DOSSIERS
Alle dossiers

Woord- en of beeldmerk  

IEF 1466

Koffieconflict

Sara Lee wil via de rechter voorkomen dat zijn klant, Capriole Coffie-Service uit Delft, de merknaam Douwe Egberts gebruikt als zoekwoord voor zoekmachine-advertenties. Daarnaast wil het voedingsmiddelenconcern ook het gebruik van Douwe Egberts in de tekst van de advertenties tegenhouden.

Capriole verkoopt koffie en koffieautomaten van Douwe Egberts, maar ook van concurrenten als Nescafé, Illy en Max Havelaar. Om meer bezoekers nar hun website te krijgen, adverteert Capriole bij onder meer Google, Ilse, Lycos en MSN met alle merken uit het assortiment.

De relatie met Sara Lee zou ondanks het meningsverschil overigens nog goed zijn. Desalniettemin deelt Capriole de bezwaren van Sara Lee niet: "In de afgelopen tachtig jaar hebben we met Douwe Egberts geadverteerd in folders, op briefpapier en op auto's. Op internet mogen we als dealer niet adverteren van Douwe Egberts. We zijn op internet vaak beter te vinden dan de grote multinationals. Blijkbaar steekt dat bij onze leverancier.", aldus commercieel directeur P. Ultee. Namens Douwe Egberts is nog niet gereageerd. Wordt vervolgd?

IEF 1421

Straf

Rechtbank Almelo, 23 december 2005, parketnummer: 08.993030/05. Illegale Hengelose sigrettenfabriek. Drie strafzaken tegen verdachten T, G & O, die zich schuldig hebben gemaakt aan het vervaardigen en voorhanden hebben van 34.000.000 sigaretten in strijd met de Wet op de accijns, aan het bedrijfsmatig voorhanden hebben van waren met vervalste merken en aan het deelnemen aan een criminele organisatie. De rechtbank legt hem drie jaar gevangenisstraf op. Verder wordt een aantal inbeslaggenomen goederen aan het verkeer onttrokken.

"Opzettelijk vervalste en wederrechtelijke vervaardigde merken in voorraad hebben gehad, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, opzettelijk waren die zelf op hun verpakking valselijk voorzien waren van de handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander recht heeft in voorraad hebben gehad, terwijl de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen, opzettelijk waren waarop op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander en een merk waarop een ander recht heeft, zij het dan ook met een geringe afwijking was nagebootst in voorraad hebben gehad en de schuldige het plegen van dit misdrijf als bedrijf uitoefent en terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen." Lees de uitspraken hier, hier en hier.

IEF 1390

Vers uit Den Haag

Nieuwe BMB nieuwsbrief, vandaag verschenen. Met o.a aandacht voor het volgende:

- "In de zaak EUROPOLIS die dient bij het HvJEG hebben Nederland en de Europese Commissie opmerkingen ingediend. Het BMB heeft om mondelinge behandeling gevraagd."

- "In Nederland heeft het Gerechtshof zich inmiddels uitgesproken over het onderscheidend vermogen ab initio van het teken FITLINE, waarvoor een uiteindelijk oordeel wordt aangehouden en het teken SUPER CHAMPION."

- Tweede oppositiebeslissing FIRST tegen 1: "De oppositieafdeling heeft op 5 september 2005 de tweede oppositiebeslissing genomen in de zaak FIRST (gebaseerd op B 401146) tegen het gecombineerde woord- en beeldmerk
(I 829911). De oppositie werd ingesteld tegen waren in de klassen 14 en 34 en werd gebaseerd op waren in de klasse 34."
Beslissing: "Gezien de verschillen tussen de tekens in visueel, fonetisch en conceptueel opzicht, het hoge aandachtsniveau van het in aanmerking komend publiek en het feit dat het eerder recht geen hoog onderscheidend vermogen heeft en ondanks het feit dat de waren identiek respectievelijk soortgelijk zijn, is er geen verwarringsgevaar voor de waren in klassen 14 en 34." Zie eerder bericht (in het Frans) hier.

IEF 1362

(Merk-)naam [A]

Hoge Raad der Nederlanden, 16 december 2005, Nr. C04/256HR,  in de zaak van Eiser c.s. tegen EHV Medizinisch Technische Geräte GmbH c.s. Geding met betrekking tot de (merk-)naam [A].

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Conclusie van AG Verkade levert wat meer op, namelijk een geanonimiseerde internationale kluwen van depots, rechtszaken, licenties en faillissementen. De zaak betreft volgens Verkade, kort gezegd en hoofdzakelijk, de uitleg van een bepaling in een overeenkomst voor wat betreft rechten en bevoegdheden in de Benelux met betrekking tot de (merk-)naam [A] na beëindiging van de contractuele relatie, alsmede vragen omtrent hetgeen de wettelijke merk- en handelsnaamrechten op tekens waarin het woord [A] voorkomt (nog) zouden inhouden.

In deze procedure staat centraal de vraag welke betekenis moet worden toegekend aan het Generalvertretervertrag van 6 januari 1993, meer in het bijzonder aan het daarin aan [B] GmbH, de Duitse tak van de ondernemingen van [eiser], verleende "unwiderrufliche Recht" om het teken [A] te gebruiken bij het door [eiser] ontwikkelde zonnestudio-franchise-concept in Nederland, later uitgebreid tot de Benelux. Lees arrest en conclusie hier. Een uitgebreidere bespreking volgt, wellicht.

IEF 1353

Kookles

Rechtbank Utrecht, 15 december 2005. Tefal tegen Ballarini.

Sinds 2000 brengt Tefal pannen op de markt voorzien van een warmte-indicator op de bodem van de pan, de Termo-Spot. Tefal is eveneens houdster van het beeldmerk Thermo-Spot. Ballarini produceert pannen voorzien van een warmte-indicator, de Thermopoint. Deze indicator bevindt zich in de steel van de pan. Ballarini heeft Thermopoint als woord/beeldmerk en als beeldmerk geregistreerd. Op de verpakking van de Ballarini's pan staat vermeld "energiebesparend -25%" en "langere levensduur anti-aanbaklaag +30%".

De rechter acht beide claims misleidend daar Ballarini de juistheid van de stellingen met het door haar overgelegde onderzoek niet kon bewijzen. Uit het onderzoek blijkt dat "niet alleen twee verschillende pannen maar ook twee verschillende bakwijzen zijn getest". Interessant is - vooral na de conclusie van Leger inzake Roche/Primus - dat Tefal een verbod voor de gehele EU heeft gevraagd en dat dit verbod wordt afgewezen omdat gebruik van de misleidende claims in andere landen dan Nederland niet is gesteld of gebleken tengevolge waarvan Tefal geen belang bij deze vordering heeft. Blijkbaar acht de rechter zich dus wel  bevoegd grensoverschrijdend op te treden.

In rov 4.7 overweegt de rechter: "Uit het voorgaande volgt dat het gebruik van de beide claims inzake de langere levensduur van 30% en de energiebesparing van 25% misleidend en om die reden ontoelaatbaar worden geacht. Deze conclusie leidt tot toewijzing van de vordering tot het staken en gestaakt houden van deze misleidende claims. De voorzieningenrechter zal dit verbod echter niet toewijzen voor het gebruik daarvan in de hele Europese Unie nu niet is gesteld of gebleken dat Ballarini de misleidend geoordeelde claims ook in andere landen gebruikt. Voorshands moet het ervoor worden gehouden dat Tefal derhalve geen belang bij dit onderdeel van haar vordering heeft".

De vorderingen van Tefal met betrekking tot haar merkrecht worden afgewezen. 
"Het gebruik door Ballarini van het teken Thermopoint wijkt wat betreft de woorden, het lettertype, de kleurstelling en totaalbeeld af van het door tefal gedeponeerde beeldmerk, mitsdien is er geen sprake van gerechtvaardigde vrees dat er verwarring bij het publiek zal ontstaan..." 

Lees het vonnis hier (met dank aan Bird & Bird)

IEF 1350

Vruchtensappen

Conclusie AG Jacobs 15 december 2005, zaak C-416/04P, The Sunrider Corp (VITAFRUIT)

Hogere voorziening is ingesteld door The Sunrider Corporation tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen in zaak T-203/02 tot vernietiging van dit arrest. Het Gerecht oordeelde in voormelde zaak: "Derhalve faalt verzoeksters argument dat de betrokken waren zijn bestemd voor verschillende kopers, te weten industriëlen in het geval van de concentraten van sappen en eindverbruikers in het geval van de kruiden- en vitaminedranken. Verder heeft de kamer van beroep terecht aangevoerd dat de betrokken waren dezelfde bestemming hebben, te weten het lessen van de dorst, en dat zij in belangrijke mate concurrerend zijn. Wat de aard en het gebruik van de betrokken waren betreft, zij vastgesteld dat het in beide gevallen gaat om alcoholvrije dranken die gewoonlijk gekoeld worden gedronken, doch waarvan de samenstelling in de meeste gevallen verschillend is. De verschillende samenstelling van deze waren kan evenwel geen verandering brengen in de vaststelling dat deze waren onderling verwisselbaar zijn omdat zij bestemd zijn voor de bevrediging van eenzelfde behoefte. De kamer van beroep heeft dus geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de betrokken waren soortgelijk zijn. Derhalve is dit middel ongegrond en dient ook de subsidiaire vordering te worden afgewezen."

Rekwirante stelt drie gronden, te weten schending van artikel 43, leden 2 en 3, juncto artikel 15, lid 3, van verordening nr. 40/94: niet-bewezen gebruik, schending van artikel 43, lid 2, van verordening nr. 40/94: gebrek aan afdoend bewijs van oppositiemerk en schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 ("De waren „kruiden- en vitaminedranken” en „concentraten van vruchtensappen” zijn immers in slechts zeer geringe mate soortgelijk, aangezien zij slechts weinig raakvlakken vertonen.").
Alle drie gronden worden ongegrond bevonden door de AG.

Ten aanzien van de eerste grond concludeert Jacobs als volgt:
"The Court of First Instance stated that where an opposing party maintains that use by a third party constitutes genuine use ‘he claims, by implication, that he consented to that use’. It went on to make two specific points. First, if the use by the third party was without the proprietor’s consent, the use would have infringed the proprietor’s trade mark right and it would therefore evidently have been in the third party’s interest not to disclose evidence thereof to the proprietor. It consequently seems unlikely that the proprietor would be in a position to submit evidence of such use. That approach seems eminently sensible. It would be pointless and contrary to the principles of sound administration and procedural economy for OHIM as a matter of course to require a trade mark proprietor to adduce evidence of consent in such circumstances. The matter would of course be different if the applicant had raised before OHIM the issue of the lack of consent. That however is the Court of First Instance’s second point: there was nothing in the documents before it suggesting that the applicant in the present case had done so. The Court of First Instance accordingly concluded that the above factors ‘formed a sufficiently firm basis to allow the Board of Appeal to conclude that the earlier trade mark had been used with its proprietor’s consent’. I agree with that conclusion and consider that the Court of First Instance did not err with regard to the burden of proof."

Ten aanzien van de laatste grond: "The applicant states that the assessment of the Court of First Instance in paragraphs 66 and 67 of the judgment ‘is not convincing’ and makes a number of assertions which it considers to support its view that the products concerned are not similar. Most of those assertions replicate verbatim, or very nearly so, its assertions to the same effect before the Court of First Instance, although several others are raised for the first time before this Court. They are all statements of fact. In my view, the applicant has not identified any error of law by the Court of First Instance. I agree with OHIM that the third ground of appeal is limited to the facts and should accordingly be dismissed as inadmissible.
In any event, the judgment seems to me to contain a correct summary of the principles governing assessment of similarity laid down by the Court of Justice in Canon and a correct application of those principles to the present case.

Lees hier de conclusie.

IEF 1344

Tips en Trucs

Klinkt als een weinig opzienbarende zaak, maar toch: wie het vonnis heeft mag het mailen. PCMweb bericht: “IDG Nederland (uitgever van o.a. Tips&Trucs) heeft onlangs een kort geding aangespannen tegen VNU Business Publications (uitgever van o.a. PCM). IDG meende dat VNU inbreuk maakte op het merkrecht van Tips&Trucs. De reden van het kort geding was de special PCM Praktijk: De complete praktijkgids met de cover van PCM 11.

De voorzieningenrechter van de rechtbank te Utrecht heeft vonnis bepaald in dit kort geding en IDG in het ongelijk gesteld. Belangrijkste reden hiervoor is dat de rechter van mening is, "dat de combinatie van de woorden "tips" en "trucs" onvoldoende onderscheidend vermogen heeft voor de waren en diensten waarvoor IDG haar woordmerk heeft ingeschreven". Lees hier meer. Lees hier het vonnis (Met dank aan Joris van Manen, De Brauw).

IEF 1342

Carpo - Carpovirusine

Gerecht van Eerste Aanleg, 14 december 2005, zaak T-169/04, Arysta Lifescience tegen OHMI - BASF. Het door Arysta Lifescience aangevraagde woordmerk CARPOVIRUSINE voor waren uit klasse 5, onder meer middelen ter verdelging van ongedierte, stemt overeen met het oudere woordmerk CARPO van BASF ter aanduiding van onkruidverdelgers, pesticiden, schimmeldoders etc.

Het Gerecht komt tot het oordeel dat de merken visueel wel overeenstemmen, mede omdat het dominerende bestanddeel 'carpo' is. Ten aanzien van de auditieve gelijkenis gaat het Gerecht mee in de redenering van de kamer, dat, hoewel het aangevraagde teken langer is, er wel een grote overeenstemming tussen de tekens is. De verschillen tussen de tekens wegen niet op tegen de mate van overeenstemming. De toevoeging 'virusine' aan het dominerende bestanddeel 'carpo' doet hieraan niet af.
Lees hier het (louter Franstalige) arrest.

IEF 1341

Zonnig vonnis

Rechtbank ’s-Gravenhage, 14 december 2005, Suntrek Tours Ltd. tegenTravel Trex B.V.

Een voor eiser zonnig vonnis in deze winterse maanden. Suntrek houdt zich bezig met dienstverlening op het gebied van vakantiereizen en is houdster van twee Gemeenschapsmerken SUNTREK. Gedaagde Travel Trex houdt zich eveneens bezig met dienstverlening op het gebied van vakantiereizen en voert als handelsnaam Sun-Trex of Suntrex. Bovendien is Travel Trex houdster van het gecombineerde Benelux woord-/beeldmerk SUNTREX.

Sommaties van de kant van eiser worden door gedaagde van de hand gewezen. Inmiddels heeft Travel Trex de website www.suntrek.nl in gebruik genomen, waarop kon worden doorgelinkt naar haar website www.suntrex.nl. Dit domeinnaamgeschil is hangende de procedure overigens minnelijk geregeld.

Na te hebben geconcludeerd dat de merken in kwestie visueel, fonetisch én begripsmatig overeenstemmen, wijst de rechtbank, niet geheel verrassend, de vorderingen van eiser toe. Lees hier de uitspraak.