Merkenrecht  

IEF 19785

Merkdepots te kwader trouw door ex-werknemer

Hof Arnhem-Leeuwarden 23 feb 2021, IEF 19785; ECLI:NL:GHARL:2021:1766 (Ex-werknemer tegen Dry Works Holding), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/merkdepots-te-kwader-trouw-door-ex-werknemer

Hof Arnhem-Leeuwarden 23 februari 2021, IEF 19785; ECLI:NL:GHARL:2021:1766 (Ex-werknemer tegen Dry Works Holding) In deze zaak gaat het allereerst om de vraag of appellant, een ex-werknemer van Dry Works Holding, toen hij de merkdepots Aquapress en Dry Works verrichtte te kwader trouw was. Het hof beantwoordt deze vraag, net als de rechtbank, bevestigend. Als ex-werknemer van het voormalige Dry Works Nederland wist hij dat de merken Aquapress en Dry Works binnen de groep van Dry Works ondernemingen nog steeds werden gebruikt. De tweede vraag is of appellant inbreuk maakt op de merken van Dry Works Holding. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord, de daarop gebaseerde vorderingen worden afgewezen.

IEF 19738

Ingezonden door Ernst-Jan Louwers, Louwers IP|Technology Advocaten.

Oud motorfietsmerk EYSINK doorgehaald wegens non usus

BBIE 25 jan 2021, IEF 19738; (Eysing Group tegen verweerder), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/oud-motorfietsmerk-eysink-doorgehaald-wegens-non-usus

BBIE 25 januari 2021, IEF 19738; Doorhalingsbeslissing 3000143 (Eysing Group tegen verweerder) Op 25 januari 2021 heeft het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom de inschrijving van het merk EYSINK onder nummer 927005 doorgehaald wegens niet-gebruik (“non usus”). Verval was ingeroepen op basis van artikel 2.27 lid 2 BVIE en artikel 2.23bis BVIE. Het verzoek tot doorhaling was ingediend door het bedrijf Eysing Group B.V. dat onder het merk EYSING elektrische e-mopeds op de markt brengt met retrodesign van een motorfiets. Het merk EYSINK was volgens verzoeker al niet meer (normaal) gebruikt sinds 1977, en in ieder geval in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het doorhalingsverzoek. De door verweerder aangedragen stukken leverden naar het oordeel van verzoeker geen gebruik en ‘normaal gebruik’ op.

IEF 19733

Uitspraak ingezonden door Jesper Vrielink, Rijksuniversiteit Groningen.

HvJ EU beantwoordt prejudiciële vragen beoordelingsdatum vervallenverklaring

HvJ EU 17 dec 2020, IEF 19733; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hvj-eu-beantwoordt-prejudici-le-vragen-beoordelingsdatum-vervallenverklaring

HvJ EU 17 december 2020, IEF 19733, IEFbe 3178; ECLI:EU:C:2020:1044 (Husqvarna tegen Lidl E-Commerce) [Vervolg op IEF 18791]. Het Bundesgerichtshof van Duitsland heeft aan het HvJ EU vragen gesteld inzake de uitleg van artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 betreffende de berekening van de periode van niet-gebruik van een merk. Duits recht bepaalt dat bij de berekening van de periode van gebruik van vijf jaar het tijdstip van instelling van de (reconventionele) vordering als uitgangspunt dient. Eindigt de periode van vijf jaar van niet-gebruik echter pas na instelling van deze vordering, dan moet worden uitgegaan van het tijdstip van de sluiting van de pleitzitting. Geoordeeld wordt dat artikel 51, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 zich ertegen verzet dat het tijdstip van de sluiting van pleitzitting in aanmerking moet worden genomen als beoordelingsdatum, omdat die keuze zou stroken met de doelstelling om merken alleen te beschermen wanneer zij daadwerkelijk worden gebruikt en met de doelstelling van doeltreffendheid van de procedures. Het tijdstip dat de (reconventionele) vordering is ingesteld, dient dus in aanmerking te moeten worden genomen om vast te stellen of de in die bepaling bedoelde ononderbroken periode van vijf jaar is verstreken.

IEF 19731

Rechtbank verklaart zich onbevoegd

Rechtbank Noord-Nederland 8 jul 2020, IEF 19731; ECLI:NL:RBNNE:2020:2398 (MSAR tegen Beheer), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/rechtbank-verklaart-zich-onbevoegd

Rechtbank Noord-Nederland 8 juli 2020, IEF 19731; ECLI:NL:RBNNE:2020:2398 (MSAR tegen Beheer) Bevoegdheidsincident. MSAR stelt dat D c.s. inbreuk maakt op de intellectuele eigendomsrechten die verband houden met het teken 'D' en haar eer en goede naam en dat D het Beneluxmerk en de Uniemerkaanvraag voor het woordmerk 'D' te kwader trouw heeft gedeponeerd. D c.s. vordert onder meer dat alle intellectuele eigendomsrechten van de naam en het teken 'D' berusten bij A Beheer en C Beheer en dat MSAR inbreuk heeft gemaakt op dit recht alsmede om de doorhaling te bevelen van de inbreukmakende merken van MSAR.

IEF 19711

Geen gevaar voor verwarring tussen HALLOUMI en BBQLOUMI

Gerecht EU (voorheen GvEA) 20 jan 2021, IEF 19711; (Halloumi tegen Bbqloumi), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-gevaar-voor-verwarring-tussen-halloumi-en-bbqloumi

Gerecht EU 20 januari 2021, IEF 19711; IEFbe 3172; T-328/17 (Halloumi tegen Bbqloumi) Persbericht. Het Gerecht bevestigt dat er geen gevaar voor verwarring bestaat tussen het collectieve merk HALLOUMI, voorbehouden aan de leden van een Cypriotische vereniging voor de bescherming van de traditionele kaas van Cyprus, en het teken 'BBQLOUMI' dat dient om de producten van een Bulgaars bedrijf aan te duiden.

IEF 19710

Geen spoedeisend belang

8 jan 2021, IEF 19710; ECLI:NL:RBOBR:2021:167 (PK tegen Vemedia), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-spoedeisend-belang

Vzr. Rechtbank Oost-Brabant 8 januari 2021, IEF 19710, LS&R 1902 ; ECLI:NL:RBOBR:2021:167 ( PK tegen Vemedia) Kort geding. Vemedia is een onderneming op het gebied van zelfzorggeneesmiddelen en gezondheidsproducten. PK c.s. maken onderdeel uit van een Zwitsers concern dat zich richt op de verkoop van OTC producten, zelfzorgmiddelen die zonder recept te verkrijgen zijn in drogisterijen, apotheken en supermarkten. PK Holdline is houdster van een groot aantal merken, waaronder Unie- en Beneluxwoord en -beeldmerk LUCOVITAAL. PK cs stellen onder meer dat Vemedia inbreuk maakt op haar merkrechten en willen Vemedia verbieden gebruik te maken van de tekens "Leefvitaal" dan wel andere tekens die overeenstemmen met de merken voor de waren en diensten waarvoor de merken zijn ingeschreven. De vorderingen van PK c.s. worden bij gebreke van een voldoende spoedeisend belang afgewezen. Een oordeel van de bodemrechter kan op afzienbare termijn worden verwacht.

IEF 19706

Prejudiciële vragen Hoge Raad begrip 'ouder recht'

Hoge Raad 15 jan 2021, IEF 19706; ECLI:NL:HR:2021:42 (B.V. tegen V.O.F. Classic Coach Company ), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/prejudici-le-vragen-hoge-raad-begrip-ouder-recht

HR 15 januari 2021, IEF 19706; ECLI:NL:HR:2021:42 (B.V. tegen V.O.F. Classic Coach Company) [Vervolg op IEF 18884]. Van 1968 tot 1977 zijn twee broers vennoten geweest van een te Amersfoort gevestigde vennootschap onder firma die een touringcarbedrijf dreef onder de naam “Reis- en Touringcarbedrijf Amersfoort’s Bloei 1968”. In 1975 heeft één van de broers de besloten vennootschap, eiseres in deze zaak, opgericht. Eiseres is gevestigd te Duivendrecht, drijft eveneens een touringcarbedrijf en is in 1977 uit Amersfoort’s Bloei 1968 getreden. Na het overlijden van de andere broer is het bedrijf van Amersfoort’s Bloei voortgezet door twee zoons onder de naam “V.O.F. Classic Coach Company” (CCC), dat vanaf 2006 is gevestigd te Almere. Eiseres is houdster van het op 15 januari 2008 gedeponeerde Benelux- woordmerk, ingeschreven onder meer voor diensten in klasse 39, waaronder diensten van een touringcarbedrijf.

IEF 19704

Profiteren van verkoopdebiet niet onrechtmatig

Hof Den Haag 15 dec 2021, IEF 19704; ECLI:NL:GHDHA:2020:2473 (X tegen Y), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/profiteren-van-verkoopdebiet-niet-onrechtmatig

Hof Den Haag 15 december 2020, IEF 19704; ECLI:NL:GHDHA:2020:2473 (X tegen Y) Appellante exploiteert een kledingwinkel in Rotterdam. In de winkel wordt kleding aangeboden van verschillende merken uit het hogere segment. Vanaf 2011 verkocht ook herenkleding van het merk van geïntimeerde, gevestigd in Zwitserland. In december 2014 heeft appellante vernomen dat geïntimeerde geen nieuwe orders meer zal accepteren. Appellante heeft geïntimeerde daarop gedagvaard en gevorderd dat geïntimeerde zal worden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding tot een bedrag van € 515.076,-. Ten grondslag aan de vordering stelt appellante dat geïntimeerde zonder aankondiging en zonder een gegronde reden de distributieovereenkomst heeft beëindigd. In eerste aanleg stel appellante hierdoor schade te hebben geleden, aangezien zij veel geld en energie heeft geïnvesteerd in het promoten van de kleding van het merk van geïntimeerde. Geïntimeerde stelt dat de relatie rechtsgeldig is opgezegd. Geoordeeld wordt dat het geïntimeerde vrij stond om geen nieuwe koopovereenkomsten te sluiten, dit is op zichzelf niet onrechtmatig. Dat geïntimeerde mogelijk profijt heeft gehad van het door appellante opgebouwde verkoopdebiet kan het gevolg zijn van één en ander, maar is daarmee  evenmin onrechtmatig. 

IEF 19702

Terugwerkende kracht herziening

Hof Den Haag 22 dec 2020, IEF 19702; ECLI:NL:GHDHA:2020:2543 (Audi Aktiengeschellschaft tegen Vof), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/terugwerkende-kracht-herziening

Hof Den Haag 22 december 2020, IEF 19702; ECLI:NL:GHDHA:2020:2543 (Audi Aktiengeschellschaft tegen Vof) De vof drijft een detailhandel in auto-onderdelen. Audi is houder van de beeldmerken ingeschreven bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, onder meer voor waren in klasse 12. Op 3 april 2019 heeft de Douane een kennisgeving gezonden aan Audi, waarin melding wordt gemaakt van het aantreffen van logo's van het merk Audi. Daarop heeft Audi op 17 mei 2019 de voorzieningenrechter te Rotterdam verzocht de vof te bevelen om de inbreuk op de merkrechten te staken, op grond van de artikelen 9 lid 2 sub a en/of sub c Uniemerkenverordening (UMVo). De vof heeft aangevoerd dat de ex parte-rechter niet bevoegd was tot het geven van een Europawijde voorziening, dat de handelswijze van Audi niet proportioneel dan wel subisdiair was en dat er geen sprake was van inbreuk op de beeldmerken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de exclusieve bevoegdheid van de rechtbank Den Haag onverlet laat dat andere rechtbanken voorlopige maatregelen mogen nemen ten aanzien van Uniemerken, voor zover beperkt tot Nederland. Verder werd geoordeeld dat niet is voldaan aan de eisen voor een toewijzing van een voorlopig inbreukverbod op de voet van artikel 1019e Rv. In hoger beroep slagen de preliminaire verweren van de vof niet. Verder blijft het bestreden vonnis in stand, het hof ziet geen reden, waarom de herziening geen terugwerkende kracht zou hebben. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat geen van de door Audi aangevoerde grieven slagen.

IEF 19700

Uitspraak ingezonden door Margot van Gerwen en Maarten Rijks, Taylor Wessing.

Geen slaafse nabootsing Dr. Martensboot

Rechtbank Rotterdam 12 jan 2021, IEF 19700; (Airwair tegen Van Haren), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/geen-slaafse-nabootsing-dr-martensboot

Rechtbank Rotterdam 12 januari 2021, IEF 19700; ECLI:NL:RBROT:2021:152 (Airwair tegen Van Haren) Kort geding. Airwair is de wereldwijde exclusieve licentienemer van het merk Dr. Martens en de exclusieve producent van schoenen die onder dit merk op de markt worden gebracht. Eén van die schoenen is de 1460 boot. Van Haren is een schoenenretailer en verkoopt schoeisel dat aldus Airwair een verwarrende gelijkenis vertoont met haar ontwerpen. Zonder overige inbreuken uit te stuiten, wenst Airwair zich in dit geding te beperken tot de bescherming van één van haar ontwerpen — de 1460 boot — tegen slaafse nabootsing. De vorderingen van Airwair worden afgewezen. Het kan zijn dat de 1460 boot in het verleden een eigen gezicht op de markt had, maar aannemelijk is dat dit eigen gezicht, gelet op de grote hoeveelheid (op het eerste gezicht) vergelijkbare schoenen, inmiddels verwaterd is. Met het ontbreken van een eigen gezicht is reeds om die reden geen grond om uit te gaan van slaafse nabootsing. Ook kan er geen sprake zijn van enige product- of herkomstverwarring, en biedt het verbod op slaafse nabootsing geen bescherming tegen aantasting van bekendheid van de naam of het merk.