Auteursrecht  

IEF 14580

HvJ EU: Geen uitputting wanneer papieren poster op canvasdoek is overgebracht

HvJ EU 22 januari 2015, IEF 14580; ECLI:EU:C:2015:27; zaak C-419/13 (Art & Allposters tegen Stichting Pictoright)
Uitspraak mede ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma; Job Hengeveld, Hengeveld advocaten en Vincent van den Eijnde, Stichting Pictoright, Tobias Cohen-Jehoram, Robbert Sjoerdsma, De Brauw Blackstone Westbroek, Peter Claassen en Roderick Chalmers, AKD. Auteursrecht en naburige rechten. Distributierecht. Uitputtingsregel. Begrip ,materiaal’. Overbrenging van de afbeelding van een beschermd werk van een papieren poster op canvas. Vervanging van de drager. Het hof verklaart voor recht:

Artikel 4, lid 2, [harmonisatierichtlijn] moet aldus worden uitgelegd dat de regel van uitputting van het distributierecht niet van toepassing is wanneer een reproductie van een beschermd werk die met toestemming van de auteursrechthebbende in de EU in de handel is gebracht, nadien een vervanging van de drager ervan heeft ondergaan zoals de overbrenging van die op een papieren poster aangebrachte reproductie op een canvasdoek, en in die nieuwe vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht.

Gestelde vragen [IEF 12863]:

1)      Beheerst artikel 4 [van richtlijn 2001/29] het antwoord op de vraag of het distributierecht van de auteursrechthebbende kan worden uitgeoefend ten aanzien van een reproductie van een auteursrechtelijk beschermd werk dat door of met toestemming van de rechthebbende in de EER is verkocht en geleverd, indien deze reproductie nadien een wijziging ten aanzien van de vorm heeft ondergaan en in die vorm opnieuw in het verkeer wordt gebracht?

2)      a)     Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt, is dan de omstandigheid dat sprake is van een wijziging als in vraag 1 bedoeld, van betekenis voor het antwoord op de vraag of uitputting als bedoeld in artikel 4, lid 2, [van richtlijn 2001/29] wordt verhinderd of doorbroken?

b)      Indien het antwoord op vraag 2(a) bevestigend luidt, welke maatstaven dienen dan te worden aangelegd om van een wijziging ten aanzien van de vorm van de reproductie te spreken die uitputting als bedoeld in artikel 4, lid 2, [van richtlijn 2001/29] verhindert of doorbreekt?

c)      Laten die maatstaven ruimte voor de in het nationale recht in Nederland ontwikkelde maatstaf, inhoudende dat van uitputting niet langer sprake is op de enkele grond dat de wederverkoper de reproducties een andere vorm heeft gegeven en ze in die vorm onder het publiek heeft verspreid (HR 19 januari 1979, NJ 1979/412, Poortvliet)?

Op andere blogs:
Futureofcopyright.com
Wieringa advocaten
Hoogenraad & Haak

IEF 14577

Inbreuk op met sloophout gebouwd zitmeubilair Piet Hein Eek

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 20 januari 2015, IEF 14577; ECLI:NL:RBOBR:2015:283 (Piet Hein Eek Kuipstoel en Kruk)
Auteursrecht. Kort geding. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die daarbij zijn gemaakt. De kuipstoel en kruk van gedaagde zijn, gelet op de totaalindruk, geen oorspronkelijk werk en bovendien een bewerking of nabootsing van de werken van Eek. De vorderingen worden toegewezen.

Bescherming

4.8. Van belang is of Eek de Kuipstoel en de Kruk heeft gemaakt met een oorspronkelijk, eigen karakter en daarop een persoonlijk stempel heeft gedrukt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit het geval. De Kuipstoel en de Kruk zijn meubelstukken waarbij de vormgeving in belangrijke mate het resultaat is van functioneel objectieve en in de meubelbranche gebruikelijke uitgangspunten: de aanwezigheid van vier poten, een zitvlak (bij Kuipstoel en Kruk) en een rugleuning en armleuningen (bij Kuipstoel), waarvan de vormgeving doorgaans door de gebruiksbehoeften worden bepaald. Ondanks de min of meer noodzakelijke vorm van de Kuipstoel en de Kruk en de vrijheid van een ieder om sloophout als materiaal daarvoor te gebruiken, heeft Eek echter onmiskenbaar op het resultaat van deze voorwerpen zijn persoonlijk stempel gedrukt, gelet op de creatieve keuzes die Eek heeft gemaakt en op hoofdpunten zijn opgesomd in r.o. 2.3. en 2.4. van het feitenoverzicht. Daarnaast heeft Eek ter zitting aan de hand van de door hem ter zitting getoonde Kuipstoel (in sloophout en wit) en Kruk nader toegelicht hoe hij tot dit ontwerp is gekomen door met name te benadrukken dat hij met zijn ontwerp manifest heeft willen laten zien hoe een product gemaakt wordt (“plankjes met schroeven in het zicht”) en de pragmatische overwegingen die hij hierbij heeft gemaakt (“form follows function”).

Inbreuk

4.12. Ter zitting heeft [de partner] aan de hand van de door hem vervaardigde kuipstoel en kruk - welsprekend - uiteengezet hoe hij tot deze ontwerpen is gekomen. [de partner] heeft met zijn ontwerpen getracht een robuuste, stoere, praktische en meegaande stoel te maken, die naar zijn beleving meer zitcomfort biedt dan de Kuipstoel en de Kruk van Eek. De verschillen tussen de beide Kuipstoelen en Krukken (Eek- [de partner]) waarop [de partner] uitvoerig heeft gewezen (hout 30 mm, geen sloophout, poten breder, onderste poot bevestigd op 2 leggers voor de extra stabiliteit, armleuning rond gefreesd, poten rond gefreesd, armleuningen lager, zithoogte lager, zitdiepte en breedte breder, afmeting zitvlak Kruk breder, houtsoort Kruk lariks) zijn evenwel niet in het oog springend. Het gaat bij de beoordeling niet om een minutieuze studie van de verschillen, maar om het totaalbeeld, voor zover dat wordt beïnvloed door de auteursrechtelijke beschermde trekken.

4.13. De verschillen zijn voor degene die, zoals de voorzieningenrechter, zojuist de beide makers een toelichting heeft horen en zien geven weliswaar waarneembaar, maar ondergeschikt aan het totaalbeeld, zodat deze geen afbreuk doen aan de overeenstemmende totaalindruk. Ter zitting werd het de voorzieningenrechter pas na de uitleg van Eek en [de partner] duidelijk welke Kuipstoelen/Krukken een “Eek” waren en welke een “[bedrijfsnaam]”. Hij werd vervolgens bij het uit elkaar houden geholpen door het feit dat partijen zo vriendelijk waren geweest de meubels van Eek rechts op te stellen en de meubels van [de partner]/[bedrijfsnaam] aan de linkerzijde. De omstandigheid dat [de partner] steeds een muntje in het hout bevestigt, waardoor het de consument duidelijk is dat hij te maken heeft met een [bedrijfsnaam]-product doet aan het vorenstaande onvoldoende af. Voorzover [de partner] hiermee heeft willen betogen dat er geen sprake is van verwarringsgevaar geldt dat het element van verwarring geen rol speelt in de benadering en beoordeling van de vraag of er sprake is van inbreuk op auteursrechten.

4.14. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de kuipstoel en de kruk zoals deze door [de partner] voor [gedaagde] zijn vervaardigd aan te merken als bewerking of nabootsing van de door auteursrecht beschermde werken van Eek/Piet Hein Eek B.V., zulks weliswaar in een enigszins afwijkende maatvoering en houtsoort, maar zonder ten opzichte daarvan als een nieuw, oorspronkelijk werk te kunnen gelden. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet goed denkbaar dat een ander, in dit geval [de partner], onafhankelijk van Eek bij het maken van een dergelijk werk tot hetzelfde resultaat zou zijn gekomen. De door [de partner] gegeven uitleg van de wijze waarop hij het (nieuwe) hout heeft bewerkt en heeft geverfd om het een “oude houtlook” te geven, bevestigt eerder het tegendeel van wat [de partner] ter zitting heeft betoogd, namelijk dat hij op geen enkele wijze aansluiting heeft willen beogen met het werk van Eek. Dat geldt zeker nu de Kuipstoel in sloophout van Eek nu juist onder meer faam ontleent aan het behoud door Eek van de versleten oorspronkelijke verflaag, terwijl ook niet in geschil is dat [de partner] het werk van Eek, als liefhebber ervan, kende.

Op andere blogs:
Novagraaf

IEF 14575

Appropriation art - mooie kunst, parodie of inbreuk

Bijdrage ingezonden door Quirijn Meijnen, LMO advocaten. Het oordeel van de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen [IE-Forum.be - IEFbe 1158] in de zaak Van Giel tegen Tuymans illustreert de moeilijke omgang van het auteursrecht met “appropriation art”. Hoogstwaarschijnlijk zou een Nederlandse rechter ook hebben geoordeeld dat Tuymans inbreuk maakt op de auteursrechten van Van Giel.

In de Belgische procedure beriep Tuymans zich erop dat het schilderij van Jean Marie Dedecker gezien zou moeten worden als een “parodie”. Sinds het recente Suske & Wiske (Deckmyn) arrest van het Hof van Justitie van 3 september 2014 is duidelijk dat het gebruik van andermans (auteursrechtelijk) beschermde werk voor een parodie ook gebruikt mag worden indien de parodie geen verband houdt met het geparodieerde werk. Ruim baan voor de parodie [IEF 14169]! Zou het schilderij van de Belgische politicus Jean Marie Dedecker, geschilderd door Tuymans, aangemerkt kunnen worden als een parodie dan betekent dat een “safe haven”, en is er in beginsel geen sprake van auteursrechtinbreuk. Het –enigszins gezochte argument- van Tuymans is tegen die achtergrond ook begrijpelijk.

Tuymans had natuurlijk toestemming kunnen vragen aan Van Giel om het werk van Van Giel te gebruiken. Indien deze toestemming zou zijn verleend, zou er geen probleem zijn geweest. Het probleem ontstaat indien geen toestemming wordt verleend door de auteursrechthebbende. De kunstenaar wordt dan beperkt in zijn keuze om met bestaand auteursrechtelijk beschermd werk kunst te maken. Dit nu het auteursrecht geen uitzondering biedt voor “appropriaton art”. Is dat erg? Het kan zijn dat de samenleving op die manier mooie, interessante, uitdagende kunst wordt onthouden. Het doel van een appropriation kunstenaar is veelal om middels gebruikmaking van andermans werk commentaar op dat werk of de samenleving waaruit dat werk voortkomt te leveren. Maar dit hoeft natuurlijk niet altijd, het kan ook gewoon om het willen maken van “mooie” kunst gaan.

Zou het auteursrecht een uitzondering willen maken voor (geslaagde) “appropriation art”, dan zal dat niet makkelijk zijn, daar het vrijwel ondoenlijk is om geslaagde appropriaton art – in tegenstelling tot hetgeen als een parodie kwalificeert - op voorhand te definiëren. Uiteraard staat het een rechter - naar Nederlands recht - vrij om in voorkomende gevallen “appropriation art” als een “nieuw oorspronkelijk werk” in de zin van art. 13 Auteurswet aan te merken, zodat van inbreuk geen sprake is.

Quirijn Meijnen

IEF 14574

Deskundige vereist voor beoordeling bescherming kassasoftware

Rechtbank Midden-Nederland 24 december 2014, IEF 14574 (Tonit tegen CSIPOS)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Annelot Sitsen, BINGH advocaten. Auteursrecht. Software. Partijen zijn bij eerder tussenvonnis [IEF 14083] in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen of de betreffende kassasoftware al dan niet auteursrechtelijk beschermd is. De rechtbank acht comparitie noodzakelijk omwille van gebrek aan expertise en besluit dat een deskundige zal worden aangesteld.

2.11. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Zijn de softwareprogramma’s Ecash en/of Ecash Mobile, auteursrechtelijk beschermd, waarbij met “auteursrechtelijk beschermd” wordt gedoeld op het wettelijk kader (de Auteurswet), zoals hierboven in de kern is weergegeven onder 2.6. tot en met 2.9.?
2. Welke versie(s) van de softwareprogramma’s zijn onderzocht?
3. Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, wilt u dan bij uw toelichting aangeven welke creatieve keuzes in de programmatuur te onderscheiden zijn?
4. Zijn er verder nog kwesties en omstandigheden die u bij bovengenoemde vraag van belang acht?
IEF 14571

NUV blij met verbod van Hof tegen Tom Kabinet

Uit het persbericht NUV: Vandaag heeft het Hof Tom Kabinet verboden haar onrechtmatige handelwijze voort te zetten [IEF 14569]. Het overweldigende illegale aanbod op haar website en de onmogelijkheid van Tom Kabinet om daar daadwerkelijk iets tegen te doen vormen daarvoor voldoende grondslag.

Het argument van Tom Kabinet dat zij slechts een neutrale dienst aanbiedt, te vergelijken met Marktplaats, wordt door het Hof verworpen. Het Hof heeft ook duidelijk gesteld dat uitgevers en hun auteurs schade lijden als gevolg van de doorverkoop van illegale e-books via een website als Tom Kabinet.

Tijdens de zitting hebben het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), de Groep Algemene Uitgevers (GAU) en Media voor Vak en Wetenschap (MVW) laten zien hoe groot het aanbod van illegale e-books is op de website van Tom Kabinet en hoe eenvoudig het is om deze aan te bieden. Ook vandaag bleek dat er nog steeds aanbieders zijn met meer dan duizend e-books en dat een verkoper een en hetzelfde e-book, waarvan niet eens een legale versie bestaat, drie keer aanbiedt.

Het NUV, de GAU en MVW zijn dan ook blij dat het Hof aan deze praktijken een einde heeft gemaakt.

IEF 14569

Verbod Tom Kabinet beperkt tot doorverkoop van illegaal verkregen e-books

Hof Amsterdam 20 januari 2015, IEF 14569; ECLI:NL:GHAMS:2015:66 (NUV tegen Tom Kabinet)
Uitspraak mede ingezonden door Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis. Auteursrecht. Kort geding [IEF 14055]. Reikwijdte UsedSoft-arrest HvJ EU. Verkoop van legaal gedownloade e-books via website kan vooralsnog niet onrechtmatig worden geacht. Het hof verbiedt Tom Kabinet wel om een online dienst aan te bieden waarop illegaal gedownloade e-books kunnen worden verkocht. Wanneer Tom Kabinet er alsnog in slaagt om voldoende effectieve maatregelen te nemen om dergelijke content van haar website te weren, dan kan zij zich tot de voorzieningenrechter wenden met een verzoek tot opheffing. Rechtspraak.nl: Feitelijk verbod website Tom Kabinet.

3.5 (...) Het hof is voorts met de voorzieningenrechter van oordeel dat het verwijt van Tom Kabinet dat NUV c.s. voorafgaand aan de onderhavige procedure onvoldoende getracht hebben het gevorderde door het voeren van overleg met Tom Kabinet te bereiken gegrond is. Voor zover NUV c.s. hun vordering op de voet van artikel 3:305a BW als collectieve actie hebben ingesteld, mede namens uitgeverijen die niet bij hen zijn aangesloten noch procesvolmachten hebben verleend, strandt deze hierop.
3.6. Dat NUV c.s. er (los van het voorgaande) belang bij hebben om Tom Kabinet te beletten covers van door hun leden uitgegeven boeken en/of daarop geplaatste teksten te openbaren, is door hen onvoldoende toegelicht, zodat in het midden kan blijven of – zoals Tom Kabinet aanvoert – hierop de beperking voorzien in artikel 15a van de Auteurswet (het citaatrecht) van toepassing is.

3.7.2 (...) Dat Tom Kabinet op dit moment voldoende in staat is om te controleren of e-books op rechtmatige wijze door de aanbieder daarvan zijn verkregen en dat de door haar genomen maatregelen voldoende zijn om de doorverkoop van illegale e-books via haar website op adequate wijze te bestrijden, wordt door NUV c.s. echter betwist en is door Tom Kabinet in het licht van die betwisting niet voldoende aannemelijk gemaakt. Het hof verwerpt het betoog van Tom Kabinet voor zover dat inhoudt dat het aan NUV c.s. (c.q. de uitgevers) is om haar behulpzaam te zijn bij het treffen van de juiste/effectieve maatregelen en om de website van Tom Kabinet voortdurend in de gaten te houden teneinde deze in staat te stellen om via de door haar gehanteerde ‘notice and take down’ procedure illegale e-books van haar website te verwijderen. De verantwoordelijkheid voor het treffen van adequate maatregelen tegen inbreukmakende handelingen rust in de eerste plaats op Tom Kabinet die deze immers op de geschetste wijze faciliteert.
3.7.3. Het hof zal dan ook het door NUV c.s. gevorderde verbod in beperkte vorm toewijzen, waarbij het hof aantekent dat indien Tom Kabinet er alsnog in zou slagen om voldoende effectieve maatregelen te nemen om illegaal verkregen e-books van haar website te weren zij zich tot de voorzieningenrechter kan wenden met het verzoek dit verbod op te heffen.

Op andere blogs:
KluwerCopyrightBlog
Dirkzwager
AKD
NVJ
Charlotte's Law

IEF 14565

Auteursrechtdebat: IE-advocaat gezocht

Door Anthon Keuchenius, Freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. Toen ik een jaar of vijftien geleden begon als journalist wilde ik lid worden van vakvereniging NVJ. Ik kreeg een brief: dat kon helaas niet, want ik verdiende te weinig geld met mijn stukjes. Daarop schreef ik een stukje getiteld Catch NVJ, met als argumentatie dat ik te weinig geld verdien, omdat ik te weinig geld verdien. Kort na publicatie in het NVJ-blad kreeg ik bericht dat ik alsnog lid mocht worden. Ik mocht de uitzondering op de regel worden.

Ik moest daar aan denken toen ik me onlangs voor rechtsbijstand wendde tot de Lira, een stichting voor auteursrechten, waarvan ik tegenwoordig lid ben via freelancersorganisatie FLA. Ik had de Lira nodig omdat de website van Distrifood - een blad van Reed/Elsevier - een stukkie van mij integraal had overgenomen, zonder te vragen of ervoor te betalen. Gejat dus.

Het ging niet om wereldnieuws, maar om een gemeentebestuur dat geen zin had in de bouw van een nieuwe Aldi. De redacteur van Distrifood had de woorden van het stukje in een enkele zin omgegooid en een twee alinea’s geschrapt, maar verder stonden in alle zinnen precies dezelfde tweehonderdvijfenveertig woorden in precies dezelfde volgorde. Zelfs mijn gebruikelijke tikfout had de redacteur van Distrifood integraal overgenomen. Eenvoudig bewijsbaar- knip en plakwerk.

Ik stuurde daarop een rekening van €80 naar Distrifood. Het was zeker mijn magnum opus niet, maar er zaten wel uren in en zoiets dacht ik er namelijk mee verdiend te hebben als ik het aan het AD had verkocht, de krant waar ik destijds wel vaker mijn regionale stukjes en foto’s sleet. Ergens was ik niet echt verrast dat antwoord van Distrifood uitbleef, ook niet dat ze nul geld overmaakten. Ook na een herinnering, en nog een herinnering: geen geld en geen reactie. Niks

Daarna benaderde ik ook nog een tweetal IE-advocaten, want die gaan over auteursrecht, ook wel: intellectueel eigendom. Beiden gaven me goede kans een rechtszaak te winnen. Alleen moest de ene advocaat wel keihard lachen toen ze hoorde dat het ging om een factuur van €80. Dat lachen moest voldoende duidelijk zijn, verder maakte ze er geen woorden aan vuil: over €80 gaan we niet procederen.

Vrijwel tegelijkertijd kreeg ik antwoord van het rechtsbijstandsfonds van Lira. Ze gingen me niet steunen, want het factuurbedrag stond niet in verhouding tot de mogelijke kosten. Mijn verweer dat de kosten uiteindelijk door de tegenpartij vergoed zouden moeten worden werd door het bestuur verworpen; ze deden het gewoon niet.

Kortom zit ik nu een beetje in hetzelfde schuitje als vijftien jaar geleden. Ik krijg niet betaald, omdat ik te kleine facturen schrijf. Zelfs de organisaties die zijn opgericht om de auteur juridisch bij te staan geven niet thuis. Uiteindelijk komt daardoor een beursgenoteerd bedrijf, dat miljarden omzet, weg met diefstal van een journalist die braaf de stukken leest en de lokale bestuurders een beetje in de gaten houdt.

Ik heb op dit moment nog even geen zin me daarbij neer te leggen, vandaar dit stukje. Misschien dat er iemand is bij Distrifood die dit leest en de redelijkheid van mijn factuur alsnog inziet. Of iemand bij Lira, die zich de doelstelling van de stichting toch nog kan herinneren. En anders is er misschien wel een onbaatzuchtige advocaat die dit leest en wel in is voor een geinig zaakje. Ze kunnen me allemaal bereiken op: abumelle@xs4all.nl

Anthon Keuchenius

 

IEF 14561

Vorderingen op tekeningen voor halffabricaten in de snackindustrie ondeugdelijk

Hof Amsterdam 23 december 2014, IEF 14561; ECLI:NL:GHAMS:2014:5823 (Vervalsing halffabricaten snackindustrie)
In kort geding: ECLI:NL:RBNHO:2014:3785. Vorderingen van appellant in verband met vervalsen en/of kopiëren van tekeningen ten behoeve van halffabricaten in de snackindustrie zijn niet gebaseerd op auteursrechten, een octrooirecht of bescherming van knowhow. Dergelijke rechten heeft hij niet, zo heeft hij bij pleidooi nog eens met zoveel woorden gesteld. De wel aangevoerde grondslagen van uitleners (7A: 1781 BW) en bruikleners (7A:1772 BW) en de onrechtmatige daad 6:162 BW zijn echter ondeugdelijk.

2.1. Stellende dat hij een productielijn ten behoeve van halffabricaten in de snackindustrie heeft ontworpen en laten tekenen, dat deze productielijn in zijn opdracht in 2000/2001 in een fabriek in Libanon is gebouwd en geïnstalleerd, dat hij zijn tekeningen aan [geïntimeerde] - in verband met een door deze te coördineren bouw van een derde productielijn in Nederland - heeft uitgeleend en dat hij weliswaar die tekeningen van [geïntimeerde] heeft teruggekregen maar [geïntimeerde] in strijd met het bepaalde in art. 7A:1781 BW en/of art. 6:162 BW de tekeningen heeft veranderd (vervalst) en/of gekopieerd, heeft [appellant] in de eerste aanleg van dit kort geding de hiervoor onder 1 vermelde vorderingen tegen [geïntimeerde] ingesteld. Na verweer van [geïntimeerde] heeft de voorzieningenrechter de vorderingen bij het bestreden vonnis afgewezen en [appellant] in de proceskosten verwezen. Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust komt [appellant] in dit hoger beroep op. Het hof oordeelt als volgt.

2.2. [appellant] heeft bij herhaling, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, aangegeven dat hij zijn vorderingen niet baseert op hem toekomende auteursrechten, een hem toekomend octrooirecht of op bescherming van knowhow: dergelijke rechten heeft hij niet, zo heeft hij bij pleidooi in hoger beroep nog eens met zoveel woorden gesteld. Tegen deze achtergrond kan, mede gelet op het feit dat [appellant] zijn tekeningen (kennelijk in ongeschonden staat) heeft teruggekregen, in art. 7A: 1781 BW [red. jo. 7A:1772 BW] geen deugdelijke grondslag van het gevorderde worden gevonden evenmin als, bij gebreke van daartoe aangevoerde relevante feiten en omstandigheden, in art. 6:162 BW.

IEF 14556

Auteursrechtdebat: Een freelancer aan het woord: berusting is onverstandig

Door Kees Schaepman, freelance journalist. Auteursrechtdebat – thema: Auteursrecht vanuit economisch perspectief. ‘Berusting lijkt mij verstandig’, schrijft Arno Grunberg [IEF 14510] in zijn bijdrage aan deze site. Teksten van artikelen, columns en boeken worden gejat, maar daar valt niet altijd iets tegen te doen. Ik vrees dat Grunberg gelijk heeft. Maar als er wel iets aan te doen valt, en zeker als anderen geld verdienen dankzij mijn arbeid, blijf ik graag onverstandig. Niet zozeer omdat de grootschalige diefstal van intellectueel eigendom mij geld kost, dat valt in mijn geval nogal mee. Het grootste deel van mijn journalistieke leven was ik in vaste dienst en deed ik daarom afstand van mijn auteursrechten. Maar de schaamteloosheid waarmee de wet wordt genegeerd en het geestelijk eigendom van freelancers wordt geplunderd, krenkt mij. Freelance auteurs worden te vaak behandeld als letterknechten die hun mond dicht moeten houden. Doen ze dat niet, dan dreigt uitsluiting. Ik ken alleen al in mijn directe omgeving vele journalisten, documentairemakers en scenarioschrijvers die door hoofdredacties, omroepbazen en uitgevers onder druk zijn gezet om afstand te doen van hun auteursrechten. ‘Grote mond? Voor jou tien anderen’.

Een paar maanden geleden schreef ik een opiniestuk voor de website Villamedia onder de kop ‘Blendle moet freelancers nu betalen’. Ik betoogde daarin dat de initiatiefnemers van Blendle ‘niet zulke aardige jongens’ zijn omdat zij zich gedragen als ‘negentiende-eeuwse werkgevers’. Waarom? Omdat ze geen cent aan freelancers betalen, ook niet na een investering van drie miljoen euro in hun onderneming door de New York Times en het Axel Springer Verlag. Dat had ik volgens de advocaat van de Blendleboys – Alexander Klöpping en Marten Blankesteijn – niet mogen zeggen. Zij hadden overwogen een eis tot rectificatie in te dienen: ‘De uitlatingen zijn namelijk onjuist, suggestief en onnodig grievend. Het is ook niet onaannemelijk dat de uitlatingen reputatieschade opleveren.’ Om de verhoudingen niet verder te beschadigen, werd uiteindelijk geen sommatie verstuurd. Maar ik moet me voortaan wel koest houden, anders weigert Blendle met de auteursrechtenorganisatie Lira, waarvan ik bestuurslid ben, te overleggen over een fatsoenlijke regeling voor freelancers.

Het is de omgekeerde wereld. Blendle publiceert zonder enig overleg stukken van mij en van mijn collega’s. Na lang, lang aandringen komt nu hopelijk eindelijk een gesprek met Lira op gang waarin die inbreuk op onze rechten hopelijk wordt recht gezet, maar dan moet ik wel braaf zijn en mijn mond dicht houden. ‘Persbreidel’, dacht ik in een eerste opwelling van woede. Maar dat is misschien een iets te sterke term, al komt het wel in de buurt.

De houding van Blendle is typerend voor die van veel opdrachtgevers en distributeurs die geen gezeur van freelancers aan hun kop willen. Ze vinden de bestaande wetgeving verouderd en lastig. Vanuit hun perspectief kan ik me dat tot op zekere hoogte indenken. Er is ook nieuwe wetgeving in de maak. Maar het feit dat die nieuwe wetgeving er nog niet is, houdt geen vrijbrief in om ten eigen voordele inbreuken op de bestaande wetgeving te maken. En het mag helemaal nooit reden zijn om individuele freelancers te intimideren, te bedreigen of monddood te maken. Daardoor voel ik me niet alleen bestolen maar vooral gekrenkt in mijn beroepstrots en onnodig gegriefd.

Kees Schaepman

IEF 14555

Commentaar Tom Kabinet: One copy, one use?

Ernst-Jan Louwers en Sabine van Rienen, 'One copy, one use?', IEF 14555; eerder in: Tijdschrift voor Internetrecht, 5.11.2014.
Bijdrage ingezonden door Ernst-Jan Louwers en Sabine van Rienen, Louwers IP|Technology advocaten. Auteursrecht. Op 21 juli 2014 deed de Voorzieningenrechter in Amsterdam uitspraak over het recht om een ‘gebruikt’ e-book door te verkopen [IEF14055]. De verkoop vindt plaats via het online platform www.tomkabinet.nl. Het businessmodel van Tom Kabinet is duidelijk geïnspireerd door de eerdere UsedSoft-arrest 1 waarover de Europese rechter in 2012 zijn oordeel gaf. In de Tom Kabinet-zaak stond dus de vraag centraal of tweedehands e-books digitaal zijn uitgeput.

(...) Commentaar
In een procedure over het uitlenen van e-books worden al wel prejudiciële vragen aan het HvJ EU gesteld.21 In deze bodemprocedure zijn overwegingen gewijd aan de uitputtingsvraag die ook interessant zijn voor de Tom Kabinet-zaak. De rechtbank overwoog dat het door middel van downloaden ter beschikking stellen van een werk letterlijk valt onder de definitie van het recht op mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn.22 Een dergelijke mededeling leidt op grond van art. 3 lid 3 Auteursrechtrichtlijn niet tot uitputting van het recht mededeling aan het publiek. Het HvJ EU heeft daarentegen in het UsedSoft-arrest bepaald dat een handeling bestaande in een dergelijke mededeling aan het publiek door een eigendomsoverdracht een distributiehandeling in de zin van art. 4 Auteursrechtrichtlijn moet worden gezien en tot uitputting van het distributierecht kan leiden in de zin van art. 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn dan wel art. 4 lid 2 Softwarerichtlijn.23 De vraag die zou moeten worden beantwoord bij Tom Kabinet, is dus of er sprake is van eigendomsoverdracht bij de verkoop van tweedehands e-books door Tom Kabinet. Naar ons oordeel is de uitputtingsregel niet van toepassing bij het online ter beschikking stellen van auteursrechtelijke beschermd werk, zijnde niet software. Uit overweging 29 van de Auteursrechtrichtlijn volgt dit immers uitdrukkelijk. Daarbij kan uit overweging 28 van de Auteursrechtrichtlijn worden afgeleid dat het uitsluitende recht om zeggenschap over distributie van het werk uit te oefenen, beperkt is tot een tastbare zaak.24

Aan de beantwoording van de vraag of sprake is van verkoop dan wel eigendomsoverdracht in de zin van art. 4 lid 2 Auteursrechtrichtlijn bij het online ter beschikking stellen van e-books kom je naar onze mening helemaal niet aan toe omdat uitputting bij voorbaat al is uitgesloten. Bovendien vereist het te koop aanbieden van een e-book een niet toegestane reproductie. Om een e-book te verkopen moet er namelijk een kopie worden gemaakt.25 In de Softwarerichtlijn wordt reproductie zonder de toestemming van de rechthebbende toegestaan wanneer de reproductie nood zakelijk is om het computerprogramma te gebruiken.26 Een dergelijke bepaling mist in de Auteursrechtrichtlijn.27 Deze uitkomst is naar onze mening niet bevredigend. Een dergelijke strikte beoordeling op grond van de Auteursrechtrichtlijn levert een weinig moderne uitkomst op. Denk aan de situatie wanneer er een e-book wordt gekocht op een Cdrom. Hiervan kan een kopie op een Cd-rom worden gemaakt voor de gebruiker zelf. Dit is namelijk op grond van art. 16c Auteurswet (thuiskopie exceptie) geoorloofd. Vervolgens kan de Cd-rom met daarop het e-book worden verkocht omdat het auteursrecht ten opzichte van dit exemplaar is uitgeput vanwege het feit dat het intellectuele eigendom in een materiële drager is belichaamd. Echter als een e-book wordt gekocht via een online winkel, is het niet mogelijk om het te verkopen. Het auteursrecht op het e-book is niet uitgeput en doordat voor de verkoop van een e-book een kopie moet worden gemaakt, is dit ook een niet toegestane reproductiehandeling. Het wringt dat hetzelfde werk van letterkunde verschillende rechten oplevert voor de koper van het e-book dan voor de koper van een papieren boek.

Zoals Neelie Kroes al zei in een recente speech moet het wettelijk kader rekening houden met de behoeften van de
samenleving.28 Regels moeten niet onpraktisch, onzeker, of onredelijk zijn voor de gewone gebruiker. En dit laatste lijkt nu precies het gevolg te zijn van de – nu al gedateerde – Auteursrechtrichtlijn.

Daarnaast ligt de bal ook bij de uitgeverijen. Aan de opmars van e-books is niet te ontkomen. Het percentage valt nu met 4,7% van de totale Nederlandstalige boekenmarkt in de categorie literaire fictie29 voor het derde kwartaal van 2014 nog mee, maar uiteraard is dat exclusief de illegale kopieën en overigens ook exclusief andere uitgaven zoals educatieve uitgaven.30 Boekenuitgevers komen geleidelijk in beweging met nieuwe modellen zoals het abonnementsmodel voor ebooks Elly’s Choice dat in augustus werd gelanceerd.31 En ook bijv. een streamingdienst voor e-books (een soort Spotify voor boeken) waaraan een aantal grote uitgeverijen werken, zou een mooi antwoord op de realiteit kunnen worden. Maar als de uitgeverijwereld niet snel zelf met slimme antwoorden en aantrekkelijke business modellen komt, zal het haar kunnen opbreken. Denk hierbij aan het gebruik van de forward-and-delete technologie. Deze technologie controleert bij digitale inhoud, zoals e-books, of de digitale inhoud na de verkoop daadwerkelijk onbruikbaar is gemaakt.32 Met de nodige technische en juridische waarborgen zou een model als Tom Kabinet een passend antwoord op wensen van de markt kunnen zijn.