(s) en zij richten zich (hoofdzakelijk) op klanten uit de regio Utrecht. Daarmee staat tevens vast dat het vestigings- en werkgebied van partijen overeenkomt.

Zie ook deze blog: Olav Schmutzer, Legaltree.

IEF 15163

Geen verwarring tussen PR Sport en PRSportmanagement

Rechtbank Amsterdam 24 december 2014, IEF 15163; ECLI:NL:RBAMS:2014:9705 (PR Sport tegen PRSportmanagement)

PR Sport
Handelsnaamrecht. PR Sport organiseert sinds 1997 sportevenementen, voert een groothandel in dameskleding en waterskischool. PRSportmanagement adviseert professionele sporters in binnen- en buitenland. PR Sport vordert een verklaring voor recht dat het voeren van PRSportmanagement in strijd is met artikel 5 Handelsnaamwet en/of artikel 6:162 BW vanwege verwarringsgevaar. De aard van de ondernemingen is niet identiek en hun activiteiten zijn niet overeenkomstig. Verwarring is niet te duchten.

2.1. [eiser] is sinds 1997 als eenmanszaak ingeschreven bij de kamer van koophandel. De activiteiten van zijn onderneming worden in het handelsregister omschreven als:
[code] - Handelsbemiddeling in textiel, kleding schoeisel en leerwaren,
[code] - Sportscholen
[code] - Organisatie van sportevenementen Import van alsmede groothandel in dameskleding Waterskischool. Houdt zich bezig met zoekopdrachten voor hoofdsponsors, partners, besparingen en events voor betaalde sportorganisaties.

2.3. [gedaagde] is sedert [datum] als besloten vennootschap ingeschreven in het handelsregister van de kamer van koophandel. De activiteiten van haar onderenming worden in het handelsregister omschreven als:
[code] - Overige specialistische zakelijke dienstverlening
[code] - Financiële holdings Het in de meest brede zin adviseren van professionele sporters in binnen en buitenland, onder meer bij maar niet beperkt tot het voeren van onderhandelingen en het aangaan van overeenkomsten met derden, alsmede houdster-/financieringsactiviteiten.

4.7. De aard van de ondernemingen is niet identiek. [eiser] houdt zich voor zover van belang bezig met verschillende soorten van bemiddeling tussen sportclubs en (potentiele) sponsoren, promotie en voorts met het organiseren van sportopleidingen en -reizen. [gedaagde] houdt zich bezig met de individuele begeleiding van sporters, in het bijzonder van voetballers. Van beide ondernemingen is de activiteit gericht op een beperkt, redelijk gespecialiseerd publiek van sporters, sportclubs, in sportpromotie geïnteresseerde ondernemingen en daarbij berokken adviseurs.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de activiteiten van de ondernemingen van [eiser] en [gedaagde] ook niet overeenkomstig. Weliswaar richten beide ondernemingen zich op sport gerelateerde activiteiten, maar deze activiteiten zijn daarbinnen verschillend. [gedaagde] richt zich uitsluitend op de individuele begeleiding van spelers terwijl [eiser] werkzaamheden zich daar in het geheel niet op richten. [eiser] is ook anders dan Vader en zoon [samen naam 1 en naam 2] niet gelicentieerd als spelersmakelaar.

4.8. In vorengenoemde omstandigheden, waarbij tevens een rol speelt dat het relevante publiek geacht mag worden een zekere expertise te hebben, acht de rechtbank ondanks de overeenstemmende elementen in de handelsnamen verwarring niet te duchten. Daaraan doet niet af dat aanvankelijk door [eiser] enige correspondentie is ontvangen van relaties die meenden dat hij zich met [gedaagde] had gelieerd. Dat misverstand zal immers na korte tijd zijn opgelost, waarna de beide onderneming ieder op hun eigen terrein voldoende onderscheidend kunnen worden geacht om zonder verdere verwarring van de respectievelijke handelsnamen gebruik te kunnen maken.
Op andere blogs:
www.domjur.nl
IEF 15158

Na einde agentuur ook staken handels- en domeinnaam STOL

Vzr. Rechtbank Overijssel 23 juni 2015, IEF 15158; ECLI:NL:RBOVE:2015:3469 (STOL tegen Green Messenger/Stol Nederland)
Handelsnaamrecht. Contractenrecht. Stol handelt, monteert en plaatst stoelen, tribunes in grote publieke ruimtes. Met gedaagde is een agentuurovereenkomst en overeenkomst van opdracht gesloten, deze is beëindigd. Een gewezen agent kan niet zonder meer profiteren van de naamsbekendheid die Stol, al dan niet met gebruikmaking van de diensten van de agent, in Nederland heeft opgebouwd. Stol vordert met succes de staking van haar logo, handelsnamen en domeinnaam stol-nederland.com inclusief gebruik op internet en/of als metatag en overdracht van de domeinnaam.

Het registreren van een domeinnaam geldt niet als het voeren van een handelsnaam, maar hier is geen sprake van ‘slechts’ een internetadres, de handelsnaam Stol Nederland wordt veelvuldig gebruikt, heeft een bedrijfsmatig karakter en een gelijknamige e-mailadres is eraan gekoppeld.

Inbreuk handelsnaam
4.2. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde 1] en Stol een jarenlange samenwerking heeft bestaan, die valt te karakteriseren als een agentuurovereenkomst en overeenkomst van opdracht. In dat kader heeft [gedaagde 1] , al dan niet via zijn vennootschappen, voor rekening en risico van Stol, overeenkomsten gesloten met afnemers houdende de verkoop en levering van de zogenaamde Stol-stoelen. [gedaagde 1] contracteerde voor Stol, onder andere ook met gebruikmaking van de handelsnamen Stol en Stol Nederland.

4.5. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de rechten op de handelsnamen Stol, Stol Nederland en Stol Grossraumbestuhlungen bij Stol liggen. Een gewezen agent kan niet zonder meer profiteren van de naamsbekendheid die Stol, al dan niet met gebruikmaking van de diensten van de agent, in Nederland heeft opgebouwd. Ook al gebruikte de gewezen agent de handelsnaam Stol Nederland (B.V.) als handelsnaam voor zijn eigen onderneming, het neemt niet weg dat hij in opdracht en voor rekening en risico van Stol handelde en de oudere rechten op de handelsnamen Stol en Stol Nederland bij Stol liggen. Het is in dat kader dan ook onbehoorlijk om als gewezen agent gebruik te maken van een handelsnaam, al dan niet met een toevoeging, die nog steeds wordt gebruikt door de principaal.

4.7. Het registreren of reserveren van een domeinnaam geldt volgens vaste rechtspraak aldus niet als het voeren van een handelsnaam. Daarvoor is bepalend of op commerciële wijze wordt deelgenomen aan het handelsverkeer. Dat is hier het geval. Immers, hier is niet sprake van ‘slechts’ een internetadres nu op de website de handelsnaam Stol Nederland veelvuldig gebruikt wordt, de website heeft ook een bedrijfsmatig karakter en er wordt gebruik gemaakt van een gelijknamige e-mailadres. De voorzieningenrechter is aldus van oordeel dat in dit specifieke geval sprake is van handelsnaamgebruik en gelet op het voorgaande kunnen ook de vorderingen die zien op de domeinnaam worden toegewezen, met dien verstande dat vordering sub IV. niet kan worden toegewezen, gelet op het declatoire karakter hiervan en de vordering in reconventie sub I aldus voor afwijzing gereed ligt.

Op andere blogs:
www.domjur.nl

IEF 15154

Bijnaam Babytank voor gevechtstrainingen is voor-voorgebruik voor sportkleding

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 juli 2015, IEF 15154 (Babytank Martial Arts tegen Baby Tank Industries)
Uitspraak ingezonden door Bart Vliexs, Brunet advocaten. Onder de naam Babytank Martial Arts geeft eiser trainingen in Braziliaans Jiu Jitsi. BMA heeft domeinnaam babytank.nl en woordmerk BABYTANK. BMA heeft in het kader van de beoefening van zijn sport de bijnaam Babytank gekregen. Onder de handelsnaam Baby Tank Industries ontwerpt en verkoopt gedaagde (sport)kleding en accessoires. Babytank is een verrassende combinatie van twee wat betekenis betreft niet-verwante begrippen en komt in beide tekens voor; inbreuk op handelsnaamrechten van BMA. BMA is als voor-voorgebruiker te goeder trouw te beschouwen voor kleding voorzien van het teken babytank. Er is verwarringsgevaar ex 2.20 lid 1 sub b BVIE.

4.8. BTI stelt verder dat de handelsnaam van BMA volgens haar "Babytank Martial Arts", afwijk van de door haar gehanteerde handelsnaam "Baby Tank Industreis". Er zou volgens haar dus ook om die reden geen verwarring optreden. Aan BTI kan worden toegegeven dat het bestanddeel "Martial Arts" anders is dan het bestanddeel "Industries". Deze toevoegingen zijn naar voorlopig oordeel echter niet meer dan generieke of beschrijvende termen waaraan weinig onderscheidend vermogen moet worden toegekend. Van belang is naar voorlopig oordeel dan ook veeleer dat juist het meest onderscheidende onderdeel van beide handelsnamen nagenoeg hetzelfde is. De naam Babytank is, in aanmerking genomen de activiteiten van BMA, een verrassende combinatie van twee wat betekenis betreft niet-verwante begrippen ("baby" en "tank"). De in beide namen onderscheidende bestanddelen komen, afgezien van de al dan niet aanwezige spatie, geheel overeen. De verschillen, te weten de spatie, een hoofdletter T in plaats van een kleine t en de generieke beschrijvende toevoegingen, doen aan die overeenkomst onvoldoende af om verwarring te voorkomen.
IEF 15153

Succesvol provisioneel beroep op IE-activa STORGRID uit faillissement

Rechtbank Den Haag 30 april 2015, IEF 15153; ECLI:NL:RBDHA:2015:5833 (Byelex tegen Galjoenstaete en Storgrid)
Merkenrecht. Byelex heeft uit het faillissement van Storgrid haar softwareplatform met broncode, goodwill overgenomen en vordert staking van inbreuk op haar merkenrechten en handelsnaamrechten door nieuwe merkregistratie STORGRID (EFS) en ingebruikneming domeinnamen. De overeenkomst tussen de curator en Byelex beoogd een doorstart van de onderneming door Byelex, met inbegrip van het voortgezet gebruik van handelsnamen en domeinnamen. Galjoenstaete heeft haar website online geplaatst nadat zij bekend was geraakt met de vorderingen van Byelex en nadat de rechtbank een kort geding datum had bepaald. Staking wordt bevolen.

4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat met de overeenkomst van 26 maart 2015 tussen de curator en Byelex beoogd werd een doorstart van de onderneming van SG en SGIH door Byelex mogelijk te maken, met inbegrip van het voortgezet gebruik van de tot de boedel behorende handelsnamen en domeinnamen van SG en SGIH. Naar voorlopig oordeel heeft Byelex dan ook een spoedeisend belang bij het ongestoord gebruik van de intellectuele eigendomsrechten en overige rechten die zij bij die overname heeft verkregen, om een effectieve doorstart te kunnen maken. Dit belang dient in het kader van de gevorderde voorziening te worden afgewogen tegen het belang dat Galjoenstaete heeft bij het vrijelijk kunnen concurreren met Byelex met gebruik van de aan haar toebehorende (intellectuele eigendoms-)rechten.

4.4. Voorshands oordelend heeft de stelling van Byelex dat zij zich jegens Galjoenstaete kan beroepen op een handelsnaamrecht voor de handelsnaam STORGRID en een Beneluxmerkrecht voor het woordmerk STORGRID ESF een kans van slagen.

4.6. Galjoenstaete heeft haar website online geplaatst nadat zij bekend was geraakt met de vorderingen van Byelex en nadat de rechtbank een kort geding datum had bepaald. Alles afwegend dient het belang van Byelex om bij de doorstart niet gehinderd te worden door het gebruik van het teken STORGRID door Galjoenstaete voor de duur van het kort geding zwaarder te wegen dan het belang van Galjoenstaete om nu al, hangende het kort geding, met gebruik van het teken STORGRID en de domeinnamen storgrid.eu, storgrid.com en mystorgrid.com haar waren en diensten aan te kunnen bieden. Om die reden is de vordering tot het treffen van een provisionele voorziening toewijsbaar, zoals hierna in het dictum bepaald.

Op andere blogs:
Domjur

IEF 15121

Staking familienaam De Vries in handelsnaam schoenwinkel

Vzr. Rechtbank Den Haag 16 juli 2015, IEF 150121; ECLI:NL:RBDHA:2015:8191 (De Vries Schoenen tegen Schoenmakerij De Vries hodn Schoenmode X De Vries)
Handelsnaamrecht. Gebruik familienaam in handelsnaam. Eiseressen voeren sinds 1990 de oudere handelsnaam ‘De Vries Schoenen’ voor de schoenwinkel in Lekkerkerk. Gedaagde voert sinds 2006 hun schoenwinkel en sinds 25 november 2014 onder de naam ‘Schoenmode X de Vries’ in Krimpen aan de Lek. Er is verwarringsgevaar, de rechter houdt rekening met de vakantieperiode om de lichtbak aan de gevel te vervangen en beveelt staking per 1 september.

4.5. De afstand tussen Lekkerkerk en Krimpen aan de Lek is circa vijf kilometer. Eiseressen hebben onweersproken gesteld dat de gemeente Krimpenerwaard, waar beide dorpen deel van uitmaken, een tussen twee rivieren gelegen, hechte gemeente is en dat het relevante publiek voor haar aankopen doorgaans binnen de gemeente blijft. Ondanks het feit dat de ondernemingen in twee verschillende dorpen binnen die gemeente zijn gevestigd, acht de voorzieningenrechter het daarom aannemelijk dat beide ondernemingen zich richten op hetzelfde publiek, te weten het algemene publiek in de Krimpenerwaard.

4.6. Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat zij juist moeite hebben gedaan een handelsnaam te kiezen die afwijkt van de handelsnaam van eiseressen. Door het gebruik van de eigen naam “[voornaam]”, alsmede het gebruik van het woord “schoenmode” zijn gedaagden naar hun mening voldoende afgeweken van de door eiseressen gevoerde handelsnaam, zodat geen sprake kan zijn van verwarring. Dit argument treft geen doel. Zowel in de handelsnaam ‘De Vries schoenen’ als in de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ is het element ‘De Vries’ het meest kenmerkende bestanddeel. De overige elementen (schoenen c.q. schoenmode en [voornaam]) zijn daaraan ondergeschikt. De elementen ‘schoenen’ en ‘schoenmode’ lijken bovendien ook sterk op elkaar. Om deze redenen zullen beide handelsnamen bij het publiek, dat die namen niet direct naast elkaar ziet, eenzelfde indruk wekken. Hetzelfde geldt voor de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’ met het onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’. De gestelde goede intenties van de gebruiker van de jongere handelsnaam zijn daarbij niet relevant.

4.8. Partijen richten zich tot hetzelfde algemene publiek in de gemeente Krimpenerwaard. Het feit dat iedere partij een eigen klantenkring heeft laat naar voorlopig oordeel onverlet dat er (potentiële) klanten zullen zijn die onbekend zijn met de exacte identiteit van de eigenaren en afgaan op hun onvolmaakte herinnering van de naam van de schoenwinkel in het naastgelegen dorp. Het feit dat de ondernemingen worden gedreven door twee broers en men daar mogelijk kennis van heeft, vergroot naar voorlopig oordeel juist het risico op indirect verwarringsgevaar. Het publiek zal eerder aannemen dat de ondernemingen aan elkaar gelieerd zijn door de familieband.

4.10. Eiseressen hebben gevorderd dat het verbod onmiddellijk na betekening van het vonnis zal ingaan. Gedaagden hebben aangegeven dat zij gelet op de vakantieperiode een termijn van één à twee maanden nodig hebben om onder meer de lichtbak aan de gevel te vervangen. De termijn zal derhalve worden gesteld op voldoening vóór 1 september a.s.

De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt gedaagden om vóór 1 september 2015 de inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseressen bestaande uit het gebruik in het economisch verkeer van de handelsnaam ‘Schoenmode [voornaam ged 2] de Vries’, al dan niet met het onderschrift ‘Schoenmakerij De Vries’, te staken en gestaakt te houden;

Op andere blogs:
Mode-recht