Vzr. Rechtbank ‘s-Gravenhage 11 april 2011, zaaknr.387372 rolnr. KG ZA 11-175 (Triumph Motorcycles B.V. en Triumph Designs Limited tegen S. & T. van Noort B.V.)
Na beëindiging dealerovereenkomst het merk blijven gebruiken
Merkenrecht. Stukgelopen dealersamenwerking. S. & T. Van Noort B.V. voldeed niet aan de minimum purchase en sales targets uit de dealerovereenkomst. Ook een royalty-free non-exclusive license voor het gebruik van de Triump merken was hierin opgenomen. Na beëindiging blijft Van Noort B.V. de merken van Triumph gebruiken en vordert zij verbod wegens merkinbreuk.
3.1 (...) Van Noort maakt volgens Triumph echter nog steeds gebruik van de merken van Triumph, onder meer op haar website en op de lichtbak aan de winkelpui, op zodanige wijze dat bij het publiek de indruk wordt gewekt dat Van Noort tot het dealernetwerk van Triumph behoort. Van Noort maakt volgens Triumph aldus inbreuk als bedoeld in artikel 2.20 lid 1 sub a en sub c BVIE op de merkrechten van Triumph en handelt in strijd met de bepalingen van de dealerovereenkomst.
4.11. Daarmee is een einde gekomen aan de aan Van Noort (kennelijk mede namens Triumph Designs) verleende licentie tot het gebruik van de merken van Triumph Designs. Van Noort heeft niet bestreden dat zij de merken nog altijd gebruikt op de door Triumph aangegeven wijze en dat sprake is van merkinbreuk. Het door Triumph Designs gevorderde verbod op merkinbreuk is daarom toewijsbaar, met dien verstande dat Van Noort een korte termijn moet worden gegeven om aan de veroordeling te voldoen.
Uit r.o. 4.14 (jo. 3.2) volgt dat Triumph het recht heeft om de diagnoseapparatuur en de lichtbak van Van Noort B.V. terug te kopen voor een bedrag van € 1.835 respectievelijk € 446,55.
4.16. Ter voorkoming van executiegeschillen wordt opgemerkt dat, naar Triumph ter zitting ook heeft erkend, het Van Noort vrij staat reeds door Triumph aan haar geleverde producten, waarop de merken zijn aangebracht, verder te verkopen
Lees het vonnis hier.
In deze uitspraak genoemd: Artikel 2.20 lid 1 sub a en sub c, 4.6 lid 1 BVIE, art. 1019h en 1019i Rv
SHARE|
Een autoproducent mag - op grond van zijn merkenrecht - een onafhankelijke autoreparatiewerkplaats verbieden reclame te maken met zijn "beeldmerk" voor "inspecties", zo oordeelde het Duitse BGH in Volkswagen v. ATU. Zowel Landgericht Hamburg en Oberlandesgericht waren al eerder tot deze conclusie gekomen.
met dank aan Moïra Truijens & Gregor Vos,
Met dank aan Remco Klöters,
met dank aan Aron Das Gupta, 
met dank aan Jesse Hofhuis,
Merkenrecht. Afvullen van blikjes op verzoek van derde. Exportmerken. ‘Wie zonder toestemming het merk van een derde of een soortgelijk teken in het economisch verkeer gebruikt, maakt inbreuk op de rechten van de houder van dit merk. Geldt dat echter ook voor een onderneming die in opdracht van een derde blikjes waarop het teken in kwestie is aangebracht, afvult met frisdrank? En welke consequenties moeten daaraan worden verbonden wanneer de waren bestemd zijn voor rechtstreekse uitvoer buiten het grondgebied waar het merk bescherming geniet? Deze vragen zijn aan de orde in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing.’
Auteursrecht. Internetfilters. Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers (Sabam). Volgens advocaat-generaal Cruz Villalón schendt een maatregel, waarbij een internetprovider wordt bevolen een systeem toe te passen voor het filteren en blokkeren van elektronische communicaties ter bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, in beginsel de grondrechten.
Merkenrecht. De gemeenschapsmerkenverordening moet aldus worden uitgelegd dat de werking van het verbod op voortzetting van inbreuken of dreigende inbreuken op een gemeenschapsmerk, zich in beginsel uitstrekt tot het gehele grondgebied van de Europese Unie. De uitzondering op dit beginsel staat in 45 t/m 50 van het arrest en heeft te maken met “de functies van het merk”: Wanneer “de verwerende partij het bewijs levert dat het gebruik van het betrokken teken geen afbreuk doet of kan doen aan de functies van het merk, in het bijzonder om linguïstische redenen, moet deze rechtbank de territoriale werking van het verbod dat zij oplegt, beperken”.