Domeinnaamrecht  

IEF 12805

Lidwoord in 'Le Salon' geeft de naam karakter

Vzr. Rechtbank Amsterdam 21 juni 2013, KG ZA 13-638 (Le Salon tegen X [LE SALON])
Uitspraak ingezonden door Anja Dekhuijzen, Whitebridge.
Handelsnaamrecht. Le Salon exploiteert vanaf 1995 een kapperszaak te Amsterdam. De namen 'Le Salon Hairstyling, Le Salon en Le Salon Amsterdam' zijn als handelsnamen geregistreerd. De website www.lesalonhairstyling.eu is in 2013 als domeinnaam geregistreerd. In 2012 heeft X een zaak geopend waar onder andere kappersactiviteiten worden verricht in dezelfde stad op iets meer dan drie kilometer afstand van eiser. Op het pand van X staat de naam 'LE SALON'. X heeft de naam 'La Biosthetique Flagshipstore Amsterdam' als handelsnaam en 'lesalon-amsterdam.nl' als domeinnaam geregistreerd.

De voorzieningenrechter oordeelt dat er verwarring tussen partijen te duchten is in de zin van artikel 5 Hnw. Beide ondernemingen richten zich op het leveren van hoogwaardige haarverzorging en zij leveren soortgelijke diensten van soortgelijke waarde. Hoewel X heeft aangevoerd dat zij ook andere diensten levert en haar zaak zich meer richt op het 'total beauty concept', is aannemelijk dat haar onderneming voor een groot deel ook gericht is op kapperswerkzaamheden. X dient de naam 'Le Salon (Amsterdam)' te staken en de domeinnaam 'www.lesalon-Amsterdam.nl' offline te zetten.

4.4. (...) De naam Le Salon verdient met name bescherming vanwege het gebruik van het lidwoord 'Le'. Dat geeft de naam karakter. Vast staat dat X voor haar onderneming vanaf 2012 de namen 'LE SALON of LE SALON AMSTERDAM' gebruikt. De toevoeging 'hair & skin' kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet als onderdeel van de handelsnaam worden beschouwd. Ook in deze benamingen is de term 'Le Salon', al dan niet in hoofdletters, het meest kenmerkende bestanddeel. Aangenomen kan verder worden dat de aard van de ondernemingen van partijen gelijk is. Zij richten zich beide op het leveren van hoogwaardige haarverzorging en zij leveren soortgelijke diensten van soortgelijke waarde. Hoewel X heeft aangevoerd dat zij ook andere diensten levert en haar zaak zich meer richt op het 'total beauty concept', is aannemelijk dat haar onderneming voor een groot deel ook gericht is op kapperswerkzaamheden. Immers bijna al haar medewerkers zijn kappers zoals uit haar website volgt. Bovendien kan worden aangenomen dat in de zaak van eiser  ook aan visagie wordt gedaan. Aannemelijk is dat partijen zich dan ook van dezelfde klantengroep bedienen. Bovendien bevinden de ondernemingen zich in dezelfde stad op iets meer dan drie kilometer afstand van elkaar. Dit alles maakt dat aannemelijk is dat door het gebruik van de term 'Le Salon' in de handelsnamen van beide ondernemingen sprake is van het in artikel 5 Hnw bedoelde verwarringsgevaar, in die zin dat bij het publiek verwarring tussen de ondernemingen van partijen te duchten is. De geografische aanduiding 'Amsterdam', het als dan niet gebruik van hoofdletters of de toevoeging 'hair & skin' nemen het gevaar op verwarring ook niet weg. Het is verder ook niet uit te sluiten dat doordat de handelsnaam van eiser lokaal is ingeburgerd er zich ook daadwerkelijk verwarring bij (potentiele) klanten heeft voorgedaan. Uit het voorgaande volgt derhalve dat voldoende aannemelijk is geworden dat X inbreuk maakt op de oudere handelsnaamrechten van eiser doordat haar handelsnamen in een te geringe mate afwijken van de oudere handelsnamen van eiser.
4.7. (...) Ingeval een domeinnaam echter identiek is aan een handelsnaam en het gebruik hiervan vrijwel gelijk opgaat met het gebruik van de handelsnaam, kan het gebruik van deze domeinnaam die gelijk is aan een in verband met verwarringsgevaar verboden handelsnaam in strijd zijn met de maatschappelijke zorgvuldigheid, nu immers met het gebruik van deze domeinnaam verwarring kan optreden. Ook hiervan is in onderhavige zaak sprake met betrekking tot de door X gebruikte domeinnaam 'www.lesalon-amsterdam.nl'. Door het gebruik van deze domeinnaam kan verwarring optreden. Derhalve zal X geboden worden het gebruik van deze domeinnaam te staken.
Extra leestip: 4.8.

Op andere blogs:
DomJur (2013-974)

IEF 12767

Belang domeinnaam te kunnen gebruiken voor oude klanten, niet relevant

Vzr. Rechtbank Den Haag 14 juni 2013, KG ZA 13-411 (Systec Designs B.V. tegen gedaagde)
Uitspraak ingezonden door Lars Bakers en Astrid Sixma, BINGH advocaten.

Merkenrecht. Handelsnaamrecht. Domeinnamen. Systec Designs houdt zich bezig met het vervaardigen van meet-, regel-, navigatie-, en controleapparatuur en is rechthebbende op het Benelux woordmerk SYSTEC. Gedaagde houdt zich bezig met het technische ontwerp en advies over productontwikkeling van elektronica en software. Zij heeft een onderneming opgericht onder de naam Systek VOF, zij is tevens houder van de domeinnamen systek.nl en systec.nl. Systec Designs is van mening dat gedaagde inbreuk maakt op haar handelsnaam- en merkenrecht en vordert overdracht van de domeinnamen van gedaagde.

Bij de mondelinge behandeling heeft gedaagde toegezegd de domeinnaam systec.nl aan Systec Designs over te dragen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er verwarringsgevaar bestaat voor wat betreft de handelsnamen van beide partijen, waardoor gedaagde inbreuk maakt op het oudere handelsnaamrecht van Systec Designs. Ten aanzien van het gebruik van de domeinnaam systek.nl oordeelt de voorzieningenrechter dat deze een inbreuk vormt op het merk SYSTEC. Dat gedaagde er belang bij heeft om de domeinnaam systek.nl te kunnen blijven gebruiken zodat oude klanten hem nog op internet kunnen vinden, staat daar niet aan in de weg.

Inbreuk op handelsnaamrecht
4.9.    Gelet op hetgeen is overwogen in r.o. 4.5 tot en met 4.8, is er naar voorlopig oordeel gevaar voor verwarring bij het publiek tussen beide ondernemingen te duchten voor het gebruik van de jongere handelsnaam 'Systek'. [Gedaagde] heeft daarmee inbreuk gemaakt op de oudere handelsnaamrechten van Systec Designs door het gebruik van de handelsnaam 'Systek' zoals die werd gevoerd tot, in ieder geval, medio maart 2013. Het door Systec Designs gevorderde handelsnaamrechtelijke verbod is derhalve toewijsbaar.
 
Inbreuk op merkrecht
4.12.    Nu een verbod van het gebruik van de handelsnaam 'Systek' al toewijsbaar is op grond van het handelsnaamrecht, ziet de voorzieningenrechter niet in welk belang Systec Designs daarnaast nog heeft bij een merkenrechtelijk verbod van datzelfde handelsnaamgebruik. Ten aanzien van het gebruik van de domeinnaam systek.nl overweegt de voorzieningenrechter als volgt.

4.15.    Naar voorlopig oordeel vormt het gebruik van de domeinnaam systek.nl derhalve een inbreuk op het merk SYSTEC in de zin van artikel 2.20 lid 1 sub b BVIE. Dat [gedaagde] er belang bij heeft om de domeinnaam systek.nl te kunnen blijven gebruiken zodat oude klanten hem nog op internet kunnen vinden, staat daar niet aan in de weg. Artikel 2.20 lid 1 onder b BVIE bevat immers geen uitzondering op de uitsluitende rechten van de merkhouder op grond van een belangenafweging. Het gevorderde merkenrechtelijke verbod is derhalve toewijsbaar.

Op andere blogs:
DomJur (2013-972)
Emerce (Doorlinken levert merkinbreuk op)

IEF 12754

Opeising .eu-domeinnaam door niet-EU-merkhouder

ADRCentrum, Arbitragehof van de Tsjechische Republiek 24 mei 2013, zaaknr. 06435 (Eli Lilly and Company tegen Slotboom; ELANCO.eu)
Uitspraak getipt door Hein-Piet van Boxel, Novagraaf Nederland.
Opeising .eu-domeinnaam door niet-EU-merkhouder. (Onduidelijkheid) vertaling van klager. Klager is niet gevestigd in de Europese Unie. Hij heeft gevraagd om overdracht van de Domeinnaam aan zijn indirecte dochteronderneming Lilly France S.A.S., een in de Europese Unie gevestigde vennootschap.  Hoewel Klager dit niet heel expliciet heeft aangegeven in zijn klacht, begrijpt het Panel, in het licht van al hetgeen Klager naar voren heeft gebracht, dat Klager kennelijk de bedoeling heeft gehad om Lilly France S.A.S. te laten optreden als medeklager. Het elektronisch klachtenformulier op het platform voorziet weliswaar niet expliciet in de mogelijkheid twee afzonderlijke klagers in te voeren, maar het is wel mogelijk om in het invulveld waarin de Klager dient te worden omschreven twee namen in te voeren, danwel in de nadere toelichting aan te geven dat een andere partij als medeklager optreedt.

Het Panel [red. Willem J.H. Leppink] is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de Domeinnaam aan medeklager, Lilly France S.A.S., dient te worden overgedragen.

XI.   Procedural factors the Panel considers relevant: The Panel notes that apparently due to the fact that the original complaint was drawn up in French and later translated in Dutch, that some arguments put forward by the Complainant were hardly to follow for the Panel.In the Complaint, Complainant, Eli Lilly and Company requested transfer to its indirect subsidiary Lilly France S.A.S. In the Complaint Eli Lilly and Company had substantiated that Lilly France S.A.S. was its indirect subsidiary and a licensee of the ELANCO trade mark. Although Eli Lilly and Company could have been more explicit, the Panel has understood that it was the intention that both Eli Lilly and Company and Lilly France S.A.S. would act as Complainants in this dispute. In an ideal situation the parties should have included both names in the complainant field in the electronic complaint form on the platform or the name of the co-complainant could have been put in the text part of the complaint form, clearly identifying the co-complainant as such.
IEF 12748

WIPO-selectie mei 2013

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over:

A) Dissenting opinion in gedeeltelijke transfer van domeinnamen, behalve '-scandal' domeinnaam.
B) Doorlinken naar pay-per-click, wel gebruik te kwader trouw, maar geen registratie te kwader trouw.
C) Dierenwelzijnsorganisatie uit 1910 wint het niet van niet-commerciële uitingen/visie op dierenopvang.
D) Feit van typosquatting, is onvoldoende bewijs voor van kwader trouw.

Deze selectie is samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

D2013-0097
yellowstoneclub.net > Transfer, denied in part with dissenting opinion
Eiser is de zogenaamde Yellowstone Club, een exclusieve golf en skiclub in de VS. Verweerder heeft drie domeinnamen geregistreerd met daarin de merknaam van eiser te weten: yellowstoneclub.net, yellowstoneclubscandal.com en theyellowstoneclub.org. Op de websites onder de domeinnamen laat verweerder zich kritisch uit over eiser. Alleen de domeinnaam “yellowstoneclubscandal.com” hoeft niet overgedragen te worden. De andere twee domeinnamen bestaan enkel uit het merk van eiser. Verweerder presenteert zich hierdoor ten onrechte als eiser en probeert mensen door dat gebruik naar eigen website te lokken. Geen eigen recht of legitiem belang. Daarnaast is er bij deze domeinnamen sprake van gebruik én registratie te kwader trouw.

 

“By selecting a domain name that is essentially <trademark.tld>, a critic typically intends to lure to its website Internet users seeking information about the owner of the mark that it has appropriated, and thus to increase the audience for the criticism. Respondent here has acknowledged that this was the reason he selected the disputed domain names. As such, in the view of the Panel majority, it is deception that causes the harm to Internet users. Once at the website, an Internet user is exposed to the criticism that he neither sought nor expected. This damage cannot be corrected by a disclaimer or by prompt recognition from the site’s content that its author was not the mark owner; in the view of the Panel majority, neither of these matters comes to the assistance of the Respondent. As stated by the Panel in Justice for Children case, supra:

“Decisions under the Policy focus upon a respondent’s use of another’s mark in a domain name to attract Internet users to respondent’s site. This is true in typosquatting cases and in cases where a respondent selected his domain name in anticipation of subsequent sale to the mark owner. The content of Respondent’s sites in these two categories of cases – cases in which respondents almost uniformly lose – is irrelevant to the harm to the mark owner and to the unwary consumer. That harm results from the confusion caused by the initial attraction to the site by means of borrowing the complainant’s mark. And that is exactly the harm the Policy was adopted to address.”

Respondent has misrepresented itself as Complainant for Respondent’s own benefit to achieve more readers of its criticism. The Panel majority believes it has no right or legitimate interest in doing so.

Applying this same analysis to the third disputed domain name, <yellowstoneclubscandal.com>, dictates a different result. An Internet user who enters that domain name into her browser knows, or should know, that she is not headed to a website likely to be controlled by Complainant. There is no diversion and no misrepresentation. As to that disputed domain name, Respondent has demonstrated a right or legitimate interest.”

D2013-0394
italika.com > Complaint denied
B) Eiser verkoopt motoren onder de naam “Italika” en heeft sinds 2004 meerdere merkrechten op de naam “Italika”. Domeinnaam door verweerder geregistreerd in 2001. Domeinnaam linkt door naar een pay-per-click website waarop links staan naar websites waarop producten van concurrenten van eiser kunnen worden gekocht. Wel sprake van gebruik te kwader trouw, echter registratie te kwader trouw is niet aangetoond. Domeinnaam is eerder geregistreerd dan het merk van eiser. Eiser heeft daarnaast ook niet aangetoond dat zij de naam voor de merkregistratie al gebruikte. Eis wordt afgewezen.

 

“However, for a complainant to succeed under the paragraph 4(a)(iii) of the Policy, it is incumbent to show that the relevant domain name was both registered in bad faith and used in bad faith. Often it is possible to infer bad faith registration from bad faith use. Nevertheless, each of these aspects of the Policy is distinct and both must be shown.

Paragraph 3.1 of the WIPO Overview 2.0 states that generally speaking, although the Complainant’s trade mark can form a basis for a UDRP action under the first element irrespective of its date, when a domain name is registered by the respondent before the complainant's relied-upon trade mark right is shown to have been first established (whether on a registered or unregistered basis), the registration of the domain name would not have been in bad faith because the registrant could not have contemplated the complainant's then non-existent right.

The Disputed Domain Name was registered on December 13, 2001, which is three years before the Complainant first registered its ITALIKA trade mark in 2004, and almost four years since the Complainant first registered the <italika.com.mx> domain name in 2005. The Complainant has not submitted any evidence to show that it has been using the ITALIKA mark prior to its trade mark registration in 2004 when it started using the ITALIKA mark on a new line of motorcycles. Accordingly, the Panel is of the view that the Respondent did not register the Disputed Domain Name in bad faith since it could not have been aware of the Complainant’s then non-existent mark (See Witmer Public Safety Group, Inc. v Kwang Pyo Kim, WIPO Case No. D2011-0075).”

D2013-0408
lostdogshome.com > Complaint denied
C) Eiser is een dierenwelzijnsorganisatie uit Australië en is sinds 1910 onder de naam “lost dogs home” actief. Verweerder heeft de domeinnaam in 2008 geregistreerd en onderhoudt op de domeinnaam een website waarop hij zijn visie geeft over de dierenopvang en hoe dat volgens hem geregeld dient te zijn. Nu niet blijkt dat verweerder enig commercieel belang bij de domeinnaam heeft, is er geen sprake van registratie dan wel gebruik te kwader trouw.

“In the view of the Panel, the approach to the bad faith element that ought to be adopted in this case is that of the Panel in Sutherland Institute v. Continuative LLC, WIPO Case No. D2009-0693. In that case, the panel said: “Here Respondent is in this Panel's view using the disputed domain name for purposes of constitutionally protected political speech. In this context, the Panel is reluctant to use a basis for a finding of bad faith other than those expressly enumerated in the Policy. Those expressly enumerated criteria of bad faith reflect the Policy's principal concern with conduct that takes unfair advantage of trademark owners for purposes of commercial advantage.”. Notwithstanding the Respondent’s allusion on the website operated under the disputed domain name to his former association with an alternative animal welfare shelter, it is clear in this case that the Respondent is not in any sense a competitor of the Complainant. Rather, he is an animal rights advocate advancing a particular view of how not-for-profit animal shelters ought to be operated, whose right to free speech ought to be given considerable weight by the Panel. Moreover, “tarnishment” of a trademark must be distinguished from the use of the trade mark for the identification of a trade mark owner in the process of legitimate criticism of the trade mark owner. Absent any evidence of an intent to gain commercial advantage, the Panel does not believe that mere knowledge of the likely diversion of internet users from the Complainant’s website is sufficient, of itself, to constitute bad faith. The Panel cannot find evidence of any such intent in this case.”

D2013-0215
ricketnetwork.com; ticketneteork.com; ticketnetwirk.com; ticketnetworj.com; tivketnetwork.com > Complaint denied
Eiser is houder van het merk “ticketnetwork” dat is geregistreerd op 31 mei 2005. Verweerder is houder van een vijftal domeinnamen die lijken op het merk van eiser. Steeds is slechts één letter anders. Aannemelijk dat er sprake is van typosquatting. Het enkele feit van typosquatting, is geen bewijs van kwader trouw. Uiteindelijk heeft de eiser de eis onvoldoende onderbouwd. Eis wordt afgewezen.

“The Complainant also cites to the decision in National Association of Professional Baseball Leagues, Inc., d/b/a Minor League Baseball v. John Zuccarini, WIPO Case No. D2002-1011 (“Zuccarini”) asserting that the “Respondent’s typo-squatting behavior is, in and of itself, evidence of bad faith.” However, in Zuccarini, while the respondent’s typosquatting was a factor in the learned panel’s finding of bad faith registration and use of the domain name, the Complainant also argued extensively with regard to the required elements to be proven under the Policy and provided extensive supporting evidence of bad faith, including printouts of the website accessible at the domain name. Here, while the Respondent’s behavior may be characterized as typosquatting and such behavior may support a finding that the Domain Names are confusingly similar to the Complainant’s mark, some evidence of abuse at least must be provided for purposes of the third element. In the present case, not even print-outs of the web pages at the Domain Names have been supplied even after the Complainant had an opportunity to provide such evidence in the amended Complaint submitted pursuant to the Center’s deficiency notification. Further, the Panel’s own review shows that the Domain Names do not currently resolve to any website. Such omissions and lack of explanation by the Complainant give the Panel reservation about giving the Complainant any further bites at the “evidentiary apple” via a panel order requesting such materials, which the Panel does not find to be appropriate here. Ultimately, the burden is on the Complainant to prove its case and it is this Panel’s view, that confusing similarity combined with limited assertions alone, is not sufficient to support a finding that the Respondent registered and is using or had used the Domain Names in bad faith.”
IEF 12726

SIDN: Verantwoordelijkheid gebruik van domeinnamen ligt bij de houder

Maarten Simon, Verantwoordelijkheid gebruik van domeinnamen ligt bij de houder, ITenRecht nr. IT 1170.
Een redactionele bijdrage van Maarten Simon, Senior Legal & Policy Manager SIDN.

Parallel gepubliceerd op ITenRecht.nl. Geen urgente wijzigingen, wel een aanzet voor verdere discussie. Op 21 mei heeft mr. F.J. van Eeckhoutte [IT 1149] op drie fora waaronder deze en op zijn eigen website een uitgebreide opinie gepubliceerd onder de titel ‘SIDN de papieren tijger’. De auteur stelt hierbij de vraag of SIDN geen actievere rol zou moeten spelen bij de correctheid van de houdergegevens. Ook werpt Van Eeckhoutte de vraag op wat de rol van SIDN is met betrekking tot de vraag wie gebruiker van een domeinnaam is, en specifiek de vraag wat onder .nl moet gebeuren met zogenaamde proxy registrations. Zonder in te gaan op de individuele gevallen die in de opiniestukken worden genoemd, verdienen de generieke beleidsthema’s die Van Eeckhoutte aansnijdt zeker aandacht. SIDN hecht hier aan omdat zij het beleid rond de registratie van .nl-domeinnamen zoveel mogelijk bepaalt in samenspraak met alle betrokken stakeholders en zij deze zo nodig aanpast aan actuele ontwikkelingen.

Moet SIDN meer doen om te zorgen dat de houdergegevens correct zijn ?
Artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier.
SIDN, de Houder, de Gebruiker en de proxy/privacy diensterverlener
Artikel is ingekort, lees de gehele bijdrage hier.

Geen urgente wijzigingen, wel een aanzet voor verdere discussie 
Het beleid van SIDN met betrekking tot het .nl domein is geheel in lijn met haar eigen regels. Beide worden vastgesteld in samenspraak met de lokale internetgemeenschap. SIDN waardeert vanuit die optiek het commentaar van Van Eeckhoutte. Hij sluit daarbij aan op de immer doorlopende discussie over de vraag of en op welke wijze SIDN en haar registrars meer zouden moeten doen om de kwaliteit van de houdergegevens te verbeteren. Ook stelt hij de rol van SIDN ten opzichte van privacy/proxy dienstverleners ter discussie. SIDN acht beleidswijzigingen op beide vlakken niet urgent. SIDN zet echter de discussie over met name de eerste vraag tegelijkertijd graag voort en hoopt daarbij zoveel mogelijk alle verschillende stakeholders, waaronder ook zeker de heer Van Eeckhoutte, te betrekken.

Maarten Simon
Senior Legal & Policy Manager SIDN

IEF 12676

Verwarringsgevaar: nauw verband tussen activiteiten

Vzr. Rechtbank Den Haag 21 mei 2013, KG ZA 13-395 (Wolfrat Boten B.V. tegen Rederij WK B.V.)
Handelsnaamrecht. Merkenrecht. Domeinnaamrecht. Rederij WK is na een aantal overdrachten het rondvaartbedrijf gaan exploiteren onder de handelsnaam 'Rederij Wolfrat'. Wolfrat WK is houdster van twee domeinnamen: redererijwolfrat.nl en wolfratrondvaarten.nl. Wolfrat Boten is houdster van Beneluxwoordmerk WOLFRAT en de domeinnaam rederij-wolfrat.nl. In 2010 is onenigheid tussen partijen ontstaan. Wolfrat Boten vordert thans een verbod op het gebruik van de handelsnamen 'Wolfrat' en 'Rederij Wolfrat' en de domeinnamen 'rederijwolfrat.nl' en 'wolfratrondvaarten.nl'. Rederij WK vordert op haar beurt overdracht van de handelsnaam 'Rederij Wolfrat', alsmede verbod op gebruik van die handelsnaam en de domeinnamen van Wolfrat Boten.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat Rederij WK inbreuk heeft gemaakt op het handelsnaamrecht en het merkrecht van Wolfrat Boten. Voldoende aannemelijk is dat er sprake is van verwarringsgevaar, wat volgt uit het nauwe verband tussen de activiteiten van de ondernemingen en de samenwerking tussen partijen in de afgelopen jaren. Het verweer van Rederij WK dat een mondeling overeengekomen licentie nog altijd van kracht is, moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. Rederij WK kan redelijkerwijs niet verwachten dat de licentie zou doorlopen als de beoogde plannen niet zouden doorgaan, laat staan dat deze ook zou gelden voor gebruik ten behoeve van een concurrerende onderneming. Overdracht en verbod op het gebruik van de handelsnaam 'Rederij Wolfrat' en de domeinnamen zijn toewijsbaar. De vorderingen in reconventie worden afgewezen.

4.2. Naar voorlopig oordeel heeft Rederij WK inbreuk gemaakt op het handelsnaamrecht en het merkrecht van Wolfrat boten. Als niet, althans onvoldoende bestreden, staat vast dat Wolfrat Boten de rechthebbende is op de handelsnaam 'Wolfrat' en het Beneluxwoordmerk WOLFRAT en dat het gebruik van de handelsnaam 'Rederij Wolfrat' en de domeinnamen rederijwolfrat.nl en wolfratrondvaarten.nl onder de beschermingsomvang van die rechten valt. Voor het geval dat Rederij WK de handelsnaaminbreuk heeft willen betwisten met haar opmerking dat Wolfrat Boten de afgelopen jaren geen rondvaarten heeft georganiseerd onder de handelsnamen 'Wolfrat' en 'Rederij Wolfrat', wordt dat verweer verworpen. Vast staat dat Wolfrat Boten de afgelopen jaren in ieder geval rondvaartboten heeft verhuurt onder de naam 'Wolfrat Boten'. Omdat het element 'Wolfrat' het meest onderscheidende element is van zowel die handelsnaam als van de door Rederij WK gebruikte handelsnaam van Wolfrat Boten in de zin van artikel 5 van de Handelsnaamwet. Dat door gebruik van die handelsnaam het publiek zou kunnen menen dat Rederij WK gelieerd is aan Wolfrat Boten en dus sprake is van verwarringsgevaar in de zin van die bepaling is voorshands voldoende aannemelijk. Dit volgt naar voorlopig oordeel uit het nauwe verband tussen de activiteiten van de ondernemingen (verhuur van boten van rondvaarten op onder meer de Loosdrechtse plassen, respectievelijk de organisatie van rondvaarten op onder meer de Loosdrechtse plassen) en de samenwerking tussen partijen in de afgelopen jaren.

4.3. Het verweer van Rederij WK dat de tussen partijen mondeling overeengekomen licentie nog altijd van kracht is, moet naar voorlopig oordeel worden verworpen. (...) Daarvan uitgaande kon Rederij WK naar voorlopig oordeel redelijkerwijs niet verwachten dat de licentie zou doorlopen als de bedoelde plannen niet zouden doorgaan, laat staan dat de licentie ook zou gelden voor gebruik ten behoeve van een concurrerend rondvaartbedrijf in Maarsen. (...)

4.14. Rederij WK heeft erop gewezen dat het voor haar ondoenlijk is om iedere verwijzing naar Rederij Wolfrat van internet te laten verwijderen omdat sommige websites - buiten Rederij WK om - gegevens van andere websites kopiëren. Dat heeft Wolfrat Boten niet bestreden. Ter voorkoming van executiegeschillen zal daarom worden bepaald dat Rederij WK geen dwangsommen verbeurt met betrekking tot verwijzingen op internet als zij die laat verwijderen binnen vijf dagen nadat zij door Wolfrat Boten schriftelijk is gewezen op de betreffende verwijzing.

IEF 12675

Ex parte bevel: dreigt operationeel internetdomein kwijt te raken

Ex parte beschikking Vzr. Rechtbank Utrecht 18 mei 2009 (Opsis B.V. tegen Gerekwesteerde)
Beschikking ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Voor een samenhangend geheel, zie ook IEF 12655.
Als randvermelding: Handelsnaamrecht. Auteursrecht. Domeinnaam. Opsis, een oogartskliniek, dreigt haar enige operationele internetdomein kwijt te raken aan gerekwesteerde als ex-werkneemster omdat zij het domein Oogartsenpraktijk.nl op haar eigen naam heeft aangevraagd in plaats van op naam van haar werkgever. Nu dreigt het domein naar een andere host te worden gezet, waardoor het voor Opsis onmogelijk wordt haar bedrijf te voeren. Opsis verzoekt een aanzegging van beslag en aanzegging hiervan bij SIDN. De voorzieningenrechter wijst het ex parte bevel toe, met uitzondering van het verzochte onder 3 (conservatoir derdenbeslag).

IEF 12671

SIDN de papieren tijger

Filip van Eeckhoutte, SIDN de papieren tijger, IE-Forum.nl IEF 12658
Een bijdrage van Filip van Eeckhoutte, Van Eeckhoutte Advocaten

De Registry SIDN

Wie wil weten wie de houder van een domeinnaam is, raadpleegt de WhoIs, een register dat wordt bijgehouden door de registry. Een domeinnaam is een naam in het Domain Name System (DNS), het naamgevingssysteem op internet waarmee onder andere webservers, mailservers en andere toepassingen worden geïdentificeerd en wordt uitgegeven door landelijke of regionale registry’s. Alle registry’s vallen onder de vlag van de Internet Assigned Numbers Authority (IANA). De registry voor Nederland c.q..nl-domeinnamen is SIDN, de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. De SIDN beheert anno 2013 ruim 5,3 miljoen registraties van domeinnamen onder het top level domain .nl.

SIDN registreert slechts wie op grond van de door haar ingerichte procedures houder van een domeinnaam is en daarmee haar contractuele wederpartij met betrekking tot een domeinnaam, met andere woorden wie met betrekking tot een bepaalde domeinnaam rechten (op grond van de algemene voorwaarden) ten opzichte van SIDN kan uitoefenen.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de opgemaakte versie hier.

SIDN bepaalt niet wie (het meeste) recht op een domeinnaam heeft en toetst voorafgaand aan de uitgifte van een domeinnaam niet of de domeinnaamhouder (in spe) daarmee inbreuk maakt op (intellectuele) rechten van derden, bijvoorbeeld merk- of handelsnaamhouders. Het register geeft niet weer wie het meeste recht op een domeinnaam heeft. Wie schade ondervindt van een (.nl-)domeinnaamregistratie kan zich tot een arbiter, rechter of College voor Klachten en Beroep voor .nl-domeinnamen wenden. Behoudens tegenbewijs is voor SIDN bij het vaststellen van het houderschap de administratie van SIDN leidend.

Papieren tijger

De nadruk in de voorwaarden en regeling van SIDN op openbaarmaking van correcte WhoIs-gegevens blijkt in de praktijk slechts een papieren tijger te zijn.

SIDN voert geen pro-actieve controle uit op de input op haar register, maar verlaat zich op commentaar van derden die vraagtekens plaatsen bij bepaalde input. Sterker nog, de SIDN gedoogt inschrijving van domeinnaamhouders waarvan aangetoond dan wel op zijn minst aannemelijk is dat die in geen relatie (meer) staan tot de betrokken domeinnaam.

Bureaucratie

Het bureaucratische beleid binnen SIDN in combinatie met zijn incorrecte en dus onbetrouwbare register kan tot gevolg hebben dat verkeerde personen in rechte worden aangesproken.

Langs de andere kant stelt SIDN zich weer formeel en onbuigzaam op indien een actie van haar kant wordt verlangd. Zo weigert de SIDN beslagen te registreren als de naam van een domeinnaamhouder niet precies overeenstemt met de naam in het beslagrekest. Een beslag op een .nl-domeinnaam kan dus op de klippen lopen omdat in het beslagrekest de meisjesnaam wordt gebruikt, terwijl in de houderinschrijving bijvoorbeeld maar een halve naam, alias of de naam van de echtgenoot wordt gebruikt of doordat de nieuwe houder zijn naam niet heeft ingeschreven, maar de oude domeinnaamhouder heeft laten staan.

Bij SIDN is bekend de casus “ILoveSu”, waarbij de .nl-domeinnaam ten onrechte was blijven staan op de naam van de vorige houder. De nieuwe houder was van registrar gewisseld, maar had het houderschap niet gewijzigd. De naam van de vorige houder bleef dus staan. De vorige houder kon niet bij het control panel omwille van de registrar-wisseling. Hoewel SIDN een toelichting van de vorige houder ontving, reageerde SIDN als volgt: “In lijn met het voorgaande registreren wij slechts beslagen en beperken wij de contractuele rechten van de houder slechts als het beslag is gelegd onder de houder. Daar is in het geval van het door uw cliënte gelegde beslag op de domeinnaam ilovesu.nl geen sprake van. Het beslag is - naar wij nu opmaken - kennelijk onder een gebruiker van de domeinnaam gelegd en, los van de vraag of het daarmee juridisch stand houdt hetgeen kan worden betwijfeld, is er daarmee geen aanleiding voor SIDN om het beslag te registreren, noch om de contractuele rechten van de houder te beperken.” De toelichting van de vorige houder was dus aan dovemansoren gericht. Ondanks rechterlijk verlof daartoe weigerde SIDN de desbetreffende naam te bevriezen en ondernam – in tegenstelling tot haar eigen voorwaarden – geen enkele actie tegenover de feitelijke houder of diens registrar.

Het is een gotspe dat het SIDN weigert mee te werken, zelfs al toont de beslaglegger aan dat de domeinnaamhouderinschrijving onjuist of onvolledig is en er kennelijk sprake is van een opzetje om de domeinnaam buiten beslag te houden. SIDN kijkt niet naar de feitelijke status omtrent het houderschap, maar louter naar de vraag of de houder bestaat. Zolang de houder bestaat is in beginsel voor SIDN de kous af.

Bij nader inzien lijkt uit de considerans van de Algemene voorwaarden voor .nl-domeinnaamhouders ook te volgen dat SIDN gedoogt dat registrars de domeinnaam op hun eigen naam zetten, in plaats van hun klant. 

Het verbergen van de ware houder is trouwens geen louter Nederlands fenomeen. Bij veel Chinese websites die inbreuk maken op intellectuele rechten (zgn. counterfeit websites) valt de registrant niet te achterhalen uit de whois-gegevens, omdat deze gebruik maakt van een dienstverlener die het mogelijk maakt om een domeinnaam te gebruiken zonder de eigen identiteit prijs te geven, zoals Privacyprotect.org, Protected Domain Services, WhoisGuard en Private Whois (hierna ook wel “anonimiteitsdiensten”). Tevens lijkt in bepaalde gevallen sprake te zijn van onjuiste contactgegevens. 

De voorwaarden en regelingen van SIDN kunnen in combinatie met de juridische implicaties van haar register, niet anders worden opgevat dan dat SIDN in uitvoering van haar publieke taak actief dient zorg te dragen voor een up-to-date en waarheidsgetrouw WhoIs-register waar gebruikers, zoals advocaten, van op aan kunnen. Het vorenstaande leidt echter tot de conclusie dat SIDN anno 2013 haar register niet op orde heeft en een beleid voert dat linea recta indruist tegen haar eigen voorwaarden en regelingen. Als gevolg daarvan worden gelaedeerden opgezadeld met bijkomende obstakels in het proces om inbreukmakend gedrag te laten staken; obstakels die volstrekt overbodig worden opgeworpen en die slechts met (aanzienlijke) moeite kunnen worden overwonnen.

IEF 12616

WIPO-selectie april 2013

Domeinnaamrecht. We beperken ons tot een doorlopende selectie van WIPO-geschillenbeslechtingsprocedures die wellicht interessant zijn. Hier een overzicht van de in de laatste weken gepubliceerde procedures. Ditmaal over:

A) Aanwijzingen dat er meer aan de hand is, eis niet geschikt voor UDRP procedure
B) Easybook.com bestaat uit beschrijvende termen, die te maken hebben met diensten verweerder (e-books)
C) Registratie domeinnaam tijdens onderhandelingen is niet te kwader trouw
D) Zes weken voor indienen van eis een merkregistratie ingediend
E) Natwest heeft geen rechten opgebouwd voor nwolb
F) Ticketnetwork is twee jaar later dan de domeinnaam als merk geregistreerd
G) Eiser bewijst niet 'common law’ merkrechten op afkorting RT van "The Real Truth Magazine"
H) Eiser toont niet te kwader trouw ten tijde van registratie aan

Deze selectie is samengevat door Sara Biersteker, Van Till advocaten.

DNL2012-0076
goolfy.nl > Complaint denied
A) Luxemburgse houder van Beneluxmerk voor indoor glow-in-the-dark golfbanen “Goolfy”. Merk is geregistreerd in December 2007. Domeinnaam is eerder geregistreerd, namelijk in februari van dat jaar. Sinds november 2012 is domeinnaam in handen van verweerder. Sprake van verwarringwekkende overeenstemming en geen sprake van eigen recht of legitiem belang. Geschillenbeslechter wijst de eis toch af omdat de eis niet geschikt is om in de geschillenprocedure te behandelen. Er zijn aanwijzingen om kwader trouw aan te nemen, echter, er zijn ook aanwijzingen om aan te nemen dat er in dit geval (met betrekking tot overdracht van merkrechten en de rol van eventuele derden) meer aan de hand is.

“Having noted that, the Panel finds that aspects of this case together might be taken to suggest bad faith on the part of the Respondent. However, the Panel also notes indications in the record of a rather troubled and protracted history between the parties (and possibly the mentioned third party), in relation to the registration and use of various identifiers potentially relevant to this case, among others the transfer of the Trademarks. In light of this, as much as the Complainant’s case may well have merit, the Panel finds that in the end it is more suited to possible determination in court than within the abbreviated framework of the .NL Regulations. Proceedings under the Regulations do not lend themselves to extensive fact-finding by panels (see, e.g., Avenza Systems Inc. v. Exqte, WIPO Case No. DNL2012-0011).”

D2013-0310
easybook.com > Complaint denied
B) Eiser heeft Italiaans merk “Easy Book” sinds 1987 en biedt onder dat merk reisdiensten aan. Verweerder verkoopt onder de in 1996 geregistreerde domeinnaam e-books. Domeinnaam hoeft niet te worden overgedragen nu verweerder volgens geschillenbeslechter eigen recht/legitiem belang bij de domeinnaam heeft. Domeinnaam bestaat uit beschrijvende aanduidingen. De diensten die verweerder aanbiedt – het verkopen van e-books – hebben te maken met die beschrijvende termen, niet met de diensten (reizen) van eiser.

“The use of a domain name that is linked to the generic or descriptive value of the domain name may be considered a fair and legitimate use. See, e.g., Landmark Group v. DigiMedia.com, L.P., NAF Claim No. 285459 (a legitimate interest, on the part of a respondent, in a disputed domain name may be found “[if] the domain names have been registered because of their attraction as dictionary words, and not because of their value as trademarks”); National Trust for Historic Preservation v. Barry Preston, WIPO Case No. D2005-0424 (“A number of Panels have concluded that a respondent has a right to register and use a domain name to attract Internet traffic based on the appeal of a commonly used descriptive phrase, even where the domain name is confusingly similar to the registered mark of the complainant…It is clear, however, that the respondent must be using the domain name not in the trademark sense but in the descriptive sense, to communicate some aspect of the services offered.”); Havanna S.A. v. Brendan Hight, Mdnh Inc, WIPO Case No. D2010-1652 (“Prior decisions under the UDRP show there may well be a legitimate interest if the domain name is a generic word or a geographic indicator, provided it is not used to trade on the trademark owner’s goodwill.”). See WIPO Overview on WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions (“WIPO Overview 2.0”), paragraph 2.2.

In the case at hand there is a clear link to the generic or descriptive value of the disputed domain name and the use made by Respondent of it. Respondent is offering books for sale and not services or products which are similar to Complainant’s trademark. There are no indications that Respondent is using the disputed domain name to trade on the goodwill that may be linked to Complainant’s trademark. Moreover, the evidence provided by Complainant that Respondent would be offering the disputed domain name for sale is not in itself, in the view of the Panel, conclusive.”

D2013-0253
daedousa.com > Complaint denied
C) Eiser en verweerder zijn in 2007 met elkaar in onderhandeling geweest over het sluiten van een distributieovereenkomst. Verweerder zou daartoe de producten van eiser (Deado vechtsportartikelen) gaan verkopen in de VS. In al zijn enthousiasme heeft verweerder vóór het sluiten van de overeenkomst – dus tijdens de onderhandelingen – zonder goedkeuring van eiser de domeinnaam geregistreerd. Dit maakt echter niet dat er sprake is van kwader trouw. Eiser slaagt er niet in aan te tonen dat er sprake was van registratie te kwader trouw.

“It is clear to the Panel from the factual matrix in this case that the Respondent registered the disputed domain name in contemplation of the commercial arrangement between the Parties coming into existence. There is no evidence in the record that the Respondent either sought or received the Complainants’ permission to do so. However, there is no provision under the Policy or consensus among UDRP panels that registering a domain name in the absence of express authorization is per se bad faith, where that domain name is intended to be used, and ultimately is used, for a business venture between the trademark owner and the other party (see Recaro North America, Inc. v. Speedware Motorsports, WIPO Case No. D2010-0412).”

“In these circumstances, the Panel finds that the Complainants have failed to prove that the disputed domain name was registered in bad faith in terms of the Policy. Accordingly, the Panel does not require to consider in detail the Respondent’s use of the disputed domain name following the termination of the Distribution Contract. In reaching the above conclusion, however, the Panel takes no position on the merits of any contractual dispute that may exist between the Parties, and the finding in the present proceedings should in no way be considered as preventing the Complainants (or indeed either of the Parties) from seeking to pursue this matter through the courts, should they so choose. Furthermore, this Decision should not be regarded as in any way condoning or endorsing the Respondent’s conduct following termination of the Distribution Contract, nor should it be construed as a finding that the Respondent has not acted in bad faith in a wider context than that which the Panel may consider within the framework of the Policy.”

D2013-0260
purva.com > Complaint denied
D) Indiase merkhouder “Purva”, Australische verweerder. Eis loopt stuk op kwader trouw omdat verweerder zes weken voor het indienen van de eis door eiser een merkaanvraag in Australië – ter registratie van het “Purva” merk - heeft gedaan. De geschillenbeslechter vertrouwt het echter niet geheel en geeft aan dat eiser de mogelijkheid krijgt om zijn eis opnieuw in te dienen wanneer door later gebruik van de domeinnaam blijkt dat de intenties (bij registratie van de domeinnaam) van verweerder te kwader trouw waren.

“While the Panel has found that the Complaint has failed under this, the third element of the Policy, the Panel has not found this an easy case to decide and recognises that it is conceivable that the Respondent registered the Domain Name, knowing of the Complainant’s trade mark rights and with the intention at some time to exploit those rights to his own advantage by bad faith use of the Domain Name. It is conceivable that although the trade mark application predated the Complaint, the Respondent had anticipated the Complaint and that the application was a sham designed simply to defeat the anticipated Complaint.

The Panel has sufficient doubts as to the Respondent’s intentions to recommend that if the Respondent’s future use of the Domain Name should suggest that the Respondent’s motivation at the outset was, as the Complainant has contended, in bad faith, the Complainant should be permitted to re-file the Complaint. In so recommending the Panel recognises that whether or not a re-filed complaint is to be accepted is a matter for the Center and the panel selected to decide the case.”

D2013-0120
nwolb-online.com > Complaint denied
E) Erg voor de hand liggende uitkomst: geen sprake van verwarringwekkende overeenstemming tussen merk “Natwest” en domeinnaam www.nwolb-online.com. Ze lijken in de verste verte niet op elkaar. Eiser heeft niet onderbouwd dat zij merkrechten heeft (opgebouwd) op naam “nwolb”.

“Complainant argues that “nwolb” is an abbreviation of “Natwest Online Bank”. However, the Panel finds that Complainant fails to show that it has any (unregistered) trademark rights in the “nwolb” sign1. According to the Panel, the “nwolb” sign cannot be seen as confusingly similar to the NATWEST trademark. Complainant’s NATWEST trademark and the “nwolb” sign only share i) two characters, the letter “n” and the letter “w” and ii) the front position of the letter “n”. According to the Panel, Complainant’s NATWEST trademark and the “nwolb” sign expression are clearly distinct from each other. As a result the disputed domain name does not contain any distinctive element in which the Complainant shows to have rights. (See Viacom International, Inc. (“Viacom”) v. na, Max Crossan and Max Fret, WIPO Case No. D2008-2003)

For these reasons, the Panel finds that Complainant has failed to satisfy the requirements of paragraph 4(a)(i) of the Policy. Because this is an essential element of the claim, it is not necessary to resolve the remaining factual disputes on the other elements. See Pet Warehouse v. Pets.com, Inc., WIPO Case No. D2000-0105 (the panel needs not consider elements of legitimate interests or bad faith if complainant fails to establish enforceable rights in mark).”

D2013-0218
ticket-network.com > Complaint denied
F) Het merk van eiser “ticketnetwork” is later (in 2003) geregistreerd dan de domeinnaam (2001) van verweerder. Registratie te kwader trouw is dan in het algemeen haast niet meer aan te tonen. Deze uitspraak bevestigt het voorgaande. Eis wordt afgewezen wegens onvoldoende bewijs.

“In the present case, the Complainant has failed to demonstrate to the satisfaction of the Panel that the Respondent was aware of the Complainant at the time of registration of the disputed domain name, and that it has intentionally registered the disputed domain name in order to misdirect customers searching for the Complainant. As the disputed domain name was registered several years prior to the filing date of the Trademark, it was the Complainant’s responsibility to come forth with evidence demonstrating this contention, all the more because “ticket network” may be perceived as a generic term and the disputed domain name does not misspell the Trademark, but merely adds a hyphen. The Panel therefore finds that the Complainant has failed to demonstrate that the disputed domain name was registered in bad faith.

Further, the Complainant has not demonstrated that the disputed domain name is being used in bad faith. Although passive holding does not, as such, prevent a finding of bad faith, the Panel must examine all the circumstances of the case to determine whether the Respondent is acting in bad faith (paragraph 3.2 of the WIPO Overview 2.0). In the present case, the Panel finds that the Complainant has failed to bring forward evidence justifying the conclusion that the Respondent is using the disputed domain name in bad faith. The mere fact that the disputed domain name is confusingly similar to Trademark is in itself insufficient to find that customers are misled or that the website linked to the disputed domain name is endorsed by the Complainant. This is even more so given that the designation “ticket network” may be perceived as generic. SeeTicket Software LLC v. MRWFX Inc., WIPO Case No. D2011-0721.”

 D2013-0320
rt.org > Complaint denied
G) Eiser brengt al zo’n 10 jaar een christelijk blad uit onder de naam “The Real Truth Magazine” en meent daarom nu ‘common law’ merkrechten te hebben opgebouwd op de afkorting “RT” (afkorting van “Real Truth”). Voorwaarde hiervoor is dat eiser aantoont dat het publiek het teken “RT” met zijn producten en diensten associeert. Daarin is eiser niet in geslaagd. Geen sprake van verwarringwekkende overeenstemming dan wel kwader trouw. Domeinnaam rt.org hoeft derhalve niet te worden overgedragen.

“To establish common law rights as a trademark in the alleged RT Mark, Complainant must show the Mark acquired secondary meaning, i.e., that the public associates the asserted mark with Complainant's goods or services. See First Place Financial Corp. v. Michele Dinoia c/o SZK.com, NAF Case No. FA 506772; see also CPP, Inc. v. Nokta Internet Technologies, WIPO Case No. D2008-0591 (holding that when relying on common law rights in UDRP proceedings, “the Complainant must adduce sufficient evidence to demonstrate that the claimed mark has in fact been used as a mark labeling goods or services and, through its use, attracted significant goodwill and reputation associated with the Complainant's goods or services in a definable market.”); WIPO Overview of WIPO Panel Views on Selected UDRP Questions, Second Edition (“WIPO Overview 2.0”), at paragraph 1.7 (“The complainant must show that the name has become a distinctive identifier associated with the complainant or its goods or services. Relevant evidence of such “secondary meaning” includes length and amount of sales under the trademark, the nature and extent of advertising, consumer surveys and media recognition […] However, a conclusory allegation of common law or unregistered rights (even if undisputed) would not normally suffice; specific assertions of relevant use of the claimed mark supported by evidence as appropriate would be required.”). On the record here, the Panel agrees with Respondent, Complainant has not shown any rights in the alleged RT Mark.

To begin with, Complainant failed to provide the Panel with any evidence of its use of the alleged RT Mark for even a small amount of time, let alone a time sufficient to establish common law rights. See Koninklijke Nederlandse Springsstoffen Fabriek N.V. v. Kim Hyungho GMM, WIPO Case No. D2002-0707 (holding that “As long as there is no registration of the letters KNSF as a company name or a trademark [for Koninklijke Nederlandse Springsstoffen Fabriek], and the Complainant has not substantiated that the abbreviation has been used to such an extent that it has been generally known to the relevant commercial circuit as a trademark or trade name for Complainant, Complainant has failed to prove that he has rights in KNSF as a trademark.”) Rather, Complainant’s assertion of common law rights is based on bald assertions that the Mark has been in “commercial use, in association with The Real Truth Magazine” and that “The Real Truth” has been in circulation and used the “RT” mark throughout the U.S. and in other countries for 10 years”. So the best that Complainant can do is to try to piggyback rights for the alleged RT Mark on its claimed 10-year use of the term “The Real Truth Magazine”.”

D2012-2516
grupouninter.com > Complaint denied
H) Met betrekking tot de kwader trouw gaat eiser alleen in op gebruik van domeinnaam te kwader trouw. Bij de geschillenprocedure voor .com domeinnamen moet echter ook kwader trouw ten tijde van registratie worden aangetoond. Hier gaat de eiser in zijn geheel niet op in. Het is niet de verantwoordelijkheid van het panel om dat te doen. Eis wordt dan ook afgewezen.

“As the Rules clearly indicate, in order for the panel to adjudicate a domain name dispute, the panel must find that the domain name was registered and is being used in bad faith. In other words, the panel must examine separately two issues which takes place in different moments: 1) whether or not bad faith existed when the disputed domain name was registered; and 2) whether or not the disputed domain name is being used in bad faith.

It is not always easy to draw a clear line between these two circumstances, given that the former requires the evaluation of a static event, while the latter requires examining the dynamics of a conduct during a period of time. The Panel is also aware that in many instances, it is quite difficult to keep these two circumstances separate.

However, the Complainant has a duty to examine and argue both circumstances and it is not the panel's job to do so.

In the present case, the Complainant has only examined and argued that the disputed domain name is being used in bad faith, but said nothing and did not proffer any argument about the disputed domain name having been registered in bad faith.”

IEF 12591

Positie van de domeinnaamhouder

Rechtbank Midden-Nederland 15 februari 2013, LJN BZ8313 (Universiteit Utrecht tegen gedaagde)
Uitspraak is door de redactie van rechtspraak.nl ingetrokken en zal niet weer worden geplaatst. Als randvermelding. Onrechtmatige publicaties/uitlatingen. Positie domeinnaamhouder. Geen inbreuk portretrecht.

Gedaagde is een oud-student van de Universiteit Utrecht. Gedaagde heeft, onder zijn eigen naam, verschillende artikelen geplaatst op de website, waaronder de artikelen met titel: "Europese Universiteiten massaal ondermaats", "Discutabele academicus [Eiser 2] wint prijs" en "Wederom fraude op universiteit". Per 11 december 2012 staat niet meer gedaagde, maar Persgroep Alles In Perspectief A.S. geregistreerd bij de SIDN als houder van de domeinnaam. Waarna artikelen met de volgende titels zijn geplaatst: "Plagiaat van [Eiser 2]?" en "Universiteit Utrecht klaagt academicus aan". Eisers vorderen rectificaties en het verbod op het portretrecht van de docent Kunstgeschiedenis.

De voorzieningenrechter stelt bij haar beoordeling voorop dat de domeinnaamhouder niet automatisch ook de beheerder is van de inhoud van de website die onder de domeinnaam hangt (contentbeheerder). Deze hoedanigheden kunnen in één persoon vertegenwoordigd zijn, maar dat hoeft niet. Universiteit Utrecht c.s. heeft verder aangevoerd dat Gedaagde tevens de auteur, dan wel contentbeheerder is van de overige bestreden artikelen, nu de andere redacteuren feitelijk hebben te gelden als pseudoniemen van Gedaagde. Universiteit Utrecht c.s. stelt vervolgens nog dat Gedaagde (in ieder geval tot 11 december 2012) als domeinnaamhouder aansprakelijk is voor eventuele onrechtmatige uitlatingen in de bestreden artikelen.

Indien sprake is van een onrechtmatige publicatie, in de hier boven bedoelde zin, dan kan op grond van artikel 6:167 BW de vordering tot rectificatie worden toegewezen. In het licht van de aard van de website (te weten een blog over actualiteiten die, zoals de titel al aangeeft, “alles in perspectief wil plaatsen”) is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de lezer van dit artikel een en ander kan relativeren, zodat dat de ernst van de te verwachten gevolgen voor Universiteit Utrecht c.s. beperkt zal blijven. De vorderingen worden afgewezen.

5.6. (...) Voor zover Universiteit Utrecht c.s. onderhavige vorderingen baseert op artikel 6:196c lid 5 BW, dat bepaalt dat een rechterlijk gebod of verbod kan worden opgelegd aan degene die diensten van de informatiemaatschappij verricht als bedoeld in artikel 3:15d lid 3BW, geldt dat – voor zover voornoemd artikel van toepassing is op een domeinnaamhouder – ook dit spoor doodloopt, omdat [Gedaagde] geen domeinnaamhouder (meer) is. Dat [Gedaagde] betrokken is bij de nieuwe domeinnaamhouder en in zo’n mate dat hij in staat moet worden geacht om tot verwijdering van de artikelen en het plaatsen van een rectificatie over te gaan, zoals Universiteit Utrecht c.s. heeft gesteld, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding niet komen vast te staan.

5.9. Aan Universiteit Utrecht c.s. wordt toegegeven dat een lezer wellicht zou kunnen denken dat iets dergelijks door [Gedaagde] wordt gesuggereerd, maar in het licht van de aard van de website (te weten een blog over actualiteiten die, zoals de titel al aangeeft, “alles in perspectief wil plaatsen”) is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de lezer van dit artikel een en ander kan relativeren, zodat dat de ernst van de te verwachten gevolgen voor Universiteit Utrecht c.s. beperkt zal blijven.
Alles overziende heeft Universiteit Utrecht c.s. naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat Universiteit Utrecht c.s. op onrechtmatige wijze in de genoemde passages van fraude, liegen of verwijten van gelijke strekking worden beschuldigd. De vorderingen van Universiteit Utrecht c.s. worden dan ook afgewezen.

Inbreuk portretrecht?
5.10. Universiteit Utrecht c.s. stelt dat [Gedaagde], door het plaatsen van de beeltenis van [Eiser 2] op de website [Website], in strijd handelt met het portretrecht van [Eiser 2] en vordert onder 2 dat deze beeltenis wordt verwijderd en onder 3 dat het [Gedaagde] verboden wordt verder gebruik te maken van dit beeldmateriaal (zie 3.1). De voorzieningenrechter komt echter niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze vordering. In 5.4, 5.5 en 5.6 is immers reeds bepaald dat in het kader van dit kort geding dient te worden aangenomen dat [Gedaagde] slechts met betrekking tot het artikel van 11 april 2012 zeggenschap heeft over de inhoud daarvan en in dit artikel is de beeltenis van [Eiser 2] niet zichtbaar. Onderhavige vorderingen van Universiteit Utrecht c.s. worden dan ook afgewezen.