Unga maakt inbreuk op modellen van Lego

Rb. Den Haag 27 augustus 2025, IEF 22936; ECLI:NL:RBDHA:2025:16030 (Lego tegen Unga). Lego maakt speelgoed. Unga verkoopt producten ten behoeve van loyaliteitscampagnes, vooral voor supermarktketens. Voor verschillende ketens ontwikkelt Unga campagnes met producten van bouwsteentjes. In 2022 hield de Nederlandse douane twee zendingen voor Unga tegen, want ze vermoedde inbreuk op Lego’s intellectuele eigendomsrechten. De zendingen zijn daarna vernietigd. Unga zegt dat het gaat om sets ontworpen voor de Australische, Nieuw-Zeelandse en Russische markt en er dus geen sprake is van handelingen binnen de EER. Unga betwist verder de geldigheid van de door Lego ingeroepen modellen wegens nietigheidsprocedures bij het EUIPO. Lego vraagt de rechtbank om Unga te verbieden de vermeende inbreukmakende producten te maken, aan te bieden of te verkopen, op straffe van een dwangsom. In de hoofdzaak gaat het ook om een verbod op inbreuk. Lego legt daaraan ten grondslag dat Unga inbreuk maakt op haar modellen in de zin van artikel 19 UModVo door het invoeren van de producten. De producten bevatten immers elementen die exacte kopieën zijn van de Lego-modellen, althans geen andere algemene indruk wekken.
Zaak IKEA/Vlaams Belang besproken tijdens het Benelux Merkencongres 2025

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, houden we een discussie over de vraag of de vrijheid van meningsuiting een geldige reden kan vormen om gebruik te maken van een bekend merk en welke criteria daarbij in aanmerking genomen moeten worden.
Deze vraag komt aan bod in de zaak IKEA/Vlaams Belang. Aanleiding is het gebruik van de bekende Ikea-handleidingstijl in een politieke parodie van Vlaams Belang. Als afsluiter van het congres gaan twee IE-specialisten hierover in debat: Peter Teunissen (Radboud Universiteit) en Elena Izyumenko (IViR).
Teunissen is universitair docent Burgerlijk recht met een specialisatie in het intellectuele-eigendomsrecht. Hij is daarnaast verbonden aan het Onderzoekcentrum Onderneming en Recht (OO&R). In 2024 verdedigde hij zijn proefschrift "Verbod en evenredigheid in het intellectuele-eigendomsrecht". In deze discussie richt hij zich op de merkrechtelijke en doctrinaire aspecten van de zaak.
Izyumenko is universitair docent aan het Instituut voor Informatierecht. Ze doet onderzoek naar het Europese auteurs- en merkenrecht, met bijzondere aandacht voor de impact daarvan op het publieke belang en op mensen- en grondrechten. Vanuit haar expertise plaatst zij de zaak in een bredere grondrechtelijke context.
Samen zetten ze de belangrijkste juridische, ethische en praktische afwegingen op scherp.
Gerecht: voor sommige klassen geen overeenstemming tussen 'Sherwood' en 'SHER-WOOD'

Gerecht EU 10 september 2025, IEF 22934; IEFbe 3982; ECLI:EU:T:2025:855 (JSherwood tegen EUIPO, INA International). Het Gerecht van de EU behandelt in deze zaak een merkenconflict tussen JSherwood en INA International. JSherwood vordert vernietiging van een beslissing van het EUIPO waarin de aanvraag voor het beeldmerk 'Sherwood wear with pride' wordt afgewezen wegens het bestaan van een ouder merk, 'SHER-WOOD', van Ina International. JSherwood betoogt dat de Kamer van Beroep in de bestreden beslissing artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 heeft geschonden door te oordelen dat er sprake was van overeenstemming met het oudere merk.
Beschuldigingen [appellanten] zijn onrechtmatig: recht op eerbiediging van persoonlijke levenssfeer weegt zwaarder

Hof 's-Hertogenbosch 22 april 2025, IEF 22932; ECLI:NL:GHSHE:2025:1149 ([appellanten] tegen de gemeente en [geïntimeerde sub 2]). Partijen hebben al jaren een moeizame relatie met elkaar. [geïntimeerde] werkt bij de gemeente, [appellanten] zijn inwoners. [appellanten] beschuldigen [geïntimeerde sub 2] onder andere van aanranding van [appellante sub 2]. De gemeente en [geïntimeerde sub 2] willen dat [appellanten] stoppen met het uiten van onterechte beschuldigingen. Zij hebben hierover een procedure gestart bij de rechtbank. De rechtbank heeft de vorderingen toegewezen voor zover deze ziet op de beschuldiging van aanranding, met veroordeling van [appellanten] in de proceskosten. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen. Er is sprake van een ernstige beschuldiging die geen steun vindt in het feitenmateriaal. De beschuldiging is herhaaldelijk in het openbaar geuit. De beschuldiging heeft schadelijke gevolgen voor de gemeente en [geïntimeerde sub 2]. Dit maakt dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het recht op vrijheid van meningsuiting en dat het gevorderde gebod (grotendeels) toewijsbaar is. Het opleggen van een dwangsom is nodig omdat uit niets blijkt dat [appellanten] bereid zijn vrijwillig aan de veroordeling te voldoen. Hun tegenvordering, dat sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid, is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank wijst die vordering af.
Op maandag 27 oktober om 12:00 uur verdedigt Jorn Torenbosch zijn proefschrift “De slaafse nabootsingsleer getoetst aan het Europese recht"
In het proefschrift onderzoekt Torenbosch de vraag of de Nederlandse slaafse nabootsingsleer in strijd is met het Europese modellenrecht, het Europese merkenrecht, de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken, het recht van het vrij verkeer van goederen (artikel 34 VWEU), artikel 2 lid 1 van de Overeenkomst inzake handelsaspecten van de intellectuele eigendom en/of artikel 10bis lid 3 onder 1 van het Unieverdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom. Het proefschrift bevat een uitputtende bespreking van het relevante Europese recht, de Nederlandse slaafse nabootsingsleer en de verenigbaarheid van de slaafse nabootsingsleer met het Europese recht.
De verdediging vindt plaats in de Senaatszaal van het Academiegebouw van de universiteit Utrecht. Geïnteresseerden zijn van harte uitgenodigd om deze gebeurtenis bij te wonen. Vanwege het beperkt aantal fysieke plekken in de Senaatzaal, moet worden bijgehouden wie komt. Daarom geldt dat wanneer je de verdediging wilt bijwonen, je jouw aanwezigheid kan doorgeven via j.r.torenbosch@uu.nl.
De verdediging zal op 27 oktober ook te volgen zijn via een livestream. Geïnteresseerden die de verdediging willen volgen via de livestream, kunnen dit ook aangeven via j.r.torenbosch@uu.nl.
Interesse om het proefschrift zelf te lezen? Vanaf vandaag kunt u een pre-order plaatsen via deze pagina.
Gerecht: 'OMV' is een merk met uitzonderlijke mate van bekendheid

Gerecht EU 3 september 2024, IEF 22935; IEFbe 3983; ECLI:EU:T:2025:823 (OMV AG tegen EUIPO, Combe International). De Kamer van Beroep oordeelde dat de merken visueel in grote mate overeenstemmen, auditief 'slechts' gemiddeld overeenstemmen en begripsmatig niet overeenstemmen. Het Gerecht volgt deze redenering. Merkhouder OMV AG voert aan dat het EUIPO bij zijn beoordeling had moeten erkennen dat het oudere merk een uitzonderlijke mate van bekendheid heeft, die niet beperkt is tot de ingeschreven klassen. Hier sluit het Gerecht zich bij aan, door te oordelen dat de Kamer van Beroep een beoordelingsfout heeft gemaakt. Uit het voorgelegde bewijsmateriaal bleek dat deze merken van OMV AG een uitzonderlijke bekendheid genoten die verder reikte dan het relevante publiek voor de waren en diensten waarvoor deze merken waren ingeschreven.
RME maakt geen inbreuk op de IE-rechten van PMC

Vzr. Rb. Den Haag 16 september 2025, IEF 22933; ECLI:NL:RBDHA:2025:17010 (PMC tegen RME). Promotion Care (hierna: PMC) wil met dit kort geding dat RME Solutions (hierna: RME) per direct stopt met het schenden van auteursrechten, de merk- en handelsnaamrechten van PMC. PMC houdt zich bezig met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van bedrijfswageninrichtingen. Klanten kiezen uit een aantal standaarden, op basis daarvan ontwerpt PMC een inrchting op maat. PMC is houder van twee Benelux merken (waaronder het woordmerk 'Transportainer'). RME is in mei 2023 opgericht en houdt zich bezig met het vervaardigen van werkplaatsinrichtingen en het vervaardigen van de inrichting van bedrijfswagens. PMC heeft RME op 30 december 2024 gesommeerd de inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten te staken en gestaakt te houden. Volgens PMC maakt RME met het aanbieden van haar bedrijfswageninrichtingen en onderdelen daarvan inbreuk op de auteursrechten van PMC. Mocht er geen sprake zijn van auteursrechtelijke bescherming, dan is sprake van onrechtmatige slaafse nabootsing van de bedrijfswageninrichtingen van PMC door RME. Daarnaast maakt RME inbreuk op de merkrechten en handelsnaamrechten van PMC door het teken ‘Transportainer’ te gebruiken in haar Google-advertenties.
Benelux Merkenrecht 2025 spreker uitgelicht: Hugo van Heemstra

De 25e editie van het Benelux Merkencongres vindt plaats op dinsdag 7 oktober 2025. Tijdens dit congres, waar actuele ontwikkelingen in het merkenrecht centraal staan, spreekt onder andere Hugo van Heemstra (Rechtbank Den Haag).
Van Heemstra is rechter bij de rechtbank Den Haag en bij de Netherlands Commercial Court (NCC). Voor zijn benoeming tot rechter in 2017 werkte hij zestien jaar als advocaat op het gebied van intellectueel eigendomsrecht en was hij secretaris bij de toezichthouder op collectieve beheersorganisaties.
Van Heemstra zal tijdens zijn bijdrage ingaan op het gebruiken van een marktonderzoek in procedures en de visie van de rechter hierop, zowel vanuit het oogpunt van juridische dogmatiek als vanuit de jurisprudentie en praktijk.
Parallelimport en verwijderde codes geen gegronde reden voor merkinbreuk

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 17 mei 2013, ECLI:NL:OGHACMB:2013:80 (Rémy Martin tegen Cardinal). Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie behandelt een hoger beroep van Rémy Martin, merkhouder van luxe cognac, tegen Cardinal Gift Shop N.V. op Sint Maarten. De zaak draait om parallelimport van flessen cognac waarvan de aangebrachte identificatiecodes zijn verwijderd. Rémy Martin vordert dat deze handel wordt verboden, omdat de verwijdering van de codes haar merkrechten schendt op grond van artikel 23 lid 8 Merkenlandsverordening (Mlv), dat merkhouders toestaat zich te verzetten bij “gegronde redenen”. Cardinal betoogt dat er geen sprake is van aantasting van het merk en wijst op het belang van vrije parallelhandel. In eerste aanleg wijst het Gerecht in Eerste Aanleg (GEA) de vorderingen af, onder verwijzing naar de eerdere Diageo-uitspraak van het Hof (IEF 11268), waarin is beslist dat het verwijderen van codes niet automatisch een gegronde reden oplevert. Rémy Martin gaat hiertegen in beroep en voert zeven grieven aan, onder meer dat de codes legitieme doeleinden dienen, zoals kwaliteitsbewaking en opsporing van parallelimport.
Hof: GFT c.s. krijgt inzage in gegevens SFT om (dreigende) merkinbreuk te onderbouwen

Hof Den Haag 13 september 2025, IEF 22930; ECLI:NL:GHDHA:2025:1752 (GFT c.s. tegen SFT c.s.). Deze zaak gaat om een inzagevordering volgens artikel 843a Rv die is ingesteld in het hoger beroep van een door GFT c.s. tegen SFT c.s. en Global Choice Foods B.V. (hierna: GCF) ingestelde merkinbreukprocedure. GFT c.s. en SFT zijn alle ondernemingen die zich bezighouden met de handel in Indiase voedingsmiddelen, waaronder samosa’s, een driehoekige gevulde deegsnack. GFT c.s. wil met inzage de door haar gestelde (dreigende) inbreuken op haar Karrara- en Brjka-merken onderbouwen en vordert inzage en afschrift van bij SFT in beslag genomen en bij DigiJuris in gerechtelijke bewaring gegeven (digitale) gegevens. GFT c.s. vordert verder dat SFT wordt verplicht om na betekening van dit vonnis toestemming te geven voor het nemen van inzage in het op 12 februari 2025 in beslag genomen bewijsmateriaal en om inzage te verlenen in de selectie van dat materiaal, op straffe van een dwangsom.