Auteursrecht  

IEF 14261

CvTA - eerste ervaringen met toetsing nieuwe Wet Toezicht

Jaarrapport 2013 CvTA - Brief aan Staatssecretaris Teeven.
Uit het persbericht: Het College van Toezicht Collectieve Beheersorganisaties Auteurs- en naburige rechten (CvTA) brengt het toezichtrapport over het verslagjaar 2013 uit. Hierin zijn de resultaten opgenomen van het toezicht op het functioneren van 17 collectieve beheersorganisaties (CBO’s) die de rechten beheren van onder andere (muziek)auteurs, acteurs, film- en beeldmakers, uitgevers en producenten. In 2013 is een nieuwe toezichtwet in werking getreden, waardoor het aantal onder toezicht staande organisaties is toegenomen en het toezicht is verbreed en verdiept.

 

Het collectief beheer van auteursrechten en naburig recht stond in 2013, evenals eerdere jaren, onder druk van veranderende economische, technologische en maatschappelijke omstandigheden. Belangrijke ontwikkelingen zijn de toenemende online verspreiding van muziek, film en literatuur tegenover een dalende verkoop van traditionele ‘dragers’ (cd, dvd) en leenrechtvergoedingen (bibliotheken), het stopzetten van vergoedingen aan makers door de kabelexploitanten en een in 2013 van kracht geworden nieuwe regeling voor Thuiskopievergoedingen. Al met al hebben de CBO’s zich in 2013 goed staande weten te houden en is de incasso in Nederland en via ontvangsten vanuit het buitenland voor de sector als geheel op een vrijwel gelijk niveau gebleven als in 2012 (€ 320 mln.). Hierbij neemt Buma Stemra meer dan de helft (56%) voor zijn rekening.

De 17 CBO’s voldoen al in grote mate aan de vereisten van de nieuwe wet op het punt van de transparantie richting rechthebbenden en de bestuurlijke organisatie. Videma, gericht op het beheer van tv-rechten voor de zakelijke markt, voldoet nog niet aan de vereisten voor governance, waardoor het CvTA bij betrokken partijen heeft aangedrongen op wijziging van de bestuurlijke structuur. De sector als geheel blijft binnen de wettelijke normen voor kosten van het rechtenbeheer (maximaal 15% kosten ten opzichte van de incasso en de verdeling van gelden aan rechthebbenden), maar bij afzonderlijke CBO’s doen zich uitschieters voor die zijn te verklaren uit bijzondere omstandigheden rond incasso en verdeling van gelden of de keuze voor een relatief duur en complex proces van de verdeling door de aangeslotenen zelf. De omvang van de verdeling van gelden via ketens (incasso en verdeling van gelden door twee afzonderlijke CBO’s) blijft met 8% van de totale verdeling beperkt, maar hier is wel sprake van enigszins hogere beheerskosten.

Alle 17 CBO’s 2 voldoen aan de wettelijke vereisten voor bezoldiging van topfunctionarissen (Wet Normering Topinkomens). Op grond van het toezicht over het verslagjaar 2013 heeft het College de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie geadviseerd de huidige wettelijke normen voor kosten van het rechtenbeheer vanuit een pragmatisch oogpunt voorlopig te handhaven, om bij de implementatie van de EU-Richtlijn voor collectief beheer in 2016 hierop terug te kunnen komen.

IEF 14259

Wapperen met IE-rechten op off-shore ankers

Vrz. Rechtbank Den Haag 3 oktober 2014, IEF 14259 (Mooreast Asia tegen Vrijhof Anchors)
Uitspraak ingezonden door Sven Klos en Sebastiaan Brommersma, Klos Morel Vos & Schaap. Onrechtmatige mededeling. Wapperen. Partijen zijn beiden actief in productie, ontwerp en verkoop van off-shore ankers. Vrijhof heeft na het einde van de samenwerking brieven gestuurd aan klanten, waarin onrechtmatig wordt gewapperd met IE-rechten. Het gebruik van woorden als 'genuine designs, lookalike anchors, non-original equipment' zijn medebepalend voor de indruk van de brief. De voorzieningenrechter oordeelt dat Vrijhof onzorgvuldig en onrechtmatig jegens Mooreast heeft gehandeld. Er wordt een wapperverbod gegeven, de brief moet worden gerectificeerd en er wordt opgave bevolen.

4.10. (...) Hoewel, zoals Vryhof terecht heeft aangevoerd, in de brief niet letterlijk staat dat Vryhof beschikt over enig intellectueel eigendomsrecht ten aanzien van de Stevpris en Stevshark ankers, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de mededelingen in de brief wel deze strekking hebben. De ontvanger van de brief wordt immers geïnformeerd dat Mooreast ankers heeft aangeboden en verkocht die wellicht lijken op de authentieke ontwerpen, maar niet zijn gebouwd conform de tekeningen, regels, restricties en krachtberekeningen die Vryhof daarvoor heeft vastgesteld. Het gebruik van de woorden als 'genuine designs', 'lookalike anchors', 'IP-related disputes', 'non-original equipment' zijn medebepalend bij het wekken van die indruk.

4.13. De voorzieningenrechter verwerpt de stelling van Vryhof dat zij in de brief slechts duidelijk maakt dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Vryhof en Mooreast is geëindigd en dat Mooreast dan ook niet langer ankers afkomstig van Vryhof kan leveren en ook niet langer gerechtigd is ankers te produceren en te leveren op basis van ontwerptekeningen van Vryhof. Dit staat niet met zoveel woorden in de brief en is, zoals hiervoor overwogen, ook niet de strekking van de brief. Dat Mooreast op een andere grond niet gerechtigd zou zijn ankers met een uiterlijk dat overeenstemt met de Stevpris respectievelijk de Stevshark ankers op de markt te brengen, is door Vryhof niet gesteld. Mooreast heeft overigens betwist voor haar ankers gebruik te maken van ontwerptekeningen en specificaties van Vryhof.
IEF 14254

Kleurcombinatie en vormgevingslementen van een schommelattractie

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 oktober 2014, IEF 14254 (Kermis en Machinebouw Gaasendam tegen X)
Uitspraak ingezonden door Douglas Mensink en Henk Bethlehem, Micta. KMG ontwikkelt, ontwerpt en produceert kermisattracties, waaronder een schommelattractie genaamd 'Freak Out'. Het feit dat 'Freak Out' moet voldoen aan technische en functionele eisen betekent niet dat er geen sprake kan zijn van een beschermd werk. Het zogenaamde Umfeld toont diverse manieren waarop een vergelijkbare attractie kan worden ontworpen en er voldoende creatieve keuzes mogelijk zijn. De specifieke (kleur)combinatie en uitwerking van (vormgevings)elementen zijn voldoende voor auteursrechtelijke bescherming. Van een verveelvoudiging ex 13 Aw is sprake, een stakingsverbod wordt opgelegd.

4.17 In het onderhavige geval zijn de vormgeving van de diverse elementen en de (kleurencombinaties van) de versieringen van de 'Freak Out' auteursrechtelijk beschermd. Vergelijking van de totaalindrukken van de werken van partijen wijst uit dat zowel de vormgeving als de versiering van element die beeldbepalend zijn voor de totaalindruk van de 'Freak Out' één op één in het ontwerp van de 'Hang Over' lijken te zijn overgenomen. Dit geldt met name voor de plaatsing, vormgeving en kleurstelling van de meest in het oog springen elementen: de masten, de supports onderaan de masten, de draagarm en de klepel en het hekwerk. Het kleurengebruik van de primaire kleuren rood, geel en groen en blauw en de spiraalvormige roze band op de gele achtergrond van de draagarm en de klepel zijn bij het ontwerp van de 'Hang Over' nagenoeg gelijk aan het ontwerp van de 'Freak Out' van KMG.
(...)
IEF 14244

Striping op voertuig geen inbreuk op politiestriping

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 29 september 2014, IEF 14244 (Staat der Nederlanden tegen Darkness Reigns)
Auteursrecht. Merkenrecht. Striping (na aanpassing) op voertuig gedaagde niet in strijd met het auteursrecht of merkenrecht van de Staat en evenmin onrechtmatig jegens de Staat. Het meest kenmerkende verschil wordt echter gevormd door de opvallende dubbele gele strepen, een brede en een smalle, die over de gehele omtrek van de Auto loopt, hetgeen bij de politiestriping en secundaire striping niet het geval is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de totaalindrukken verschillen. De auto wordt enkel gebruikt voor festivalbezoek en vakantie, en niet voor commerciële doeleinden.

 

Auteursrecht
4.5. Van verveelvoudiging als door de Staat gesteld is sprake indien de striping, zoals gebruikt door [gedaagde sub 2] op de Auto, een reproductie dan wel een gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm is van de striping die de Staat hanteert. De striping die [gedaagde sub 2] gebruikt op de Auto bevat enkele elementen die zijn overgenomen uit het werk van de Staat. Bij zowel de striping op de Auto als de politiestriping loopt het lijnenspel op de voor- en achterzijde van de auto’s naar elkaar toe. De striping op de zijkanten van de Auto is, net als bij de politiestriping en secundaire striping, aangebracht in een hoek van, op het oog 40°. Verder is in alle gevallen sprake van rechte afsneden en een symmetrisch lijnenspel. Net als bij de secundaire striping is sprake van enkele lijnen. Ook geldt dat het kleurgebruik van de striping op de Auto overeenstemt met de striping van de auto’s van Dynamic Diplomatic Surveillance. Evenwel is er ook een aantal verschillen tussen de striping op de Auto en de striping die de Staat hanteert. Zo bevindt het lijnenspel op de achterkant van de Auto zich - anders dan bij de politiestriping en secundaire striping - onder het nummerbord, heeft de Auto op de achterkant en zijkanten meer lijnen en is het lijnenspel aan de voor- en achterzijde van de Auto hoger afgesneden. Het meest kenmerkende verschil wordt echter gevormd door de opvallende dubbele gele strepen, een brede en een smalle, die over de gehele omtrek van de Auto loopt, hetgeen bij de politiestriping en secundaire striping niet het geval is. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat geen sprake is van overeenstemmende totaalindrukken tussen de striping die [gedaagde sub 2] hanteert en de striping waarop de Staat het auteursrecht stelt te hebben. Hooguit is sprake van een globale gelijkenis en dat is niet voldoende voor het aannemen van een inbreuk op het auteursrecht (HR 13 oktober 1989, NJ 1990/337). De vorderingen van de Staat gegrond op het auteursrecht zullen dan ook worden afgewezen. Om die reden zal de voorzieningenrechter het beroep van Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] op artikel 16b Auteurswet onbesproken laten.

4.7. (...) Bij een beeldmerk gaat het om visuele gelijkenis. Visueel beschouwd bestaat het beeldmerk van de Staat uit lijnen in drie kleuren die, op het oog, lopen in een hoek van 40°. Op de voor- en achterzijde van de Auto gebruiken Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] lijnen die lopen in een V. Deze verschillen daarmee sterk van het lijnenspel van het merk. De lijnen op de zijkanten van de Auto lopen weliswaar in een hoek van, op het oog, 40 °, maar bestaan slechts uit twee kleuren. Bovendien wordt het lijnenpatroon op de Auto doorbroken door een opvallende dubbele gele streep.

4.8. De voorzieningenrechter is gelet op dit voorgaande van oordeel dat de totaalindrukken van het merk en teken zodanig verschillen dat geen sprake is van gebruik van een met het merk overeenstemmend teken. Daar komt nog bij dat als onbetwist is komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] de Auto enkel gebruikt voor festivalbezoek en vakantie. Het moet er zodoende rechtens voor worden gehouden dat de Auto niet gebruikt is voor commerciële doeleinden. Derhalve kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden aangenomen dat Darkness Reigns en [gedaagde sub 2] ongerechtvaardigd voordeel trekken uit het onderscheidend vermogen van het merk. Afbreuk aan het onderscheidend vermogen kan evenmin worden vastgesteld, nu het teken zodanig van het merk verschilt dat geen verwarring is te duchten bij het relevante publiek. De vorderingen van de Staat gegrond op het merkenrecht zullen dan ook worden afgewezen.

Op andere blogs:
Dirkzwager IE & IT

IEF 14243

Kuifje-oeuvre in uitnodiging voor ledenvergadering

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 september 2014, IEF 14243 (Moulinsart tegen Hergé Genootschap)
Uitspraak ingezonden door Katelijn van Voorst, Fox Waldmeister. Citaatrecht. Moulinsart beschermt, promoot en beheert het oeuvre Hergé, de geestelijk vader van Kuifje. De rechtbank oordeelde in de bodemprocedure IEF 13558 dat er sinds 2000 een overeenkomst bestond op grond waarvan voor dergelijk gebruik toestemming is gegeven tot 1 juli 2012. De rechten op de stripboeken liggen bij uitgeverij Casterman, die van overige werken bij Vlamynck. Moulinsart heeft niet gemotiveerd dat de door haar gestelde inbreuken door HG in de uitnodiging voor een ALV het oeuvre betreft waarop Vlamynck auteursrechten zou hebben. De vorderingen worden afgewezen.

4.5. In dit kort geding kan er dus, anders dan in de bodemprocedure, niet vanuit worden gegaan dat de auteursrechten op het gehele oeuvre Hergé door Moulinsart kunnen worden uitgeoefend. Moulinsart heeft echter niet gemotiveerd waarom aangenomen moet worden dat de door haar gestelde inbreuken door HG nu juist het deel van het oeuvre betreft waarop Vlamynck auteursrechten zou hebben. Het merendeel van de illustraties en teksten in de publicaties van HG waartegen Moulinsart zich keert, lijken integendeel juist te zijn overgenomen uit de stripboeken terwijl Moulinsart geen onderscheid heeft gemaakt tussen werken waarvan het auteursrecht zou berusten bij Vlamynck en werken waarvoor dat niet geldt. Aldus bestaat teveel onduidelijkheid over het recht van Moulinsart zich tegen de gestelde inbreuken te verzetten. Al hierop stuit het gevorderde inbreukverbod af, evenals de vordering tot opgave van publicaties van HG, voor zover deze laatste vordering al als spoedeisend kan worden aangemerkt.

4.6. HG heeft de voorzieningenrechter verzocht zich (...) niettemin ook uit te spreken over haar beroep op het citaatrecht. Een dergelijk oordeel is echter niet zinvol nu al niet duidelijk is welke afbeeldingen en citaten onderzocht zouden moeten worden.

Lees de uitspraak (IEF 14243 pdf/ ECLI:NL:RBDHA:2014:11809 link)

IEF 14242

Advocaten tuchtrechtelijk verwijtbaar voor plaatsen boek op website

Hof van Discipline 17 februari 2014, IEF 14242; ECLI:NL:TAHVD:2014:60 (W. tegen X advocaten)
Auteursrecht. Tuchtrecht. Geen maatregel. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zonder overleg, bronvermelding of toestemming het "Woordenboek Juridische Terminologie en Politiejargon" op haar website te plaatsen. Er wordt geen maatregel aan de bestuurders van de bv opgelegd.

5.3 Het "Woordenboek Juridische Terminologie en Politiejargon" is zonder overleg, zonder bronvermelding en zonder toestemming van klager, wiens naam als ontwerper van het woordenboek daarin stond vermeld, met het oog op vergroting van de bekendheid van het advocatenkantoor bij potentiële cliënten, geplaatst op de website van het kantoor. Het had op de weg van het bestuur van het kantoor gelegen om voorafgaand aan de plaatsing enig nader onderzoek te doen naar bedoeld document en contact op te nemen met klager over de mogelijkheid van plaatsing daarvan op de website. Door niet zo te handelen hebben de bestuurders van het advocatenkantoor het vertrouwen in de advocatuur geschaad en derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is derhalve gegrond.

5.4 Met de raad is het hof van oordeel dat de gegrondheid van de klacht niet behoeft te leiden tot de oplegging van een maatregel aan de bestuurders van de besloten vennootschap nu op het eerste daartoe strekkende verzoek van klager het woordenboek van de website is verwijderd. 
5.5 Het hof komt tot het oordeel dat de beslissing van de raad kan worden bekrachtigd.

IEF 14239

ACM wijst klachten over Buma/Stemra af

ACM 13 augustus 2014, IEF 14239 (Besluit klacht Buma/Stemra)
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft een klacht ontvangen over de mogelijkheden om auteursrechten bij Buma/Stemra onder te brengen (ex  artikel 56, lid 1 van de Mededingingswet). ACM heeft een deel van deze klachten meegenomen in het toezeggingsbesluit Buma/Stemra van juni 2014 en deels wijst ze de klachten af omdat zij waarschijnlijk geen significante inbreuk zijn op het mededingingsrecht, of omdat op dit moment de doelmatigheid en doeltreffendheid van ACM-optreden gering zijn. Enkele klachten zijn niet voor ACM omdat ze een inbreuk kunnen zijn op het auteursrecht.
Lees verder

i. De eis van Buma/Stemra dat een muziekauteur, indien hij zich wil aansluiten bij Buma/Stemra, zijn volledige auteursrecht voor al zijn werken moet overdragen

15. Gelet op het voorgaande, ziet ACM geen aanleiding om nader onderzoek te doen.
Buma/Stemra heeft toegezegd het uitzonderen van rechtencategorieën mogelijk te maken en de
mogelijkheden voor verdere flexibilisering te bezien. Gelet op de mededingingsrisico’s die al zijn
weggenomen met het bindend verklaren van de toezeggingen in het besluit van 3 juni 2014, acht
ACM nader onderzoek naar dit onderdeel van de klacht op dit moment niet doelmatig noch
doeltreffend. Als gevolg van de toezeggingen kunnen muziekauteurs gemakkelijker kiezen voor
alternatieve wijzen van exploitatie en kunnen muziekbemiddelingsdiensten die buiten Buma/Stemra
om werken, groeien. Deze ontwikkeling kan de behoefte aan het per werk uitzonderen van de
overdracht van auteursrecht beïnvloeden en ook de bereidheid van Buma/Stemra om bij overdracht
van auteursrechten aan haar bestaande licenties te eerbiedigen. In verhouding tot de in het
toezeggingsbesluit geadresseerde gedraging en andere mogelijke overtredingen waarnaar ACM
onderzoek kan instellen, weegt het belang van dit nadere onderzoek minder zwaar dan het belang
van onderzoek en de inzet van middelen in andere zaken. ACM zal nu dan ook geen (nader)
onderzoek doen naar aanleiding van dit onderdeel van de klacht.

18. In het besluit van 3 juni 2014 heeft ACM de toezeggingen van Buma/Stemra bindend
verklaard en besloten het onderzoek niet langer voort te zetten. Als gevolg hiervan is de grondslag
van dit onderdeel van de klacht komen te vervallen.

v. De door Buma/Stemra met YouTube gesloten overeenkomst, waarbij YouTube betaalt voor
openbaarmakingen door anderen


25. ACM merkt op dat dit onderdeel van de klacht een auteursrechtelijke discussie betreft. Het
Hof van Justitie van de Europese Unie (“HvJ EU”) heeft in haar arrest van 13 februari 2014 in
zaak C-466/72, Svensson, bepaald dat voor het embedden van muziek via een voor een ieder
toegankelijke website, zoals YouTube, geen vergoeding hoeft te worden afgedragen aan de
rechthebbende, omdat geen sprake is van een nieuwe openbaarmaking. Buma/Stemra heeft naar
aanleiding van dit arrest besloten dat websites die voorzien in het linken naar een site die vrij
toegankelijk is, geen licentie meer nodig hebben. Reeds verstrekte licenties aan dergelijke websites
heeft Buma/Stemra met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2014 stopgezet.
26. Gelet op het bovenstaande ziet ACM geen aanleiding om verder onderzoek te doen.

V. CONCLUSIE
30. Met het door ACM bij besluit van 3 juni 2014 bindend verklaren van toezeggingen van
Buma/Stemra met betrekking tot haar aansluitbeleid, is de grondslag voor de klacht voor wat betreft
onderdeel ii komen te vervallen. Met betrekking tot de onderdelen i en iv van de klacht heeft ACM
aangegeven dat op dit moment de doelmatigheid en doeltreffendheid van ACM-optreden tegen de
gestelde gedragingen gering zijn. Het belang van nader onderzoek naar aanleiding van deze
onderdelen van de klacht weegt derhalve minder zwaar dan het belang van onderzoek en de inzet
van middelen in andere zaken. Voor onderdeel iii verwijst ACM naar de overwegingen bij de
onderdelen i en ii. Voor wat betreft onderdeel v van de klacht ziet ACM, gelet op het feit dat dit een
auteursrechtelijke discussie betreft, waarover het HvJ EU zich heeft uitgesproken, geen aanleiding
verder onderzoek te doen. Ook met betrekking tot onderdeel vi ziet ACM, gelet op het feit dat het hier
een privaatrechtelijke kwestie betreft, geen aanleiding voor nader onderzoek. Bovendien is de
grondslag van dit onderdeel van de klacht door het bindend verklaren van de toezeggingen komen te
vervallen. Op grond van het voorgaande wijst ACM de klacht af.

IEF 14216

Compilatieartikel: NORMA schikt met de Staat over thuiskopievergoedingen

Rijksoverheid: De Staat en Naburige rechtenorganisatie NORMA hebben hun geschil beëindigd over de hoogte van de thuiskopieheffing in de jaren 2007-2012. In 2008 is NORMA samen met de vakbonden FNV KIEM en Ntb en individuele musici en acteurs een bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat gestart. Aanleiding hiervoor was het beleid, ingezet door het toenmalige kabinet, om de thuiskopievergoeding per 1 mei 2007 te bevriezen. Als gevolg van de bevriezing was er geen thuiskopievergoeding voor MP3-spelers en harddiskrecorders verschuldigd.

NORMA: De Staat en NORMA zijn het nu eens geworden over de door de Staat te betalen schadevergoeding. De Staat betaalt een bedrag van 10 miljoen euro aan NORMA, dat ten goede zal komen aan de bij NORMA aangesloten musici, artiesten en acteurs die aanspraak op die vergoeding kunnen maken. NORMA zal zo spoedig mogelijk overgaan tot de verdeling van deze gelden. De gerechtelijke procedures tussen NORMA en de Staat die hierover nog liepen, zullen worden ingetrokken.

Ntb secretaris Erwin Angad-Gaur: “We hebben hard moeten vechten voor een nieuw stelsel en voor een eerlijke vergoeding over het verleden. Het is prettig dat het uitzicht op nog jarenlang voortgaande procedures om de schade over het verleden te bepalen nu verdwenen is, in ieder geval voor uitvoerend kunstenaars. Het is jammer dat vertegenwoordigers van met name Stemra en van producenten in het verleden niet met onze rechtzaak hebben willen meedoen, waardoor die rechthebbenden nu achterlopen als het om vergoedingen over het verleden gaat.

Tweakers: Staat betaalt stichting Norma 10 miljoen euro om bevriezing thuiskopieheffing. Volgens de Hoge Raad is Nederland door Europese wetgeving verplicht om auteursrechthebbenden een 'billijke vergoeding' te geven voor thuiskopieën, waaronder downloads van films en muziek uit illegale bron. De Staat had een verhoging en uitbreiding van de heffing niet mogen blokkeren, volgens de Hoge Raad, omdat cd's en dvd's minder belangrijk dan smartphones, tablets, pc's en externe harde schijven zijn geworden. Daarop gingen Norma en de Staat in onderhandeling over de schadevergoeding, die nu dus op 10 miljoen euro is vastgesteld.

Nu.nl: Die thuiskopieheffing gold tot 1 januari 2013 echter niet voor video- en audiospelers en harde schijven, enkel voor lege cd's en dvd's. Norma vond dat onterecht. Volgens de stichting daalde het gebruik van die schijfjes, en gingen consumenten over op het downloaden en digitaal gebruiken van auteursrechtelijk beschermd materiaal. De Hoge Raad stelde de stichting in het gelijk.

Downloadverbod. Sinds de uitspraak van de Hoge Raad in maart heeft het Europese Hof in april geoordeeld dat de thuiskopieheffing niet toereikend is als vergoeding. Daarop werd vrijwel direct een downloadverbod ingesteld in Nederland. De toekomst van de thuiskopieheffing is vooralsnog onduidelijk.

IEF 14212

HR: Rubik's Cube wordt bepaald door technisch-functionele eisen

HR 19 september 2014, IEF 14212 (Rubik tegen Beckx Trading)
Uitspraak ingezonden door Tobias Cohen Jehoram en Vivien Rörsch, De Brauw Blackstone Westbroek en Willem Hoorneman, CMS Derks Star Busmann. Zie eerder IEF 11805 en IEF 10321 en voor de Conclusie A-G: IEF 13749. Auteursrecht. Rubik is de ontwerper van `Rubik's Cube'. Beckx is een onderneming die zich bezighoudt met de handel in cadeauartikelen. Rubik heeft in kort geding, op de grond dat Beckx c.s. inbreuk maken op het auteursrecht op de door hem ontworpen kubus, diverse inbreukvorderingen tegen hen ingesteld. De vorderingen zijn afgewezen op de grond dat de kubus van Rubik geen auteursrechtelijke bescherming toekomt. Het hof heeft het vonnis vernietigd en, kort gezegd, Beckx c.s. verboden inbreuk te maken op het auteursrecht van Rubik. Hiertegen heeft Rubik beroep in cassatie ingesteld en hebben Beckx c.s. incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad verwerpt zowel het principale beroep (geen onjuiste maatstaf, technische functie bepaald) als het incidentele beroep (feitelijke aard, vereiste oorspronkelijkheid vastgesteld).

4. Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.1 Onderdeel A van het middel klaagt dat het hof bij zijn hiervoor in 3.3 onder (c) weergegeven oordeel een onjuiste maatstaf heeft aangelegd. Volgens het onderdeel heeft het hof miskend dat het had te beoordelen of de objectieve technische vereisten die bestonden voor de gestalte en hoedanigheden van het werk, zodanig waren dat die ook geen ruimte lieten voor persoonlijke creatieve keuzes. Het onderdeel doet daartoe met name een beroep op HvJEU 22 december 2010, zaak C-393/09, ECLI:EU:C:2010:816, NJ 2011/289 (BSA).

4.2 Het onderdeel faalt. Het hof heeft onderzocht of de elementen van de kubus ten aanzien waarvan Rubik primair auteursrechtelijke bescherming inroept (welke elementen het hof heeft opgesomd in rov. 4.8 van zijn arrest), louter door hun technische functie worden bepaald (de maatstaf die het hof in rov. 4.7 van zijn arrest heeft vooropgesteld). Die vraag heeft het hof op grond van de functie die de kubus heeft - een driedimensionaal logicaspel - bevestigend beantwoord. De aldus door het hof toegepaste maatstaf is juist. Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van auteursrechtelijke bescherming uitgesloten (vgl. HR 22 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1529, NJ 2013/501, rov. 3.4 onder (c), en de aldaar aangehaalde, door het onderdeel ingeroepen BSA-uitspraak van het HvJEU) Dat het hof de door hem in rov. 4.8 opgesomde elementen van de kubus op de hiervoor in 3.3 onder (c) weergegeven gronden als zodanige elementen heeft aangemerkt, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is een oordeel dat voor het overige in cassatie niet op juistheid kan worden onderzocht. Dat oordeel is niet onvoldoende gemotiveerd of onbegrijpelijk. Anders dan het onderdeel wil, behoefde het hof zich niet van zijn oordeel te laten weerhouden door de mede door hem genoemde omstandigheid dat "ook andere vormen mogelijk zijn, evenals andere verdelingen (5x5x5, 6x6x6 en 7x7x7)". De enkele omstandigheid dat hetzelfde idee op uiteenlopende wijzen kan worden vormgegeven, brengt niet mee dat de gekozen vormgeving een eigen oorspronkelijk karakter heeft.

4.3 De onderdelen B en C berusten beide op het uitgangspunt dat het hof niet heeft geoordeeld dat de kubusvorm wordt bepaald door technisch-functionele eisen. Zoals hiervoor overwogen, is deze lezing van het arrest van het hof niet juist. Weliswaar overweegt het hof "dat ook andere vormen mogelijk zijn (gebleken)", maar het stelt vervolgens vast dat de kubusvorm voor het onderhavige spel voor de hand ligt, waarmee het onmiskenbaar het oog heeft op de technische functie van die vorm in verband met dat spel. Deze onderdelen kunnen derhalve evenmin tot cassatie leiden.

5. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.1.2 Het onderdeel faalt. De uitleg van standpunten van partijen is van feitelijke aard en kan ín cassatie dan ook niet op juistheid worden onderzocht. Klaarblijkelijk heeft het hof ín het door hem in rov. 4.11 aangehaalde beroep van Rubik op bescherming van "de onderling verschillende egale kleurvlakken op de zes te onderscheiden zijden van de kubus alsmede de bij draaiing optredende mengeling van de zes kleuren in schier oneindige variaties van het uiterlijk", mede een beroep gelezen op bescherming van (enkel) de door hem voor de zes vlakken van de kubus gekozen kleuren, te weten rood, oranje, geel, groen, blauw en wit, op iedere zijde egaal verdeeld over negen deelvlakken. Onbegrijpelijk is dat niet. Dit wordt niet anders door het feit dat het hof in rov. 4.12 de bescherming afwijst voor zover die door Rubik - afgezien van de door hem gebruikte kleuren - is ingeroepen voor (het oneindige aantal) afzonderlijke kleurencombinaties die (kunnen) ontstaan bij gebruik van de kubus.

5.2.2 Ook dit onderdeel is ongegrond. Het hof heeft als maatstaf gehanteerd of sprake is van de vereiste oorspronkelijkheid, waarvoor het als eis heeft gesteld dat sprake is van een eigen intellectuele schepping van de auteur (rov. 4.7) Vervolgens heeft het overwogen dat voor zover Rubik zich beroept op de combinatie van de zes gekleurde vlakken in de kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en wit, aan het oorspronkelijkheidscriterium is voldaan en dat deze zes kenmerkende, opvallende kleuren en het beeld dat ontstaat doordat deze op ieder kleurvlak in negen (3x3) deelvlakken is verdeeld, aan diens kubus zijn oorspronkelijke karakter verlenen. Aldus heeft het hof de juiste maatstaf toegepast (vgl. genoemd arrest HR 22 februari 2013, rov. 3.4 onder (a)). Zijn oordeel dat de zes kenmerkende, opvallende kleuren en het beeld dat ontstaat doordat deze op ieder kleurvlak in negen (3x3) deelvlakken is verdeeld, voldoende een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt, is in hoge mate van feitelijke aard en derhalve slechts in (zeer) beperkte mate vatbaar voor toetsing in cassatie (vgl. genoemd arrest HR 22 februari 2013, rov. 3.4 onder (f)). Dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Hierop stuiten de klachten van het onderdeel alle af.

5.3.2 Ook dit onderdeel kan niet tot cassatie leiden. Klaarblijkelijk heeft het hof zich bij zijn oordeel gebaseerd op de kleurstelling van de kubus van Rubik zoals deze vanaf de aanvang van de exploitatie daarvan het meest is gehanteerd en in welke kleurstelling de kubus algemene bekendheid heeft gekregen, te weten de specifieke kleuren rood, oranje, geel, groen, blauw en wit (welke kleuren het hof in rov. 4.13 heeft aangemerkt als opvallend en kenmerkend). Dat is niet onbegrijpelijk nu Rubik bij de subsidiaire grondslag van zijn vordering uitdrukkelijk heeft gesteld het oog te hebben op deze, aldus door hem omschreven kleuren, waarop volgens hem ook het arrest van het hof Amsterdam van 16 juli 1981 betrekking heeft, waarop hij zich in dit verband heeft beroepen (memorie van grieven nrs. 140-142). In verband hiermee is het dictum van het arrest van het hof, ondanks de verschrijving die dit bevat door de onjuiste verwijzing naar de memorie van grieven, voldoende duidelijk en is voorts ook duidelijk waarop het oordeel van het hof berust dat de Magic Cube en Keychain Magic Cube dezelfde totaalindruk wekken als Rubik's Cube.

7. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Rubik in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Beckx c.s. begroot op € 799,34 aan verschotten en € 2.200,--

voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Beckx c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rubik begroot op € 68,07 aan verschotten en € 17.996,38 voor salaris.

Lees de uitspraak:
IEF 14212 (pdf)
IEF 14212 (html)

Op andere blogs:
Abcor Rubik kubus vogelvrij? - auteursrecht als vangnet?
Kluwer Copyright Blog

IEF 14207

Ruim baan voor parodie

Bas Kist, 'Ruim baan voor parodie', NRC 17 september 2014
Bijdrage ingezonden door Bas Kist, Chiever. Toen Vlaams Belang-politicus Johan Deckmyn in 2011 de burgemeester van Gent op een kalender afbeeldde als de Wilde Weldoener uit Suske & Wiske, spanden de erven van auteur Willy Vandersteen een rechtszaak aan. Je kunt dat album niet zomaar gebruiken in een parodie die niets met Suske & Wiske te maken heeft, meenden de erven.

Europese Hof over parodie

Begin september sprak het Europese Hof zich uit over de kwestie en liet het weten welke regels er voor parodie gelden. Er blijkt in Europa meer ruimte voor parodie te zijn dan de erven menen. Volgens het Hof is een parodie toegestaan als het humoristisch is en de parodie duidelijke verschillen vertoont met het originele werk. Daarnaast vindt het Hof, anders dan werd gedacht, dat je in een parodie elk werk mag gebruiken, ook als het er niets mee te maken heeft. Dus als Mark Rutte bij Obama op bezoek gaat en je maakt een grappige prent van Mark als Kuifje in Amerika, dan doen de erven Hergé daar niets tegen.

Discriminatie

Of Deckmyn de zaak nu in België gaat winnen is de vraag. Want, zo voegt het Hof toe, een parodie mag niet de indruk wekken dat het oorspronkelijke werk (Suske & Wiske van Vandersteen) een discriminerende boodschap bevat. Daarmee zou immers Vandersteen van discriminatie kunnen worden beticht. Op dit punt zou het hier wel eens mis kunnen gaan. Immers, Deckmyn heeft de westerse geldgraaiers van De Wilde Weldoener veranderd in mensen met hoofddoekjes en burka’s.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad Parodie Suske & Wiske NRC 17-09-2014

Zie ook:

Eleonora Rosati. 'Just a Matter of Laugh? Why the CJEU Decision in Deckmyn is Broader than Parody', Common Market Law Review, 2015.