'Louche' in cartoon niet onnodig grievende aanduiding
Hof 's-Hertogenbosch 14 juli 2015, IEF 15112; ECLI:NL:GHSHE:2015:2624 (Cartoon louche advocaat)Mediarecht. Onrechtmatige publicaties. In kort geding [IEF 14330] werd een rectificatie bevolen omdat het onrechtmatig is om advocaat in cartoon als louche aan te duiden. Het hof vernietigt het vonnis, en wijst de rectificatie en de daaraan verbonden dwangsom In hoger beroep af. In het licht van de aard, context en strekking van de cartoon en geïntimeerde als publieke persoon, is 'louche' geen onnodig grievende aanduiding. 'Voor alle duidelijkheid overweegt het hof, dat dit niet betekent dat het hof van oordeel is dat [geïntimeerde] een louche advocaat is.' Geïntimeerde zoekt zelf publiciteit op en dient zich meer te laten welgevallen dan de gemiddelde persoon. Daarbij schuwt hij ferme bewoordingen niet. Vrijheid van meningsuiting prevaleert en er is niet onrechtmatig gehandeld door de cartoonist.
3.5.2. De voorzieningenrechter heeft, kort samengevat, onder meer het volgende overwogen. Een cartoon kenmerkt zich daardoor dat een mening wordt geuit door middel van artistieke expressie (een tekening), waarvan satire, spot, ironie, overdrijving en verdraaiing van de werkelijkheid wezenlijke bestanddelen vormen en die is bedoeld om te provoceren en te stoken. Een cartoon valt in beginsel onder het recht op vrije meningsuiting. Voor een cartoon gelden ruimere grenzen dan voor meningsuitingen met een zuiver serieus karakter. In het algemeen moet een cartoon zo worden geïnterpreteerd zoals deze door een gemiddelde lezer in redelijkheid kan worden uitgelegd. De door [appellant] gestelde interpretatie van de cartoon, die verwijst naar een aangifte van smaad en laster door een derde tegen [geïntimeerde], is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet direct uit de cartoon te begrijpen. Ook de ter zitting gegeven toelichting rechtvaardigt niet om [geïntimeerde] te omschrijven als een louche advocaat, aldus de voorzieningenrechter. Het waardeoordeel van [appellant] over [geïntimeerde] dient van een voldoende feitelijke onderbouwing te worden voorzien, hetgeen niet het geval is. De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de cartoon niet wordt beschermd door het recht op vrije meningsuiting en als onrechtmatig moet worden beschouwd.
3.12. Gelet op de stellingen van partijen en onder verwijzing naar 3.8.1. en 3.8.2., acht het hof met name de volgende omstandigheden relevant:
- de aard, context en strekking van de cartoon (3.13.1.)
- de vraag of de aanduiding ‘louche advocaat’ een feitelijke bewering is of een waardeoordeel (3.13.1.)
- de ernst van de gebruikte bewoordingen (3.13.2.)
- de verhouding van de cartoon tot het beschikbare feitenmateriaal (3.13.3.)
- de vraag of [geïntimeerde] een publiek figuur is en/of op welk terrein en op welke wijze hij zelf de publiciteit zoekt (3.13.4.)
- de ernst van de te verwachten gevolgen van de publicatie (3.13.5.)
- het herhaalde karakter (3.13.6.).
3.13.2 Tussen partijen staat vast dat de betekenis van het woord louche is: ‘onguur, verdacht’. Louche heeft dus weliswaar een negatieve betekenis maar het is bijvoorbeeld geen strafrechtelijk begrip. In het licht van de overwegingen in 3.13.1. (aard, context en strekking van de cartoon) en verderop in 3.13.4 ([geïntimeerde] als publieke persoon), gaat het hier naar het oordeel van het hof niet om een onnodig grievende aanduiding.
3.13.4. [geïntimeerde] dient zich meer te laten welgevallen dan de gemiddelde persoon, aangezien hij een persoon is die ook zelf de publiciteit zoekt en wel in die mate dat hij inmiddels als publiek persoon aangemerkt kan worden. Daarbij schuwt hij ferme bewoordingen niet.
Zo heeft hij publiekelijk grenzen overschreden en is hij civielrechtelijk veroordeeld toen hij een derde (c.q. voormalig cliënt) heeft aangeduid als ‘addergebroed’.
Ook heeft hij zich na publicatie van de cartoon in weinig subtiele bewoordingen uitgelaten over [appellant]. In een publicatie op de website van L1 (prod. 12 bij pleitnota van [appellant] in eerste aanleg) is vermeld dat [geïntimeerde] [appellant] heeft aangeduid als ‘prutser, een rat die tekeningen maakt voor dat gedrukt vodje voor simpele types’.
[geïntimeerde] heeft daarnaast publiekelijk aan ‘mensen die een beetje leuk wonen’ geadviseerd een pistool te kopen, om zich te wapenen tegen overvallers (prod. 5 en 9 bij pleitnota van [appellant] in eerste aanleg).
3.13.6. Tussen partijen is niet in geschil, dat [appellant] [geïntimeerde] ook al in 2012 in cartoons heeft aangeduid als ‘louche’. De eventuele onrechtmatigheid van die eerdere uitingen ligt in dit geding niet ter beoordeling voor en bovendien heeft [geïntimeerde] hierover ook onvoldoende aangevoerd. Vaststaat wel dat het in 2012 ging om een andere, op dat moment actuele context. De onderhavige uiting uit oktober 2014 heeft betrekking op de actualiteit van het verschijnen van het boek over [geïntimeerde] en de publiciteit daaromheen. In zoverre is er dan ook geen sprake van ‘hetzelfde grapje’, zoals door [geïntimeerde] in hoger beroep bepleit. Gelet hierop acht het hof het herhaalde karakter van de uiting niet een omstandigheid die enig relevant gewicht in de schaal legt ten nadele van [appellant].
3.14. Al bovenstaande omstandigheden afwegend, komt het hof tot het oordeel dat de vrijheid van meningsuiting van [appellant] het zwaarste weegt en dat [appellant] niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde]. Derhalve is er geen plaats voor de door [geïntimeerde] gevorderde rectificatie.
Op andere blogs:
Advocatie
Dirkzwager
Hoogenraad & Haak
Mediarecht. Na de uitzendingen van KRO Brandpunt Reporter over de incidenten met brandstoftekort bij Ryanair (2012), en over de bedrijfscultuur (2013), worden op de website nieuwe uitzending aangekondigd met de kop "Piloten Ryanair luiden noodklok over veiligheid" en "Ryanair piloten vliegen ook als ze ziek zijn". Het hoofd communicatie heeft per e-mail gereageerd op de aantijgingen. De uitzendingen met anonieme verklaringen en door KRO verrichte eigen onderzoek zijn niet onrechtmatig. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep [IEF 13761].
Geen onrechtmatige publicatie. Gedaagde is auteur van het boek met de titel “Rotterdamse Penoze” met als subtitel “over kruimeldieven en keiharde killers”. Just Publishers is de uitgever van dit boek. Eiseres heeft over de schietpartij een interview gegeven aan een journalist van de Nieuwe Revu. In de nieuwspublicatie wordt zij met haar voor- en achternaam vermeld. Gestelde inbreuk op persoonlijke levenssfeer (uitsluitend) door vermelding van volledige naam is niet aannemelijk en de gestelde onrechtmatigheid van de publicatie is daardoor evenmin aannemelijk.
Mediarecht. Rechtspraak.nl: Verklaring voor recht dat NTR met de uitzending ‘
Onrechtmatige publicatie. FNV heeft uitlatingen onder andere in verband met urenregistratie en misbruik van 15-jarigen bij supermarkt onvoldoende hard kunnen maken. Enig direct bewijs waaruit blijkt dat tijdens verschillende bijeenkomsten met het personeel is medegedeeld dat 15-jarigen zware werkzaamheden moeten uitvoeren, die wettelijk niet mogen, is niet overgelegd. Verbod verdere openbaarmaking. Daarbij weegt mee dat FNV suggestieve, strafrechtelijke getinte bewoordingen heeft gebruikt, zoals “misbruikt”, “sjoemelt” en “steelt”. Toewijzing
Onrechtmatige publicatie. Tijdens een bespreking bij gedaagden thuis heeft dochter, een door haar geschreven brief voorgelezen waarin de aanwezige eiser vermeend verkrachter is. Eiser vordert (1) een rectificerende concepttekst ter goedkeuring voor te leggen, waarin in ieder geval vermeld wordt waar de verdenking vandaan komt en dat het slechts om herinneringen gaat die middels reïncarnatietherapie naar boven zijn gekomen en niet om vaststaande feiten; (2) deze te verzenden naar een ieder die zij over de vermeende verkrachting van dochter hebben benaderd en/of geïnformeerd en (3) excuses aan te bieden. Dat het verhaal de ronde doet in de woonplaats is mogelijk mede het gevolg van de omstandigheid dat partijen samenleven in een hechte dorpsgemeenschap, waar men elkaar kent en verhalen aan elkaar doorvertelt. Dit kan echter niet zonder meer aan gedaagden worden toegerekend. Vorderingen worden afgewezen.
Onrechtmatige publicatie. Op een website van de Stichting [minderjarige] wordt het verhaal verteld van een minderjarige middels een logboek en oproep tot het ondertekenen van een petitie. Het in de context van mishandeling en seksueel misbruik plaatsen van teksten, afbeeldingen en tekeningen van de hand van het kind vormt een grove inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Vader (pro se en als vertegenwoordiger van minderjarige) vordert met succes de veroordeling van gedaagden om, binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, zorg te dragen voor de verwijdering van een website van tekstmateriaal en al het foto-, video- en overig beeldmateriaal (tekeningen) waarin de naam van persoon voorkomt en/of waarmee direct dan wel indirect verwezen wordt naar de persoon.
Mediarecht. Onrechtmatige publicatie. Het vermelden van de namen van bankmedewerkers in het boek "De Verpanding", over de handelswijze van die bank, is onrechtmatig. Rabobank wil geen algeheel verbod op het boek en is er niet op uit om haar criticasters het zwijgen op te leggen. Rabobank kan zich ook niet vinden in de overige inhoud van het boek, maar zij heeft zich met haar vorderingen daar niet tegen gericht. Het oordeel van de voorzieningenrechter gaat daarom uitsluitend over de rechtmatigheid van het vermelden van de persoonsgegevens van de medewerkers. Verspreiding van het boek in de huidige versie (met namen) moet worden gestaakt en in de reeds uitgegeven boeken moet de namen onherkenbaar / onleesbaar worden gemaakt, of die boeken moeten worden vernietigd.
Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg,