Auteursrecht  

IEF 17818

Uitspraak ingezonden door Charlotte Meindersma, Charlotte's Law en Marjolein Driessen, Legaltree.

Grieven tegen toepassing tarieven van Stichting Foto Anoniem slagen niet

Hof Den Haag 3 jul 2018, IEF 17818; ECLI:NL:GHDHA:2018:1773 (P. tegen iFacilitate), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/grieven-tegen-toepassing-tarieven-van-stichting-foto-anoniem-slagen-niet

Hof Den Haag 3 juli 2018, IEF 17818; ECLI:NL:GHDHA:2018:1773 (P tegen iFacilitate) Auteursrecht. Op de foto van iFacilitate is zonder toestemming de tekst "Fortunate Gold" toegevoegd, wat kan worden aangemerkt als een wijziging ex 25 lid 1 sub c Aw. De kantonrechter hanteert de tarieven conform Stichting Foto Anoniem voor foto's van een model op site en facebook [IEF 16481]. Geen van de grieven slagen. Het hof verwijst de zaak naar de rol voor akte om zich uit te laten over de proceskosten. Van de inzender: De kantonrechter (1.) heeft geoordeeld dat er inbreuk op het auteursrecht en op de persoonlijkheidsrechten van de (professionele) fotograaf heeft plaatsgevonden door gebruik zonder toestemming en verminking van een foto, (2) dat gedaagde schadevergoeding moest betalen, berekend conform de tarieven van Stichting Foto Anoniem en (3.) dat gedaagde de proceskosten van eiser (fotograaf) moest betalen ex artikel 1019h Rv. Het hof heeft dit oordeel bevestigd en geoordeeld dat de grieven daartegen van de inbreukmaker niet slagen.

IEF 17808

Geen auteursrechten op bouwtekeningen van opslagtanks

Rechtbank Midden-Nederland 8 jun 2018, IEF 17808; ECLI:NL:RBMNE:2018:2870 (CTS), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-auteursrechten-op-bouwtekeningen-van-opslagtanks

Vrz. Rechtbank Midden-Nederland 8 juni 2018, IEF 17808; ECLI:NL:RBMNE:2018:2870 (CTS tegen gedaagde) Auteursrecht. Bedrijfsgeheimen. Tekeningen. Gedaagde heeft een prijsaanvraag ingediend bij VDL; VDL heeft daarop CTS bericht dat de door haar bij deze prijsaanvraag ontvangen tekeningen gelijk waren aan tekeningen van CTS. Deze tekeningen zijn zonder haar toestemming door gedaagde één op één gebruikt en openbaar gemaakt, waarbij slechts de gegevens van CTS zijn verwijderd, zodat sprake is van auteursrechtinbreuk en schending van bedrijfsgeheimen. CTS beroept zich op artikel 28 lid 9 Aw en artikel 47 TRIPs-verdrag in samenhang met artikel 39 lid 2 TRIPs-verdrag. Het beroep faalt. Ook het feit dat de door CTS aangebrachte aanpassingen per tank verschillen, vloeit voort uit technische en functionele eisen van iedere afzonderlijke tank en is dus niet het resultaat van creatieve keuzes. CTS heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de tekeningen kwalificeren als bedrijfsgeheimen, die voor bescherming in aanmerking komen. 

IEF 17802

Groepsaansprakelijkheid bij auteurs- en merkrechtinbreuk op fronts van slotmachines

Rechtbank Den Haag 27 jun 2018, IEF 17802; ECLI:NL:RBDHA:2018:7746 (Novomatic c.s. tegen Betsoft en Carmando), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/groepsaansprakelijkheid-bij-auteurs-en-merkrechtinbreuk-op-fronts-van-slotmachines

Rechtbank Den Haag 27 juni 2018, IEF 17802; IT 2594; ECLI:NL:RBDHA:2018:7746 (Novomatic c.s. tegen Betsoft en Carmanco) Auteursrecht. Merkenrecht. Novomatic houdt zich bezig met ontwikkelen van (online) kansspelen en exploitatie van landbased slotmachines (gokspel/fruitautomaat). Eiseressen zijn (deels) auteursrechthebbenden door op 'landbased slotmachines' aangebrachte merktekens en naamswijziging/fusie. Speelfronten van de spellen zijn auteursrechtelijk beschermd. De online aangeboden spellen maken daarop inbreuk. Tevens inbreuk op geldige Benelex- en Uniemerken. Toerekening van deze inbreuken aan licentiehouder; licentieovereenkomst niet overgelegd. Betrokkene bij licentiehouder aansprakelijk 'als ware hij bestuurder'; persoonlijk ernstig verwijt. Roulerend eigenaarschap/exploitatie schap websites leidt tot groepsaansprakelijkheid. Bestuurder van licentiehouder (trustmaatschappij) niet aansprakelijk. De rechtbank beveelt Betsoft c.s. auteursrechtinbreuk op de spellen ‘Hot Shot’ en ‘Random Runner’, ‘Revolution’ en ‘Hell Raiser’ in Nederland te staken en gestaakt te houden en staking gebruik merk RANDOM RUNNER.

IEF 17804

Prejudicieel gestelde vragen over criteria van 'voorbereidend materiaal' voor de bescherming van computerprogramma's

HvJ EU 3 apr 2018, IEF 17804; (Dacom tegen IPM), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/prejudicieel-gestelde-vragen-over-criteria-van-voorbereidend-materiaal-voor-de-bescherming-van-compu

Prejudicieel gestelde vragen aan HvJ EU 3 april 2018, IEF 17804; IEFbe 2632; IT 2595; C-313/18 (Dacom tegen IPM) Auteursrecht. Dacom Limited is een Cypriotische vennootschap, waarvan persoon Y in de periode 2007-2011 de enige eigenaar was. IPM Informed Portfolio Management AB (hierna: IPM) is een Zweedse vennootschap die activiteiten uitoefent inzake vermogensbeheer. In 2003 sloten Y en IPM een overeenkomst volgens welke Y een werknemer van IPM zou worden en in de moedermaatschappij van IPM zou investeren. De tewerkstelling ging datzelfde jaar van start en Y werd vervolgens ook een aandeelhouder van de moedermaatschappij. Volgens Dacom eindigde de tewerkstelling van Y in 2004 en leverde Dacom Y’s diensten vanaf dan aan IPM als consultant. IPM betoogde echter dat Y’s tewerkstelling bij IPM ongewijzigd voortging. In de periode waarin Y actief was bij IPM werd een computerprogramma voor vermogensbeheer ontwikkeld. Het geschil betreft de vraag wie aanspraken heeft op (een deel van) de auteursrechten op dat computerprogramma en het voorbereidende ontwerpmateriaal. Dacom is van mening dat zij gedeeld auteursrecht bezit op het computerprogramma, nu Y als consultant betrokken was bij het maken en ontwikkelen van het voorbereidende ontwerpmateriaal voor de software. Dacom vordert daarom een verbod voor IPM om kopieën van de software te maken. Volgens IPM was Y in loondienst en ontwikkelde Y geen voorbereidend materiaal voor de software, waardoor alleen IPM het auteursrecht bezit op het computerprogramma.

Volgens artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24/EG omvatten door het auteursrecht  beschermde computerprogramma’s ook het voorbereidende materiaal. De bepaling bevat geen definitie van de term voorbereidend materiaal, maar in overweging 7 van de richtlijn wordt uitgelegd dat de term computerprogramma eveneens het desbetreffende voorbereidende ontwerp-materiaal omvat dat tot het vervaardigen van een programma leidt, op voorwaarde dat dit voorbereidende ontwerpmateriaal van dien aard is dat het later tot zulk een programma kan leiden. In een aantal prejudiciële beslissingen heeft het Hof naar de term voorbereidend ontwerpmateriaal verwezen, maar de niet verduidelijkt. De vraag rijst daarom wanneer sprake is van voorbereidend materiaal. Ook rijst de vraag wanneer iemand als een werknemer kan worden beschouwd, nu artikel 2 lid 3 van richtlijn 2009/24/EG bepaalt dat indien een computerprogramma gemaakt is door een werknemer bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van zijn werkgever, de werkgever bij uitsluiting bevoegd is de economische rechten met betrekking tot het programma uit te oefenen. De verwijzende rechter twijfelt of aansluiting kan worden gezocht bij de in de rechtspraak van het Hof bestaande uitlegging van de term werknemer. Daarbij is het de vraag of, wanneer partijen samen houders van een intellectueel-eigendomsrecht zijn, een van de partijen een bevel tot staking in de zin van richtlijn 2004/48/EG aan de andere partij kan richten. De verwijzende rechter gaat daarom over tot het stellen van prejudiciële vragen.

Prejudiciële vragen:

1.1 Aan de hand van welke criteria moet worden vastgesteld of materiaal “voorbereidend materiaal” is in de zin van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s? Kunnen documenten waarin de vereisten worden vastgesteld betreffende de functies die een computerprogramma moet uitvoeren en de resultaten die het programma moet bereiken, bijvoorbeeld de gedetailleerde beschrijving van beleggingsprincipes of risicomodellen voor vermogensbeheer, met inbegrip van wiskundige formules die in het computerprogramma moeten worden toegepast, als dergelijk voorbereidend materiaal worden beschouwd?

1.2 Moet materiaal, om als “voorbereidend materiaal” in de zin van de richtlijn te kunnen worden aangemerkt, zo volledig en gedetailleerd zijn dat de persoon die de eigenlijke code van een computerprogramma schrijft in de praktijk geen eigen keuzes meer hoeft te maken?

1.3 Brengt het exclusieve recht op voorbereidend ontwerpmateriaal in de zin van de richtlijn met zich mee dat het computerprogramma dat het uiteindelijke resultaat van dat voorbereidend materiaal wordt, als een bewerking van het voorbereidende ontwerpmateriaal (artikel 4, lid 1, onder b), van richtlijn

2009/24/EG) en dus met betrekking tot het auteursrecht als een afhankelijk werk moet worden beschouwd, of dat het voorbereidende ontwerpmateriaal en de software als twee verschillende uitdrukkingswijzen van een en hetzelfde werk moeten worden aangemerkt, dan wel dat ze twee onafhankelijke werken vormen?

2.1 Kan een consultant die in dienst is van een andere onderneming maar al een aantal jaren voor dezelfde cliënt werkt en – bij de uitoefening van zijn taken of in opdracht van de cliënt – een computerprogramma heeft gemaakt, als een werknemer [van de cliënt-onderneming] worden beschouwd voor de toepassing van artikel 2, lid 3, van richtlijn 2009/24/EG?

2.2 Op basis van welke criteria moet worden beoordeeld of iemand een werknemer is in de zin van die bepaling?

3.1 Moet artikel 11 van richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aldus worden uitgelegd dat het ook mogelijk moet zijn om een rechterlijk bevel tot staking te verkrijgen in een situatie waarin de eiser en de partij tegen wie dat bevel is gericht, samen houders van het desbetreffende intellectuele-eigendomsrecht zijn?

3.2 Indien vraag 3.1 bevestigend wordt beantwoord, dient die situatie anders te worden beoordeeld ingeval het exclusieve recht een computerprogramma betreft dat niet wordt gedistribueerd of openbaar gemaakt maar enkel wordt gebruikt in de eigen onderneming van een van de mede-eigenaren?

IEF 17797

Uitspraak ingezonden door Mira Herens, NVJ.

Via CLIP geen rechtstreekse toestemming overname artikel over gamejournalistiek

Rechtbank Amsterdam 23 jun 2018, IEF 17797; ECLI:NL:RBAMS:2018:5551 (Gamejournalistiek), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/via-clip-geen-rechtstreekse-toestemming-overname-artikel-over-gamejournalistiek

Ktr. Rechtbank Amsterdam 22 juni 2018, IEF 17797; ECLI:NL:RBAMS:2018:5551 (Gamejournalistiek) Auteursrecht. Freelance journalist heeft een artikel geschreven met de titel 'Gamejournalist? Je kop houden en luisteren' dat niet-exclusief is verkocht aan VillaMedia. Media Digitaal heeft via haar website dit artikel overgenomen. Ondanks dat Media Digitaal door Stichting PRO wordt belast volgens CLIP voor digitaal hergebruik in knipselkranten, volgt daaruit geen rechtstreekse toestemming. VillaMedia heeft geen volmacht verstrekt aan CLIP. Uit het feit dat Media Digitaal meermaals is belast voor het gebruik van artikelen van Villamedia kan niet zonder meer worden afgeleid dat een algemene volmacht aan CLIP is afgegeven, noch specifiek voor het onderhavige artikel toestemming was verleend. Schadevergoeding van €798,00 en proceskostenveroordeling.

IEF 17783

Uitspraak ingezonden door Léon Dijkman en Geert Theuws, HOYNG ROKH MONEGIER.

Gekraakte versie van software voor toegang tot een module, hoogte schadevergoeding is licentiebedrag voor die module

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 jun 2018, IEF 17783; ECLI:NL:RBZWB:2018:5378 (Siemens tegen Airopack), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gekraakte-versie-van-software-voor-toegang-tot-een-module-hoogte-schadevergoeding-is-licentiebedrag

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 juni 2018, IEF17783; IT 2590 (Siemens tegen Airopack Technology Groep) Auteursrecht op software. Schadevergoeding. Een werknemer van ATG installeert een gekraakte versie van Siemens' NX-software op een computer. Siemens vordert in totaal €590.694 aan schadevergoeding. De rechtbank sluit aan bij wat partijen zouden zijn overeengekomen als een licentie was afgenomen en acht het voldoende aannemelijk dat dan enkel de CAD/CAM 3 module zou zijn afgenomen. De schade wordt begroot op €30.182; de rechtbank rekent geen premie voor inbreuk (geen "double damages"). Kosten voor vaststelling van inbreuk worden voor de helft toegewezen (€2.500). Er is geen sprake van onrechtmatig procederen, gelet op recht op toegang tot de rechter, past terughoudendheid bij aannemen van misbruik. Siemens' proces- en beslagkosten worden na matiging op de voet van art. 1019h Rv begroot en toegewezen.

IEF 17778

Uitspraak ingezonden door Charlotte Meindersma, Charlotte's Law.

Hoogte schadevergoeding inbreuk op babyboek voor prematuren nog vaststellen

Rechtbank Den Haag 30 mei 2018, IEF 17778; ECLI:NL:RBDHA:2018:6728 (Boek over prematuur geboren baby’s), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hoogte-schadevergoeding-inbreuk-op-babyboek-voor-prematuren-nog-vaststellen

Ktr. Rechtbank Den Haag 30 mei 2018, IEF 17778; ECLI:NL:RBDHA:2018:6728 (Boek over prematuur geboren baby’s) Auteursrechtinbreuk. Tussenuitspraak. Eiseres is maker van een babyboek, uitgebracht in 2012, dat is toegespitst op prematuur geboren baby’s en hun ouders. In maart 2017 heeft Gedaagde het boek van Eiseres besteld (en later weer retour gestuurd) en in mei 2017 kondigde zij aan dat haar nieuwe babyboek klaar is voor verzending. Er is sprake van inbreuk op het auteursrecht van Eiseres, omdat vele zinnen in beide boeken gelijk zijn. Bovendien heeft Gedaagde slechts twee maanden gedaan over het maken van het boek en is zij niet op basis van eigen marktonderzoek tot de teksten gekomen. Zij vroeg immers pas naar ideeën van lezers via social media toen het boek al af was. Tevens tast Gedaagde de persoonlijkheidsrechten van Eiseres aan door haar naam niet te vermelden en te doen alsof de teksten door haarzelf zijn bedacht. De hoogte van de schadevergoeding moet nog vastgesteld worden. De vordering tot het overleggen van een verklaring van een accountant wordt toegewezen. In afwachting van reacties wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

IEF 17771

Uitspraak ingezonden door Godert van Rappard, VAN RAPPARD MINNEBOO.

Auteurs- en merkinbreuk op exclusieve luxe vastgoedaanbod door commercieel gebruik (privé) YouTubekanaal

Rechtbank Den Haag 15 jun 2018, IEF 17771; ECLI:NL:RBDHA:2018:7178 (KT Group tegen De Beheermakelaar), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/auteurs-en-merkinbreuk-op-exclusieve-luxe-vastgoedaanbod-door-commercieel-gebruik-priv-youtubekanaal

Vzr. Rechtbank Den Haag 15 juni 2018, IEF 17771; ECLI:NL:RBDHA:2018:7178 (KT Group tegen De Beheermakelaar) Auteursrecht. Merkenrecht. Dé Beheermakelaar bemiddeld aan- en verkoop en verhuur van vastgoed. KT Group handelt onder de naam Living on the Beach is een aanbieder van luxe vastgoedinvesteringen vanuit België en treedt op als exclusieve agent voor The Resort Group. KT Group en De Beheermakelaar hadden een overeenkomst voor bemiddeling op de Nederlandse markt van de vastgoedobjecten op de Kaapverdische eilanden van The Resort Group. Op diverse moment heeft De Beheermakelaar nog wel vastgoedpublicaties gedaan die exclusief toebehoren aan Living on the Beach. Het persoonlijke YouTube kanaal van de directeur van De Beheermakelaar wordt commercieel gebruikt, in de zin dat daarin duidelijk wordt gerefereerd aan De Beheermakelaar. Door na de samenwerking op het (persoonlijk) YouTubekanaal de video's te delen, waarin ook het Uniemerk is opgenomen, wordt zowel auteursrecht als merkrechtinbreuk gemaakt. Aan algemene verzoeken door KT Group om al het nog aanwezig materiaal te verwijderen, heeft De Beheermakelaar geen gehoor gegeven. Dat hebben zij niet met opzet materiaal heeft laten staan, het vermoeden dat dat is gebeurd om contact met De Beheermakelaar aan te moedigen, is niet met feitelijke gegevens ondersteund. Er is wel bereidheid getoond om aan concrete verwijderingsverzoeken gehoor te geven. De proceskosten worden gecompenseerd.

IEF 17765

Franchisegevers niet-ontvankelijk want uitsluitend formele procespartij: de holding is materiële procespartij

Hof 's-Hertogenbosch 5 jun 2018, IEF 17765; ECLI:NL:GHSHE:2018:2370 (Franchisenemers), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/franchisegevers-niet-ontvankelijk-want-uitsluitend-formele-procespartij-de-holding-is-materi-le-proc

Hof 's-Hertogenbosch 5 juni 2018, IEF 17765; ECLI:NL:GHSHE:2018:2370 (Franchisenemers) Niet-ontvankelijk. Appellanten stellen dat de franchisenemers auteursrechtinbreuk plegen. De auteursrechten in kwestie berusten bij de holding. Appellant 1 heeft haar vorderingen in reconventie ingesteld als lasthebber van de holding. De rechtbank oordeelde dat voor een gedaagde geldt dat deze in reconventie niet in een hoedanigheid kan optreden die hij in conventie niet heeft of omgekeerd (136 Rv). Indien appellant 1 als lasthebber van de holding ontvankelijk zou worden geacht, dan zou zij in een hoedanigheid optreden die zij in conventie niet heeft. Zij is uitsluitend formele procespartij, die optreedt ten behoeve van holding als materiële procespartij. Appellanten hebben verder niet gesteld en onderbouwd waarom zij hun vorderingen kunnen baseren op de licentie die de holding heeft verstrekt. Appellant 1 is niet-ontvankelijk.

IEF 17748

Conclusie AG: Geen vereist vermoeden van aansprakelijkheid voor houder van internetaansluiting bij auteursrechtinbreuk filesharing bij meerdere gezinsleden

HvJ EU 6 jun 2018, IEF 17748; ECLI:EU:C:2018:400 (Audioboek Dan Brown; Lübbe tegen Strotzer), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/conclusie-ag-geen-vereist-vermoeden-van-aansprakelijkheid-voor-houder-van-internetaansluiting-bij-au

Conclusie AG HvJ EU 6 juni 2018, IEF 17748; IEFbe 2594; IT 2582; ECLI:EU:C:2018:400 ; C‑149/17 (Audioboek Dan Brown; Lübbe tegen Strotzer) Schadevergoeding wegens een via filesharing gepleegde inbreuk op het auteursrecht. Internetaansluiting die toegankelijk is voor gezinsleden van de houder. Uitsluiting van aansprakelijkheid van de houder zonder dat de aard van het gebruik van de aansluiting door het gezinslid hoeft te worden gespecificeerd. Conclusie AG:

Artikel 8, lid 2 [InfoSoc-Richtlijn] en artikel 13, lid 1 [Handhavingsrichtlijn] moeten aldus worden uitgelegd dat zij niet vereisen dat in het nationale recht van de lidstaten een vermoeden van aansprakelijkheid van de houders van een internetaansluiting wordt ingevoerd voor inbreuken op het auteursrecht die via deze aansluiting zijn begaan. Indien het nationale recht echter in een dergelijk vermoeden voorziet om de bescherming van die rechten te waarborgen, moet het consequent worden toegepast om de doeltreffendheid van die bescherming te waarborgen. Het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven, dat is neergelegd in artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, mag niet aldus worden uitgelegd dat de houders iedere reële mogelijkheid wordt ontnomen om hun in artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten verankerde intellectuele-eigendomsrecht te beschermen.