Heeft kunstenaar niet beoogd auteursrechten in te brengen in vennootschap?
Hof Amsterdam 30 augustus 2016, IEF 16312; ECLI:NL:GHAMS:2016:3574 (auteursrechten kunstenaar) Auteursrechten. Akte. Aan de orde is aan wie de auteursrechten op de werken van de kunstenaar toebehoren. Appellanten hebben ter onderbouwing van hun standpunt aangevoerd dat dat de auteursrechten op de door [kunstenaar] vervaardigde kunstwerken ten tijde van zijn overlijden bij kunstenaar berustten en dat deze bij zijn overlijden (blijkens de in eerste aanleg overgelegde testamenten) krachtens erfopvolging zijn overgegaan op appellant. Geïntimeerden betwisten dat kunstenaar ten tijde van zijn overlijden auteursrechthebbende was. Zij stellen dat de auteursrechten op de werken van kunstenaar ter gelegenheid van de oprichting daarvan in 1989 zijn ingebracht in de vennootschap en verwijzen in dit verband onder meer naar de oprichtingsakte en de akte van inbreng. Het is hier nog maar de vraag of de kunstenaar niet heeft beoogd auteursrechten in te brengen in de vennootschap. Het hof ziet aanleiding om nader bewijs toe te laten, dat betrekking moet hebben op feiten en omstandigheden waaruit valt op te maken dat de kunstenaar niet beoogd heeft om de aan hem toebehorende auteursrechten in de vennootschap in te brengen.