Geen auteursrecht op liedje ‘Zin In Jou'
Vzr. Rb. Midden-Nederland 18 juli 2024, IEF 22149; ECLI:NL:RBMNE:2024:4268 (Eiser tegen gedaagden c.s.). Eiser stelt dat hij auteur en producent is van het door [A] gezongen nummer [nummer 1]. Hij meent dat gedaagden c.s. inbreuk maakt op zijn auteurs- en persoonlijkheidsrechten door openbaarmaking en verveelvoudiging. Gedaagden c.s. betwist dit. In dit kort geding vordert eiser een voorlopige voorziening. Deze wordt echter niet toegewezen, nu de voorzieningenrechter van oordeel is dat het auteursrecht van eiser niet voldoende aannemelijk is gemaakt. De vorderingen van eiser zijn uitsluitend gebaseerd op een alleen aan eiser toekomend auteurschap van het lied [nummer 1]. Gedaagden c.s. stelt dat er sprake is van co-auteurschap, wat onder andere te zien is op de manier waarop eiser het lied bij Spotify heeft aangemeld. Ter zitting heeft eiser dit bevestigd. Van dit ter zitting gestelde co-auteurschap kan eveneens niet uitgegaan worden, nu een productie van gedaagden c.s. een verklaring bevat van [C] over de totstandkoming van het nummer. Hij verklaart op zijn beurt dat [B] de auteur is van het nummer. Hieruit wordt dus niet evident duidelijk waar de auteursrechten liggen. Om ervan uit te gaan dat eiser co-auteur is van het nummer, is bewijsvoering nodig en daar leent dit kort geding zich niet voor. Een voorlopig oordeel over de vraag of er sprake is van een auteursrechtinbreuk, zoals door eiser is gesteld, kan op grond van het voorgaande onbeantwoord blijven.