DOSSIERS
Alle dossiers

Rechtspraak  

IEF 2595

De uitspraak is een essentieel onderdeel van de rechtspraak

mtraj.bmpRechtbank Amsterdam, 7 september 2006, LJN: AY7784. Inter 2000 tegen Colmar Group

Johan Cruijff is in het kader van de bevordering van sprotbeoefening betrokken geweest bij een project Mosa Trajectum. Hiertoe worden met Inter 2000, houder van diens portretrecht, een licentieovereenkomst en een dienstverleningsovereenkomst gesloten. De licentieovereenkomst stelt dat voor een bedrag van ruim 9 miljoen euro Colmar gebruik mag maken van het portret van Cruijff. Cruijff dient hiertoe promotionele werkzaamheden te verrichten en contact te leggen met geïnteresseerden in de exploitatie van het park. Onder de dienstverleningsovereenkomst verleent Cruijff advies op het gebied van sport.

 

Op 25 april 2006 ontbindt de raadsman van Cruijff de licentieovereenkomst, vanwege onder meer het uitblijven van betalingen en het feit dat slechts 23% van de voorgenomen bebouwing is gerealiseerd. Colmar stelt juist dat Cruijff tekort is geschoten.

Cruijff vordert onder meer elk gebruik van zijn naam, portret en woord- en beeldmerken te staken, alle promotiemateriaal te vernietigen, een bedrag van 3 miljoen te betalen aan Inter 2000 en 6 miljoen aaneen door partijen te kiezen stichting voor gehandicapte kinderen. Volgens Cruijff wordt zijn naam in diskrediet gebracht.

Nu partijen het eens zijn dat hun samenwerking direct wordt beëindigd, betekent dit dat het gebruik van de naam en beeltenis van Cruijff in elk geval per 29 oktober 2006, de einddatum van de licentieovereenkomst, zou moeten worden beëindigd. Derhalve dient het promotiemateriaal niet meer te worden gebruikt. Nu Colmar hier al mee is begonnen en zich oprecht hebben voorgenomen alle materiaal te verwijderen, is er geen reden om een veroordeling uit te spreken. De rechtbank beveelt Colmar derhalve met onmiddelijke ingang elk gebruik van de naam en het portret van Cruijff en de woord- en beeldmerken te staken en al het promotiemateriaal te vernietigen.

"De in de licentieovereenkomst afgesproken vergoeding wordt in de overeenkomst gesplitst in twee bedragen, te weten ruim 3 miljoen en ruim 6 miljoen euro. Volgens Cruijff zijn deze bedragen reeds verschuldigd enkel en alleen voor de overdracht van de portretrechten. Partijen zijn het erover eens dat als de financiering van het sportpark niet rond komt, artikel 8 laatste alinea van de licentieovereenkomst van toepassing is, in welk geval de 6 miljoen - voor zover verschuldigd - ten goede dient te komen aan gehandicapte kinderen, die anders mede van het sportpark hadden kunnen profiteren." Partijen twisten over de vraag of de beide overeenkomsten los van elkaar kunnen worden gezien. De rechtbank 'Haviltext' dat er vooralsnog vanuit kan worden gegaan "dat de overeenkomsten aldus moeten worden uitgelegd dat de betalingsverplichtingen van Colmar niet alleen stonden tegenover de overdracht van de portretrechten, maar evenzeer dienden als tegenprestatie voor het verrichten van promotieactiviteiten door Cruijff en het plegen van inspanningen bij het leggen van contacten met potentiële financiers. (...) Al met al kan het verweer van Colmar zonder nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit kort geding zich niet leent, niet zonder meer worden gepasseerd."

De rechtbank komt tot de conclusie "dat de door Colmar aangevoerde verweren niet van dien aard zijn dat thans op voorhand moet worden gezegd dat deze in (vanwege de jurisdictiebepalingen in de respectievelijke contracten in Nederland en in Spanje) aan te spannen bodemprocedures geen gerede kans van slagen zouden kunnen hebben." De vorderingen ten aanzien van de geldbedragen zijn thans niet toewijsbaar.

Ook de afgifte van financiële stukken ex artikel 843a Rv. wordt afgewezen wegens onvoldoende grond.

 

Lees het vonnis hier.

IEF 2589

Mosa Trajectum

mtrj.bmpActualiteit Rechtbank Amsterdam, 8 september 2006: Naam en portret van Cruijff niet meer verbonden aan project in Spanje.“De betrokkenheid van Johan Cruijff bij het project Mosa Trajectum in Spanje is beëindigd.

Dit is de uitkomst van een kort geding dat Cruijff met zijn bedrijven Interclarion en Inter 2000 tegen een in Spanje wonende Nederlandse zakenman en diens bedrijf Colmar bij de rechtbank Amsterdam had aangespannen.

De naam Cruijff en het portret van Cruijff mogen niet meer in verband worden gebracht met het project, dat volgens de oorspronkelijke plannen zou moeten resulteren in een sportpark met de naam Johan Cruijff Golf & Sports Resort.”

Lees hier iets meer (nog geen vonnis).

IEF 2446

En afbeeldingen

Rechtbank Utrecht, 3 augustus 2006, LJN: AY5691. Eiseres tegen gedaagde. .

Verstekvonnis. In de samnvatting van rechtspraak.nl staat bijna nog meer dan in het vonnis zelf: “De ex-vriend van een Zegveldse is een dwangsom opgelegd van duizend euro per foto als hij seksfoto's van de vrouw op internet niet verwijdert.”

Alleen de zin “Verbiedt gedaagde om foto's en afbeeldingen van eiseres openbaar te maken of openbaar te doen maken” zou er op kunnen wijzen dat er ook nog wat auteursrecht/portretrecht aan te pas is gekomen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2201

Omdat ze het waard is…

Rechtbank Den Haag, 14 juni 2006, HA ZA 01-1664 J. Guldenaar tegen L’Oréal Nederland B.V.

Het portret van het model Joyce Guldenaar is afgebeeld op haarproducten van L’Oréal. In 1998 zijn van het model in opdracht en voor rekening van het modellenbureau Karen Models foto’s gemaakt op verzoek van McCann-Erickson. Dit laatste bedrijf coördineert de reclame en promotieactiviteiten van L’Oréal. De foto’s werden gemaakt voor de verpakking van de producten Feria en Récital Preference van L’Oréal voor de Amerikaanse markt. Joyce Guldenaar heeft van Karen Models voor deze foto’s eenmalig $ 4.000,- gekregen.

Gezien aan L’Oréal slechts toestemming was verleend voor het gebruik van de foto’s in de Verenigde Staten, heeft Joyce Guldenaar L’Oréal in 2001 L’Oréal gesommeerd ieder gebruik van haar portret buiten de VS te staken. In de sommatie werd gevorderd iedere verspreiding van de L‘Oréal producten en reclamemateriaal met haar portret in Nederland, of althans buiten de VS te staken dan wel de schade die zij door dat gebruik heeft geleden te vergoeden.

Beiden partijen hebben geen kopie van de overeenkomst kunnen overleggen. Bij de beoordeling van de inhoud van de overeenkomst, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat Guldenaar bezwaar zou hebben gehad tegen het gebruik van haar portret buiten de VS. Dit alles mits die exploitatie wel op een professioneel verantwoorde wijze gebeurt, dus dat Guldenaar voor dat gebruik zou worden betaald. Aangezien Guldenaar voor het wereldwijde gebruik van haar portret niet is betaald, oordeelt de rechtbank toestemming voor dat gebruik niet geacht moet worden te zijn gegeven.

L’Oréal voert het verweer te goeder trouw te hebben gehandeld. De rechtbank honoreert dit verweer voor de periode tot 2001, het moment waarop L’Oréal de sommatiebrief heeft ontvangen. Tot dat moment mocht L’Oréal ervan uitgaan dat Karen Models over toestemming van Guldenaar beschikte. Vanaf het moment dat L’Oréal op de hoogte was van het standpunt van Guldenaar, rustte op L’Oréal de zorgvuldigheidsverplichting om zich te vergewissen van de bevoegdheid van de contractpartners van de L’Oréal-groep wereldwijd. Zij had alles moeten doen wat in haar vermogen lag om te verhinderen dat andere groepen van L’Oréal het portret van Guldenaar wereldwijd zouden gebruiken.

Bij het bepalen van de schadevergoeding haakt de rechtbank aan bij de tarieven die door het reclamebureau McCann-Erickson aan L’Oréal worden gehanteerd. Voor het vaststellen van de precieze omvang van de schade beveelt de rechtbank L’Oréal om nog nadere inlichtingen te geven. Echter, de rechtbank oordeelt dat L’Oréal in ieder geval voor een bedrag van EUR 40.000,- aansprakelijk is. Voor het overige bedrag wordt de zaak naar de rol verwezen.

Lees het vonnis hier.

IEF 2087

Des Aanschijns

Rechtbank Amsterdam, 18 mei 2006, 338809/KG 06-606 OdC, Chatib Sjarbaini tegen Uniconsult BV (met dank aan Lisette Varossieau, Van der Steenhoven Advocaten).

Voorschotschadevergoeding € 5.000,= vanwege inbreuk op het portretrecht van Sjarbaini.

Uniconsult heeft in een oplage van 2 miljoen de advertentiekrant Lekker Doen!! uitgegeven in haar supermarktketen Dirk van der Broek, Digros en Bas van der Heijden, haar slijterijketen Dirk III en haar reisketen D-reizen. In de uitgave van LEKKER DOEN!, geldig van 6 t/m 12 maart 2006 stond een advertentie van Rexona (deodorant) waarin de opschrift: “Mannen en Zweten…”, en verder met de tekst: “Vrouwen halen vaak flinke neus op als er zo’n zwetende man de kamer binnenkomt. Maar de heren kunnen het echt niet helpen…Het is aangeboren…” Boven deze tekst van de advertentie is een foto afgedrukt van Sjarbaini, zich in het zweet werkend in de sportschool.

Sjarbaini vordert, kort gezegd, een verbod, opgave en voorschot op schadevergoeding. De voorzieningenrechter veroordeelt Uniconsult om aan Sjarbaini € 5000 te voldoen. De overige vorderingen zijn wegens gebrek aan belang afgewezen.

Verbod:  De verbods- en opgave vorderingen wijst de voorzieningenrechter af. De mededelingen van Uniconsult dat zij de foto niet wederom zal gebruiken en dat het fotobureau, waar de foto vandaan komt, de foto zou hebben verwijderd uit haar databestand en dat alle foto’s en ander materiaal zou zijn vernietigd is voor de Voorzieningenrechter aanleiding om geen grond te zien voor de vrees van Sjarbaini dat Uniconsult zijn foto wederom zal gebruiken.

Voorschot schadevergoeding: De voorzieningenrechter wijst wel een voorschot op schadevergoeding toe. Uniconsult heeft de aansprakelijkheid van de materiele en immateriële die Sjarbaini ten gevolge van het plaatsen van de foto heeft geleden erkend, maar zij betwist de hoogte ervan. De voorzieningenrechter komt een voorschot van € 5.000,= op de vergoeding van immateriële schade als redelijk voor, in aanmerking nemend dat LEKKER DOEN! een oplage heeft van 2 miljoen. Het is aannemelijk dat het gebruik van de foto in de advertentie van Rexona in combinatie met de hiervoor genoemde tekst over zweten Sjarbaini onaangenaam heeft getroffen. Een voorschot op vergoeding van materiele schade wordt afgewezen vanwege onvoldoende onderbouwing.

Lees het vonnis hier.

IEF 1849

Zich vrij en onbespied wanen

Rechtbank Amsterdam, 29 maart 2006, LJN: AV7581. Prins Willem-Alexander, Prinses Maxima en Prinses Catharina-Amalia tegen De Telegraaf Tijdschriften Groep B.V.

Nederlandse versie van de Prinses Caroline uitspraak van het EHRM. Inbreuk op privacy en portretrecht, verbod voor de toekomst.

Onder de titel 'Amalia's zwempret in Porto Ercole’ publiceert de Privé foto’s van Willem-Alexander, Maxima en Prinses Amalia.  De begeleidende tekst suggereert onder andere 'dat Hare Majesteit eisers min of meer met dwang kwam ophalen om op tijd terug te zijn voor Prinsjesdag.'De Rechtbank wijst de vorderingen grotendeels toe.

Nu vaststaat dat de gewraakte foto’s zijn gemaakt zonder een daartoe strekkende opdracht van eisers en zonder hun toestemming, is op grond van artikel 21 Auteurswet openbaarmaking daarvan niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van eisers en Prinses Amalia zich tegen openbaarmaking verzet.

Onder het redelijk belang van artikel 21 Auteurswet valt de bescherming van de geportretteerde tegen inbreuken op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Indien een dergelijke inbreuk is gemaakt kan het antwoord op de vraag of die openbaarmaking jegens de geportretteerde ook onrechtmatig is, slechts worden gevonden door een afweging die, met inachtneming van alle bijzonderheden van het gegeven geval, ertoe strekt na te gaan welk recht zwaarder weegt: dat van de geportretteerde gevrijwaard te blijven van inbreuken op zijn persoonlijke levenssfeer of dat van degene die het portret gepubliceerd heeft op vrijheid van meningsuiting..

In het onderhavige geval zijn eisers en Prinses Amalia gefotografeerd terwijl zij zich hadden afgezonderd op een strand gelegen bij het vakantiehuis van de Koninklijke Familie. Zoals uit de foto’s blijkt waren zij daar op dat moment alleen. Daaruit moet worden afgeleid dat eisers de onmiskenbare bedoeling hadden zich op dat moment in de beslotenheid van het gezin af te zonderen. Onder die omstandigheden mochten eisers en Prinses Amalia zich vrij en onbespied wanen en hoefden zij er geen rekening mee te houden dat zij heimelijk met een telelens zouden worden gefotografeerd over een grote afstand (750 meter) en hoogte (50 meter).

Dat het geen privé-strand betreft doet hieraan niet af. Hierbij komt dat de gepubliceerde foto’s -zoals door gedaagden ook wordt erkend- geen bijdrage leveren aan het publiek debat. Volgens gedaagden hecht een groot deel van de Nederlandse bevolking er belang aan om geïnformeerd te worden over het wel en wee van de meest vooraanstaande burgers van ons land.

De bevrediging van de nieuwsgierigheid van de lezers van Privé kan echter niet als een rechtens te respecteren belang dienen die een rechtvaardiging kan opleveren voor een inbreuk als de onderhavige op de privacy van eisers en Prinses Amalia. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige foto’s onrechtmatig zijn jegens eisers en Prinses Amalia. De omstandigheid dat de taferelen op de foto’s op zichzelf onschuldig te noemen zijn -zij tonen slechts eisers en Prinses Amalia in badkleding- doet de belangenafweging niet anders uitvallen.

Nu ook de begeleidende tekst bij de foto’s, met betrekking tot het onderbreken van de vakantie van eisers voor de bruiloft van Prins Pieter-Christiaan, onbetwist onjuist is, is ook die tekst jegens eisers en Prinses Amalia onrechtmatig. De hieruit voortvloeiende beperking van de vrijheid van meningsuiting acht de rechtbank in een democratische samenleving gerechtvaardigd en noodzakelijk.

Ten aanzien van die schade hebben eisers aangevoerd dat de rechtbank de schade zou kunnen begroten op de voet van artikel 6:104 van het Burgerlijk Wetboek, derhalve op de winst die gedaagden met de gewraakte editie van Privé hebben behaald. Hiervoor ziet de rechtbank geen aanleiding, nu niet aannemelijk is geworden dat de verkoop van de editie van de Privé is beïnvloed door de plaatsing van de gewraakte publicatie. Wel zal de rechtbank een bedrag aan immateriële schade toekennen wegens de onrechtmatige inbreuk op het privé-leven van eisers en Prinses Amalia, welk bedrag de rechtbank begroot op € 1.000,= per persoon, derhalve in totaal op € 3.000,=.

De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder in aanmerking genomen enerzijds dat het om een brutale inbreuk op de privacy gaat, maar anderzijds dat de foto’s onschuldige vakantietaferelen tonen en dat van een negatieve teneur of strekking geen sprake is.

Gelet op de veelvuldige inbreuken die gedaagden de afgelopen jaren hebben gemaakt op het privé-leven van eisers (zie de procedures genoemd in rechtsoverweging 3.4.), acht de rechtbank plaats voor een verbod voor de toekomst.

Het verbod zoals gevorderd is echter te ruim geformuleerd, zoals gedaagden terecht aanvoeren. De rechtbank verbiedt gedaagden voor een periode van twee jaren inbreuken te maken op het recht van eisers en Prinses Amalia op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer door het zonder toestemming openbaar maken en/of verveelvoudigen van hun portretten, indien en voorzover die openbaarmaking en/of verveelvoudiging niet voortspruit uit het publieke functioneren van eisers, waarbij het volgens de rechtspraak is toegestaan beeldopnamen te maken en die te publiceren, een en ander behoudens indien sprake is van een maatschappelijk relevante privé-aangelegenheid en de publicatie daarover op rechtmatige wijze een bijdrage levert aan een publiek debat over een kwestie van algemeen belang,

De enkele bevrediging van de nieuwsgierigheid van het publiek kan niet gelden als een legitieme reden voor een inbreuk op het privé-leven van eisers en Prinses Amalia. Ook de uit dit verbod voortvloeiende beperking van de vrijheid van meningsuiting acht de rechtbank in een democratische samenleving gerechtvaardigd en noodzakelijk. Gedaagden worden door dit verbod -anders dan zij menen- niet benadeeld ten opzichte van de overige media. Zij kunnen zich immers richten naar de Mediacode van het Koninklijk Huis, hetgeen -naar eisers onweersproken hebben gesteld- alle overige media ook doen.

Lees het vonnis hier.

IEF 1795

En voor in het weekend

Verse en minder verse rechtspraak (Met dank aan het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage):

1- Gerechtshof 's-Gravenhage, 10 oktober 2003, LJN: AS4824, BK-00/00153. Loonbelasting. Navordering. Vergoeding voor populariteits- en portretrechten van profvoetballers behoort tot het loon. Boete wegens opzet (hier).

2 - Gerechtshof  ‘s-Gravenhage, 23 februari 2006, Ipko-amcor tegen Marie-Claire Album S.A. Merkenrecht (hier).

3 - Gerechtshof  ’s-Gravenhage, 22 december 2005, Bond van medewerkers in het Notariaat tegen Monkey-IT V.O.F. Handelsnaamrecht, domeinnaam denotarisklerk.nl (hier).

4 - Gerechtshof  ’s-Gravenhage, 23 februari 2006, Bond van medewerkers in het Notariaat tegen Monkey-IT V.O.F. Handelsnaamrecht, domeinnaam denotarisklerk.nl (hier).

5 - Gerechtshof  ’s-Gravenhage, 17 november 2005, Suriname Alcoholic Beverages tegen Bharat B.P.L. & Son V.O.F. Merkenrecht(hier).

- Gerechtshof  ’s-Gravenhage, 26 januari 2006, Suriname Alcoholic Beverages tegen Bharat B.P.L. & Son V.O.F Merkenrecht(hier).

7 -Gerechtshof ’s-Gravenhage, 23 februari 2006, 04/1096. Glaxo Group Ltd c.s. tegen Asklepios V.O.F. c.s. Merkenrecht, parallelhandel geneesmiddelen. Lees het arrest hier.

8 -Rechtbank Rotterdam, 8 maart 2006, LJN: AV5289. Haw Par Corporation Limited c.s. Tegen Flying Peacock Baynath B.V. c.s.  Merkenrecht, Geen sprake van verwording tot soortnaam en/of verlies van onderscheidend vermogen. Lees het vonnis hier

IEF 1654

Een geur van kwakzalverij

Rechtbank Almelo,  8 februari 2006, LJN: AV1674. Eiser tegen Dagblad Tubantia. Rechtmatige publicatie over en geen portrechtrecht voor publiciteitzoekende wonderdokter. Hoog 'Radar' en 'Kassa' gehalte.

Eiser verwijt Tubantia en dat twee gepubliceerde artikelen met foto onnodig tendentieus en negatief zijn en feitelijk onjuist. Door beide partijen wordt gewezen op verschillende publicaties van en over Eiser waarin met veel nadruk door Eiser en zijn volgelingen wordt gesteld dat hij een wetenschappelijke doorbraak tot stand heeft gebracht, te weten de ontdekking dat het mogelijk is kanker met behulp van natuurgeneeswijzen die geen bijwerkingen hebben onder controle te krijgen.

Volgens de rechtbank schuwt Eiser grote woorden niet en roept verder het beeld op van een mondiale samenzwering van het farmaceutisch kartel en de medische wereld tegen de baanbrekende ontdekker van een therapie die de mensheid verlost van kwaadaardige ziekten. Eiser is kennelijk een gedreven man die zich door zijn nogal schelle publiciteit en de reacties daarop tot een publieke figuur heeft gemaakt. Zijn cellulaire geneeskunde plus de door hem beweerde wetenschappelijke doorbraak zijn echter sterk omstreden geven een geur van kwakzalverij af. Zijn stellingen zijn zo boud en worden met zoveel aplomb, zelfs agressiviteit, gebracht dat dat alleen al een kritische en relativerende benadering rechtvaardigt.

De rechtbank acht de verwijten van Eiser dan ook ongegrond. "De artikelen bevatten geen onvertogen woord en zijn ook niet feitelijk onjuist. De toonzetting is ingehouden kritisch, maar dat mag gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor over Eiser en zijn omstreden pretenties heeft vastgesteld. (...) Het is legitiem, immers in het algemeen belang, om zich kritisch over kwakzalverij uit te laten."

Portretrecht verweer faalt eveneens. "Eiser maakt ten onrechte bezwaar tegen het opnemen van zijn portret bij het artikel op de binnenpagina. De foto is een geposeerd portret en een vroegere opname, kennelijk met zijn toestemming door of voor Tubantia gemaakt. De rechtbank acht Eiser een publieke figuur. De plaatsing van een portret van een publieke figuur bij een artikel dat weliswaar kritisch is, maar niet in strijd met de normen die in het maatschappelijk verkeer gelden, acht de rechtbank niet onrechtmatig." Lees het vonnis hier. Lees 'Rath verliest rechtszaak tegen TC Tubantia' hier.

IEF 1630

Poortretrecht

Rechtbank Zwolle, 9 november 2005,  LJN: AV1564. Diverse eisers en Stichting Exploitatie Sassenpoort tegen Gedaagde. Zaak doet een beetje denken aan de inmiddels veelbesproken portretrecht op panden-zaak (zie hier).

In het geding is aan de orde de vraag of gedaagde op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".

De Sassenpoort, gelegen aan de Sassenstraat 53 te Zwolle, is een markante middeleeuwse stadspoort, eigendom van de Dienst Domeinen. Gedaagde heeft tijdelijk samengewerkt met een van de eisers en heeft in het kader daarvan ook zijn intrek in de Sassenpoort genomen. Inmiddels is aan samenwerking en onderhuur een einde gekomen, maar gedaagde gebruikt wel een reklamebrochure met een (gestileerde) afbeelding van de Sassenpoort, die is geplaatst tussen de woorden Loonschade en advies. Onder de afbeelding van de Sassenpoort is vermeld "Zwolle" Daaronder is, in cursief, vermeld: "loonschade, letselschade, verzekeringen".

In dit geding is aan de orde de vraag of gedaagde op enige grond kan worden geboden zich in zakelijke uitingen niet langer te bedienen van een afbeelding van de Sassenpoort of van het begrip "letselschade".

Vooropgesteld dient te worden dat de afbeelding van de Sassenpoort niet als BMW-merkteken is gedeponeerd door een der eisers (zo dit al mogelijk zou zijn). Evenmin valt het gebruik van het begrip "letselschade" onder bescherming van de handelsregisterwet. Eisers hebben dan ook terecht geen beroep gedaan op bepalingen uit de Benelux Merkenwet of de handelsregisterwet. De vraag die derhalve voorligt is of gedaagde overigens onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers.. Bij een bevestigend antwoord op deze vraag, zouden de gevraagde vorderingen immers voor toewijzing gereed kunnen liggen.

Niet valt in te zien dat de stichting en eiser sub 3 rechtstreeks in hun eigen belangen zijn geschaad. Dat zij in hun onderscheidenlijke hoedanigheden van huurder en van bestuurder van die huurder (en dus geen van beide als eigenaar), in hun eigen belangen worden getroffen indien een onderhuurder mogelijk schade lijdt door een beweerde onrechtmatige daad, is niet aannemelijk geworden. Dat zij op andere gronden een rechtens te respecteren belang hebben bij staking van het gebruik van de afbeelding door gedaagde is evenmin gebleken. Reeds om die reden dienen de vorderingen, voor zover zij tegen hen zijn ingesteld, te worden afgewezen.

Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat evenmin ten aanzien van eiser sub 1 onrechtmatig is gehandeld. Daarbij geldt als uitgangspunt dat in het handelsverkeer concurrentie regel is en dat allen wanneer de grenzen van het betamelijke worden overschreden, sprake zou kunnen zijn van onrechtmatigheid. Partijen hebben een en ruime marge om elkaar concurrentie aan te doen.

In het onderhavige geval brengt het gebruik van en afbeelding van een zo algemeen beeld van de Sassenpoort, hoezeer ook kenmerkend voor de stad Zwolle, niet mede dat elke ander die van een afbeelding van dit monument gebruik maakt, grensoverschrijdend handelt. In casu handelt gedaagde dan ook niet onrechtmatig door gebruik te maken van de afbeelding van de Sassenpoort (teneinde, naar hij onweersproken heeft gesteld, zijn cliënten en relaties erop te wijzen dat hij een Zwols bedrijf is) wetende dat in de Sassenpoort een letselschadebureau is gevestigd, ook niet in combinatie met het gebruik van het begrip "letselschade".

Dit wordt niet anders door de wijze waarop eiser sub 1 zich in het zakelijk verkeer manifesteert. Een afbeelding van de Sassenpoort maakt geen onderdeel uit van de door hem gehanteerde huisstijl. Zo kent zijn briefpapier die afbeelding niet. De door hem in het geding gebrachte print van zijn website bevat weliswaar de afbeelding, maar het betreft hier in de eerste plaats een plaatsaanduiding of routebeschrijving, en niet een gebruik van de afbeelding met het doel zich van andere ondernemingen te onderscheiden. Verwarring is dan ook niet in een zodanige mate te duchten dat het gebruik van de afbeelding door gedaagde als onrechtmatig heeft te gelden.

Ook in de samenwerkingsovereenkomst kan geen grondslag voor de vorderingen worden gevonden. In de overeenkomst valt voor gedaagde geen verplichting te ontwaren die erop neerkomt dat hij zich na beëindiging van de overeenkomst niet langer van het begrip "letselschade" mag bedienen. De litigieuze bepaling heeft veeleer de strekking dat gedaagde (gedurende de samenwerking) op het briefpapier eveneens het begrip "letselschade" zou vermelden teneinde mogelijke letselschadegevallen door te spelen aan eiser sub 1. Een verbod om ná beëindiging van de samenwerking zich te bedienen van het begrip "letselschade", kan daarin niet worden gelezen.

Uit de samenwerkingsovereenkomst valt voor gedaagde al helemaal niet een verplichting af te leiden dat hij zich van gebruik van de afbeelding van de Sassenpoort (na beëindiging van) de overeenkomst dient te onthouden. Lees het vonnis hier.

IEF 1489

Diffamerende effect

Rechtbank Amsterdam, 13 december 2005, LJN: AU9606. Eiser tegen de TROS / Opgelicht. Acteur wil liever niet in beeld.

Eiser vordert, kort gezegd, de Tros te veroordelen om in het programma Opgelicht het portret van eiser niet te tonen dan wel op zodanige wijze dat de onherkenbaarheid is gegarandeerd en de naam eiser in het programma niet te noemen behoudens indien dat geschiedt met de initialen S.B., alles op straffe van een dwangsom. Eiser stelt hiertoe dat hij een redelijk belang als bedoeld in artikel 21 van de Auteurswet heeft om zich tegen openbaarmaking van zijn portret te verzetten, omdat hij als acteur niet herkenbaar in beeld wenst te komen betreffende zaken die in het verleden in de publiciteit hebben gespeeld.

De Tros heeft verklaard dat zij in het programma Opgelicht van 13 december 2005 bepaalde feiten over het betalingsgedrag van eiser aan de orde wil stellen en dat zij daaruit de conclusie wil trekken dat er een patroon van oplichting in zit. Voorts wil zij mensen tegen eiser waarschuwen. Eiser ontkent niet dat hij schulden heeft gemaakt, zowel in het verleden als ook nog in dit jaar, maar ontkent wel dat er sprake is van een bepaald patroon en dat hij de opzet heeft mensen op te lichten.

De vrijheid van meningsuiting van de Tros brengt mee dat zij op basis van bepaalde feiten conclusies mag trekken, mits zij hierbij de nodige zorgvuldigheid betracht. De door haar in het onderhavige geval te trekken conclusies zijn niet van elke grondslag ontbloot. Voorstelbaar is dat de Tros een bepaald patroon in de handelingen van eiser ziet. Eiser ontkent de door de Tros gestelde feiten niet, wel de door haar daaraan verbonden conclusies. Nu de Tros ter zitting wederom de mogelijkheid aan eiser heeft gegeven om een weerwoord in het programma naar voren te brengen, kan voorshands niet gezegd worden dat zij niet de nodige zorgvuldigheid heeft betracht en het programma, zoals ter zitting door de Tros is toegelicht, onrechtmatig is jegens eiser.

Verder heeft eiser een beroep gedaan op zijn portretrecht. In beginsel mag de Tros het portret van eiser tonen, tenzij een redelijk belang van eiser zich tegen de openbaarmaking verzet. eiser heeft een dergelijk belang, gezien het diffamerende effect dat van het tonen van zijn foto in het programma Opgelicht uitgaat. Het tonen van de foto is derhalve in beginsel in strijd met artikel 21 van de Auteurswet, tenzij het belang van de Tros zwaarder weegt.

De Tros heeft aangevoerd dat zij in het programma, dat misstanden zoals oplichting aan de kaak stelt, een waarschuwing jegens eiser wil doen uitgaan. Nu, zoals hiervoor overwogen, de waarschuwing niet van elke grondslag is ontbloot, heeft de Tros belang bij het op de een of andere manier bekend maken van de identiteit van eiser. Door dat te doen met een portret en de aanduiding eiser dient de Tros dit belang op een niet onredelijke wijze. De belangenafweging valt daarom uit in het voordeel van de Tros.

Onder de gegeven omstandigheden kan niet gesproken worden van een dusdanige inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van eiser, dat dit een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting van de Tros rechtvaardigt.  De vorderingen worden dan ook afgewezen. Lees het vonnis hier.