De rechter dient na te gaan
Benelux Gerechtshof, 29 juni 2006, zaken A 2005/2 en A 2005/3. N.V. Dieteren tegen BMB. (Met dank aan Camille Janssen en Pieter Veeze, BMB)
Antwoorden op vragen van uitleg van het Hof van Beroep Brussel over de juiste interpretatie van de artikelen 6bis en 6ter van de BMW.
D’Ieteren deponeerde in 2000 de woordmerken “Shop & Service” en “Executive” voor klasse 12, vervoermiddelen, middelen voor vervoer over land, door de lucht of over het water.
Het BMB weigerde de registratie van "Shop & Service" omdat het teken elk onderscheidend vermogen zou missen, omdat het slechts een beschrijving geeft van de diensten waarvoor de inschrijving werd aangevraagd. De registratie van"Executive" werd geweigerd omdat elk onderscheidend vermogen zou missen, nu het kon dienen tot aanduiding van de hoedanigheid van de betreffende waren.
Het Hof van Beroep Brussel vond één weigeringsgrond eigenlijk wat mager en vroeg zich af of de inschrijving van de tekens kon worden geweigerd om andere redenen dan de door het BMB aangevoerde weigeringsgrond van het beschrijvend karakter van het teken. Het hof zag er wel wat in om ambtshalve een andere absolute weigeringsgrond te bezigen, in het bijzonder de mogelijkheid dat het teken het vereiste onderscheidend vermogen zou missen.
Letterlijk formuleerde het hof de volgende prejudiciële vraag: “Dienen de artikelen 6bis en 6ter van de Eenvormige Wet aldus te worden uitgelegd dat deze de rechter, die vaststelt dat het merk niet onder de door het BMB aangevoerde weigeringsgrond valt, noch onder de nieuwe weigeringsgrond die het BMB eventueel in de verzoekschriftprocedure zou hebben aangevoerd, opleggen ambtshalve na te gaan of het merk onder een andere weigeringsgrond valt, zulks om te vermijden dat hij ertoe wordt gebracht de inschrijving van een teken te bevelen, dat niet voldoet aan de criteria van artikel 6bis, lid 1, BMW zoals uitgelegd in het licht van de richtlijn?”
Het antwoord van het BenGH is een bevsestiging van het vermoeden van het Hof van Beroep Brussel. “De artikelen 6bis en 6ter, van de BIV1W moeten aldus worden uitgelegd dat in een procedure ingevolge artikel 6ter van de BMW, de rechter, wanneer hij vaststelt dat het teken niet valt onder de door het BMB aanvankelijk aangevoerde absolute weigeringsgrond dat het beschrijvend van aard is, dient na te gaan of het teken niet onder een andere absolute weigeringsgrond valt, zoals vermeld in artikel 6bis, eerste lid, van de BMW, met dien verstande dat hij die vraag niet bevestigend mag beantwoorden dan nadat hij partijen in de gelegenheid heeft gesteld zich op de wijze als voorzien in het toepasselijke nationale procesrecht zich uit te laten over die ambtshalve door hem in overweging genomen absolute weigeringsgrond.”
Rechtbank Zutphen, 30 juni 2006, ZorgSaam tegen SZVK (Met dank aan Anne Voerman,
Gerechtshof Leeuwarden, 30 juni 2006, LJN: AX9601 Strafzaak.
Benelux Gerechtshof, 29 juni 2006, zaak A 2005/1/9. Bovemij Verzekeringen N.V. tegen Benelux-Merkenbureau. (Met dank aan Camille Janssen,
The International Herald Tribune bericht dat “Louis Vuitton, the luxury goods manufacturer, won another round Wednesday in its court battle with the search engine Google to eliminate online ads of competitors or counterfeiters that show up in searches for the well-known French brand.
Kort éénpartij-interview in de nieuwe Quote over een geschil tussen Red Bull en the Bulldog. Een samenvatting in citaten:
Rechtbank ’s-Gravenhage, KG ZA 06-5 73, 21 juni 2006. A.M. Carbonell tegen Auto Motoren Centrum Van Veldhuisen B.V., & AMC-Engineparts B.V.
Rechtbank Den Haag, 22 juni 2006, KGZA 06-564, The Sun Company Benelux B.V. tegen Sol de Mallorca B.V.