Alle rechtspraak  

IEF 13540

HvJ EU Svensson: Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming

HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-466/12 (Svensson e.a. tegen Retriever) - dossier - persbericht
Prejudiciële vragen gesteld door Svea hovrätt, Zweden. Veel besproken hier, zie IEF 12057 voor een introductie: Auteursrecht. Hyperlink-vragen. Mededeling aan een nieuw publiek wanneer een aanklikbare link wordt geplaatst. Relevantie van de openbaarheid van de locatie of beperkingen op toegang.

Uit het persbericht: De eigenaar van een website kan, zonder toestemming van de houders van het auteursrecht, via hyperlinks doorverwijzen naar beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn. Dit geldt zelfs wanneer bij de internetgebruikers die op de link klikken, de indruk wordt gewekt dat het werk wordt getoond op de website waar de link zich bevindt. (...)

In het vandaag gewezen arrest oordeelt het Hof dat het plaatsen van aanklikbare links naar beschermde werken een handeling bestaande in een mededeling vormt. Er is immers sprake van een dergelijke handeling wanneer een werk op zodanige wijze voor het publiek beschikbaar wordt gesteld dat het voor dit publiek toegankelijk is (ook al maakt het geen gebruik van die mogelijkheid). Bovendien kunnen de potentiële gebruikers van de door Retriever Sverige geëxploiteerde website worden aangemerkt als een publiek, daar het gaat om een onbepaald en vrij groot aantal gebruikers.

Het Hof herinnert evenwel eraan dat de mededeling gericht moet zijn tot een nieuw publiek, dit wil zeggen een publiek dat door de houders van het auteursrecht niet in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling. Volgens het Hof is er geen sprake van een dergelijk „nieuw publiek” in het geval van de door Retriever Sverige geëxploiteerde website. Aangezien de op de website van Göteborgs-Posten aangeboden werken vrij toegankelijk waren, moeten de gebruikers van de website van Retriever Sverige worden beschouwd als een onderdeel van het publiek dat door de journalisten reeds in aanmerking werd genomen toen zij toestemming verleenden voor de publicatie van de artikelen op Göteborgs-Posten. Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat bij de internetgebruikers die op de link klikken de indruk wordt gewekt dat het werk wordt getoond op de website van Retriever Sverige, terwijl dit werk in werkelijkheid afkomstig is van Göteborgs-Posten.

Het Hof concludeert daaruit dat de eigenaar van een website, zoals die van Retriever Sverige, zonder toestemming van de houders van het auteursrecht via hyperlinks kan doorverwijzen naar beschermde werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn.

Dit zou evenwel niet het geval zijn indien een hyperlink de gebruikers van de website waarop deze link zich bevindt, in staat stelt om beperkingsmaatregelen te omzeilen die op de website waar het beschermde werk zich bevindt zijn getroffen teneinde de toegang van het publiek te beperken tot de abonnees ervan, omdat in dit geval die gebruikers door de houders van het auteursrecht niet in aanmerking werden genomen als potentieel publiek toen zij toestemming verleenden voor de oorspronkelijke mededeling.

Ten slotte verklaart het Hof dat de lidstaten niet het recht hebben om de houders van een auteursrecht een ruimere bescherming te bieden door een uitbreiding van het begrip „mededeling aan het publiek”. Dit zou immers verschillen op het gebied van de wetgeving doen ontstaan en dus leiden tot rechtsonzekerheid, terwijl de betrokken richtlijn juist beoogt deze problemen te verhelpen.

Gestelde vragen:

1. Is sprake van mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, wanneer iemand anders dan de houder van het auteursrecht op een bepaald werk, op zijn website een aanklikbare link plaatst naar het werk?
2. Is het voor het antwoord op de eerste vraag relevant of het werk waarnaar de link verwijst, is geplaatst op een website op het internet waartoe iedereen zonder beperkingen toegang heeft dan wel of de toegang op enige wijze is beperkt?
3. Moet bij de beantwoording van de eerste vraag onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, wordt getoond op een andere website, en gevallen waarin het werk, nadat de gebruiker op de link heeft geklikt, aldus wordt getoond dat de indruk wordt gewekt dat het op dezelfde website verschijnt?
4. Kan een lidstaat een ruimere bescherming bieden aan het uitsluitende recht van auteurs door onder het begrip "mededeling aan het publiek" een groter aantal handelingen te verstaan dan die welke zijn genoemd in artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29?

Het HvJ EU verklaart voor recht:

1) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij moet aldus worden uitgelegd dat het plaatsen op een website van aanklikbare links naar werken die op een andere website vrij beschikbaar zijn, geen handeling bestaande in een mededeling aan het publiek vormt.

2) Artikel 3, lid 1, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een lidstaat een ruimere bescherming kan bieden aan de houders van een auteursrecht door te bepalen dat het begrip mededeling aan het publiek een groter aantal handelingen omvat dan die waarop deze bepaling betrekking heeft.

Op andere blogs:
1709blog (Svensson - it's all about the "new public")
1709blog (Hyperlinks, making available and the 'new public' -- or just a dead end?)
BirdBuzz
Hoogenraad & Haak (HvJ EU Svensson: linken naar content zonder toestemming mag)
IE-Forum.nl (IEF 13559 Hyperlinks naar ongeautoriseerde content zijn inbreukmakend)
IE-Forum.nl (IEF 13542 Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk
IE-Forum.nl (IEF 13543 Svensson: Het internet gered, de rechthebbenden gered)
IE-Forum.nl (IEF 13705 Het Svensson-arrest; iedere link met het auteursrecht doorbroken?)
IPKat (Early thoughts on Svensson: communication/making available, 'new' public, altering the scope of exclusive rights)
Ius Mentis (Hyperlinks zijn geen auteursrechtinbreuk, ook niet als je embedt of framet)
Jurel (Copyright cannot regulate new economy where money depends on the volume of internet traffic – Comments on Svensson Case)
Thijs van den Heuvel - Storify
Kluwer Copyright Blog
Kluwer Copyright Blog II (The Svensson case and the act of communication to a new public)
MediaReport (Hof van Justitie EU: linken en embedden geen auteursrechtinbreuk)
SCL (CJEU Rules that Hyperlinks are OK! Unless there’s a ‘New Public’)
Time.Lex Linking and Embedding Not (always) Copyright Infringement

IEF 13523

Overeenkomst van opdracht impliceert exclusieve auteursrechtlicentie lesmateriaal

Vzr. Rechtbank Amsterdam 7 februari 2014, KG ZA 14-33 (Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland tegen Stichting WON Akademie, X, Y)
Uitspraak ingezonden door Jaap Versteeg, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Auteursrecht. Werkgeversauteursrecht/opdracht. Handelsnaamrecht. Domeinnamen. X en Y hebben op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht voor Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. Zij besloten verder te gaan onder de paraplu van de Stichting WON Akademie. Stichting Wetenschapsoriëntatie vordert succesvol Stichting WON Akademie te gebieden haar statutaire naam te wijzigen; het lesmateriaal zonder toestemming te gebruiken; en de domeinnamen over dragen.

De domeinnaam www.wonakademie.nl had Y geregistreerd op eigen naam. Het is voldoende aannemelijk dat Y deze domeinnaam niet voor zichzelf, doch voor eiser heeft geregistreerd. De werken (het lesmateriaal) zijn vervaardigd ten behoeve van Stichting Wetenschapsoriëntatie. Voldoende aannemelijk is dat hierbij aanwijzingen van het bestuur zijn gegeven, verantwoording is afgelegd en een vergoeding is ontvangen. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat de overeenkomst van opdracht zo moet worden uitgelegd dat er aan Stichting Wetenschapsoriëntatie een exclusieve licentie voor onbepaalde tijd is verleend.

5.1 Vaststaat dat Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland sinds januari 2012 naar buiten treedt onder de handelsnaam WON Akademie. Zij geniet dan ook bescherming op grond van de Handelsnaamwet tegen later gebruik door gedaagden van deze handelsnaam. Voorts is voldoende aannemelijk dat Y de domeinnamen www.wonakademie.nl en www.platformwon.nl niet voor zichzelf doch voor Stichting Wetenschapsoriëntatie heeft geregistreerd. De desbetreffende domeinnamen alsmede de daaraan gekoppelde website zijn dan ook eigendom van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. Op grond hiervan [..] liggen de vorderingen [..] in conventie voor toewijzing gereed. Gedaagden hebben weliswaar aangevoerd dat gezien hun toezeggingen een veroordeling [..] niet in de rede ligt, maar zij zullen hierin niet worden gevolgd. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het kapen door gedaagden van de handelsnaam van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland (met de daarbij behorende website) dermate in strijd met de Handelsnaamwet en dermate onrechtmatig dat Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland -zolang aan de toezegging van gedaagden geen uitvoering is gegeven- een groot en spoedeisend belang houdt bij toewijzing van de hiervoor genoemde vorderingen.

5.5 [..] Centraal hierbij staat de vraag welke partijen gerechtigd zijn de door X vervaardigde werken (waarvan niet in geschil is dat het auteursrechtelijk beschermde werken betreft) te verveelvoudigen en/of openbaar te maken. De voorzieningenrechter is hierover voorshands van oordeel dat X als maker van de werken in de zin van artikel 1 van de Auteurswet (Aw) kan worden aangemerkt en dat de auteursrechten haar toekomen. Er is immers geen sprake van een overdracht van de auteursrechten aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. [..] Evenmin is sprake van "werkgeversauteursrecht" als bedoeld in artikel 7 Aw; X was ten tijde van het vervaardigen van de werken niet in loondienst van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland. Evenmin kan voorshands worden geoordeeld dat de auteursrechten Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland op grond van artikel 8 Aw toekomen; de naam van de natuurlijke persoon X is als maker vermeld op de werken.

5.6 [..] Zij heeft de werken vervaardigd ten behoeve van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland, niet ten behoeve van zichzelf. Voldoende aannemelijk is dat zij hierbij (in enige mate) aanwijzingen van het bestuur ontving en dat zij aan het bestuur verantwoording diende af te leggen over haar werkzaamheden. Bovendien is haar door Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland een vergoeding betaald voor haar werkzaamheden. De voorzieningenrechter leidt hieruit voorshands af dat de overeenkomst van opdracht tussen Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland en X (zie 2.5), waarin is opgenomen "Daarnaast levert zij bijdragen  aan de ontwikkeling  van onderzoeksthema's "zo moet worden uitgelegd dat X (impliciet) een exclusieve licentie voor onbepaalde  tijd aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland heeft verleend voor het gebruik maken van de werken. Voor deze uitleg kan steun worden gevonden in de vermeldingen die zijn opgenomen in de werken van X (zie 2.8) waaruit volgt dat de werken uitsluitend zijn bestemd voor gebruik binnen de WON Akademie en de daarbij aangesloten scholen en dat voor anderen geldt dat toestemming van de WON Akademie is vereist voor (onder meer) het verveelvoudigen of openbaar maken van de werken. Indien X de exploitatie van haar werken exclusief voor zichzelf had willen behouden, had het op haar weg als auteursrechthebbende gelegen om hierover met Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland expliciete afspraken te maken. Zij heeft dit niet gedaan. Ter zitting heeft X het standpunt ingenomen dat zij haar werken aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland heeft verhuurd in de zin van artikel 12 lid 1 onder 3 en lid 2 Aw en dat aan deze verhuurrelatie een einde is gekomen nu ook de overeenkomst van opdracht is beëindigd. Ook hier geldt dat indien X een tijdelijke ter beschikking stelling van haar werken aan Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland zou hebben beoogd, zij dit expliciet had dienen af te spreken. Van een afspraak tot tijdelijke verhuur is in dit geding niet gebleken.

5.7 Uit het voorgaande vloeit voort dat de vordering [..] voor toewijzing gereed ligt.
IEF 13504

Madonna's Frozen is geen plagiaat

Cour d'appel de Mons 3 februari 2014, rôle nr. 2012/RG/933 (Warner/Chappell Music Publishing Belgium/EMI/Sony tegen Luppino en Acquaviva)
Uitspraak ingezonden door Fabienne Brison en Frédéric Lejeune, Hoyng Monegier.
Muziekrecht. Het geschil gaat over muziekplagiaat door het nummer "Frozen" van Madonna. Het zou, aldus gedaagden in deze beroepsprocedure, inbreuk maken op het nummer "Ma vie fout l'camp" [red. ter vergelijking: YouTube]. Effectief zou het niet gaan om een gelijkend compleet nummer, maar van enkele maten, meer specifiek van de eerste twee maten van het eerste gezongen couplet.

Het merendeel van de geraadpleegde experts zijn het eens dat de maten in het nummer van gedaagden die overeenstemmen met het nummer "Frozen", niet voldoende origineel zijn zodat deze maten (auteursrechtelijke) bescherming toekomt. Het hof kan slechts constateren dat de gelijkenissen over enkele maten gaan die worden herhaald. Behalve klassieke werken of oude liederen en folklore die in het publieke domein vallen, treft men ook varianten aan in eerdere, meer recente, blues en rock. Anders dan de rechter in eerste aanleg, is het hof van oordeel dat geen sprake is van plagiaat. Het werk van gedaagde ontbeert originaliteit en heeft een banaal karakter ten opzichte van oudere werken.

Leestips: pagina 8 t/m 10

IEF 13491

Teruggave van papieren en digitale versies van dagboek Marianne Vaatstra

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 31 januari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:480 (Moeder Marianne Vaastra)
Auteursrecht. Zie eerder IEF 13354, waarin het citeren uit het dagboek auteursrechtelijk niet werd toegestaan. Eiseres vordert succesvol teruggave van het dagboek. Gedaagde wordt bevolen opgave te doen van alle personen aan wie het dagboek is verstrekt en een verbod om het dagboek openbaar te maken. De voorzieningenrechter beveelt gedaagde om alle papieren en digitale versies van het dagboek aan (de advocaat van) [eiseres] ter hand te stellen.

4.1. Het gaat in deze zaak, met het oog op een doelmatige bespreking samengevat weergegeven, om het volgende. [eiseres] roept de bescherming in die haar als auteursrechthebbende toekomt tegen een inbreuk op haar auteursrecht met citatie uit en publicatie van haar dagboek. Te beoordelen staat of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de door haar op grond van die inbreuk gevorderde voorzieningen.

4.2. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] gelet op de door haar gestelde inbreuk op haar auteursrecht, mede in het licht van de door haar gestelde en onweersproken gebleven inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, voldoende spoedeisend belang heeft bij een vordering in kort geding.

De voorzieningenrechter

1. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle papieren en digitale versies van het dagboek aan (de advocaat van) [eiseres] ter hand te stellen,

2. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis per aangetekende post een opgave te doen van alle personen en adressen aan wie hij het dagboek - op welke wijze dan ook - ter beschikking heeft gesteld,

3. verbiedt [gedaagde] om de inhoud van het dagboek of delen daarvan, op enigerlei wijze te openbaren, en beveelt om de reeds gepubliceerde kopieën van (passages uit) het dagboek van zijn websites te verwijderen en verwijderd te houden,

4. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis ieder artikel, bericht of melding waaruit het voornemen blijkt om de inhoud van het dagboek, of delen daarvan, te openbaren op zijn websites te verwijderen en verwijderd te houden,

5. beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, bovenaan op de ‘homepage’ van de website [naam website], met lettertype Times New Roman, grootte 12, althans duidelijk leesbaar, melding te maken van de inhoud van dit vonnis,

6. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 2.500,-- (zegge: vijfentwintig honderd euro) voor iedere dag dat hij zich niet aan (één van) de hiervoor uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 25.000,-- (zegge: vijfentwintig duizend euro) per hoofdveroordeling is bereikt,

7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 6.375,80 te vermeerderen met de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op een bedrag van € 131,-- zonder betekening en, indien en voor zover betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met een bedrag van € 68,-- en te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na de dag waarop dit vonnis is betekend tot de dag waarop volledige betaling plaatsvindt,

8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9. wijst af wat meer of anders is gevorderd.

IEF 13485

Niet aannemelijk dat feather extensions originele producten zijn

Vzr. Rechtbank Den Haag 28 januari 2014, KG ZA 13-1397 (Sequoia Inc. & Dakota Hills tegen Rademaker B.V.)
Uitspraak ingezonden door Boris von der Assen en Remco Klöters, Van Kaam advocaten.
Merkenrecht. Auteursrecht. Sequoia heeft een productlijn voor 'feather extensions'. Rademaker exploiteert een groothandel in kappersbenodigdheden. Sequoia en Rademaker hebben een distributieovereenkomst gesloten voor de Benelux, die door Sequoia is beëindigd. Rademaker blijft het teken FEATHERHEADS en FINE FEATHERS gebruiken en blijft deze aanbieden via haar websites.

Sequoia vordert succesvol een bevel tot staking van het gebruik van het merk en de openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de auteursrechtelijke werken. Het is niet aannemelijk geworden dat de feather extensions die Rademaker thans verkoopt originele producten zijn van Sequoia waarvoor Rademaker nog gebruik mag maken van het merk. Geldigheid van de ingeroepen auteursrechten zijn niet bestreden door Rademaker, daarmee staat auteursrechtinbreuk vast.

Beëindiging distributieovereenkomst:

4.6. [..] Het recht om na het einde van de distributieovereenkomst nog voorraad te verhandelen en daarvoor te adverteren met gebruikmaking van de rechten van intellectuele eigendom van Sequoia [..] ziet uitsluitend op van Sequoia afkomstige producten. [..] niet aannemelijk geworden dat de feather extensions die Rademaker thans verkoop originele producten zijn van Sequoia waarvoor Rademaker nog gebruik mag maken van het merk, de Fine Featherheads logo's, de foto's, en het verpakkings- en promotiemateriaal van Sequoia c.s.

4.7. [..] Uit genoemd artikel 2.2 onder c aanhef en onder (i) volgt dat Rademaker niet gerechtigd is om originele feather extensions afkomstig van Sequoia te verhandelen in een andere verpakking dan waarin deze door Sequoia aan haar is geleverd. Ook om die reden faalt een beroep op de distributieovereenkomst.

Inbreuk op het merk:

4.11. [..] De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat voormeld gebruik door Rademaker van het teken Featherheads niet in overeenstemming is met de eerlijke gebruiken in handel en nijverheid nu zij dit teken aldus gebruikt dat het relevante publiek ten onrechte kan menen dat er nog steeds een economisch verband bestaat tussen Sequoia en Rademaker zoals hiervoor overwogen.

4.12 Het gebruik door Rademaker van de tekens Featherheads en Fine Feathers als vermeld in 3.2 levert derhalve inbrek op de merkrechten van Sequoia c.s. op.

Inbreuk op auteursrechten

4.13. Rademaker heeft de geldigheid van de ingeroepen auteursrechten niet bestreden. Nu Rademaker voorts niet bestrijdt dat zij na de beëindiging van de distributieovereenkomsst nog de Fine Featherheads logo's en foto's van Broussard openbaar heeft gemaakt en dit thans nog doet, staat daarmee auteursrechtinbreuk vast omdat toestemming voor openbaarmaking van de betreffende auteursrechthebbenden ontbreekt en Rademaker voor die toestemming ook geen beroep toekomt op de distributieovereenkoms zoals hiervoor overwogen.

IEF 13470

Schadecomponenten auteursrechtinbreuk op foto van drie garnalen

Ktr. Rechtbank Noord-Holland 22 januari 2014, CV EXPL 13/1552, (Goudzwaard tegen De Jong Reclame en Partners B.V.)
Uitspraak ingezonden door Kitty van Boven, I-ee.
Auteursrecht foto. Inbreuk. Schadecomponenten. Goudzwaard is professioneel fotograaf die zijn foto´s uitsluitend door middel van zijn eenmanszaak Obscura Fotografie exploiteert. De Jong is houdster van de website www.reclame-dejong.nl. Op deze website is een foto geplaatst van drie garnalen. Goudzwaard heeft gevorderd een verklaring voor recht dat de wederpartij inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheidsrechten van Goudzwaard, veroordeling tot schadevergoeding voor de inbreuk op voormelde rechten van Goudzwaard, de wederpartij te veroordelen de herkomst van de foto bekend te maken en veroordeling in de proceskosten. De verklaring voor recht is toewijsbaar. Voor wat betreft de schadevergoeding wordt de vraag als volgt beoordeeld.

4.5 Dat Goudzwaard voor de bepaling van de schadevergoeding inzake deze verbintenis uit de wet aansluiting heeft gezocht bij de door hem bij overeenkomsten gehanteerde algemene voorwaarden valt te billijken. Als De Jong dat had willen voorkomen dan had hij  een overeenkomst met Goudzwaard moeten sluiten. De Jong heeft de keus gemaakt om zonder toestemming van Goudzwaard zijn foto te gebruiken en hij dient daarvoor de gevolgen te dragen. Hierbij is van belang, dat Goudzwaard de foto exclusief in licentie heeft gegeven aan restaurant Delphi´s, zodat redelijk is dat aansluiting wordt gezocht bij gederfde licentievergoeding [..]. Ook is voor de hoogte van de vergoeding van belang, dat de foto in ieder geval meer dan 2,5 week op de website van De Jong heeft gestaan. De kantonrechter is met Goudzwaard van oordeel, dat het redelijk is om van de volgende schadecomponenten uit te gaan:
- gederfde licentie inkomsten (zoals voormeld),
- inbreuk op het exclusieve recht om zelf te bepalen waar en hoe de foto wordt gebruikt,
- de moeite die Goudzwaard heeft moeten doen om de inbreuk te constateren,
- schade wegens ontbreken toestemming,
- schade vanwege ontbreken naamsvermelding,
- schade vanwege verminking van de foto,
- schade bestaan uit de kosten die Goudzwaard heeft moeten om zijn auteursrechten te handhaven en zijn schade vergoed te krijgen (Goudzwaard vordert ex art. 1019 Rv de volledige proceskosten).

4.7 De Jong dient als de in het ongelijk te stellen partij de proceskosten te dragen.

4.9 De vordering "bekendmaking van de herkomst van de foto" zal worden afgewezen, omdat door Goudzwaard onvoldoende is gesteld, dat naast De Jong andere personen (derden) misbruik hebben gemaakt van de foto, althans dat De Jong daar weet van zou hebben.

Lees de uitspraak:
CV EXPL 13/1552 (afschrift)
ECLI:NL:RBNHO:2014:370 (link)

IEF 13469

OM niet-ontvankelijk in vervolging uploader 5000 e-books

Hof Den Haag 27 januari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:84 (Geen vervolging 5.000 e-books)
Strafrecht. Het Gerechtshof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een 23-jarige man uit Goudswaard. Deze had via de website van thepiratebay bijna 5.000 e-books ter beschikking gesteld om door anderen te worden gedownload.

Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het naar het oordeel van het hof heeft gehandeld in strijd met de door het College van Procureurs-Generaal (de landelijke leiding van het openbaar ministerie) vastgestelde Aanwijzing intellectuele eigendomsfraude. Die Aanwijzing regelt het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie bij de bestrijding van inbreuken op door intellectuele eigendomsrechten beschermde werken. Uitgangspunt vormt daarbij civielrechtelijke handhaving door de rechthebbenden. Daarvan kan worden afgeweken als het algemeen belang dat vereist.

Omdat er bij de man geen sprake was van winstoogmerk, beroepsmatig handelen, betrokkenheid van een criminele organisatie of relevante recidive, is volgens het hof het algemeen belang niet aan de orde. Van civielrechtelijke acties tegen de verdachte is niet gebleken. Het standpunt van de advocaat-generaal dat van dergelijke acties bij voorbaat niet veel effect zou kunnen worden verwacht, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Volgens het hof heeft het openbaar ministerie derhalve niet in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing kunnen komen. Door niettemin tot strafrechtelijke handhaving over te gaan zijn de beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden.

Op andere blogs:
Dirkzwager
IusMentis
Stichting BREIN

IEF 13467

Hof: Blokkade The Pirate Bay opgeheven, niet evenredig en effectief

Hof Den Haag 28 januari 2014, zaaknr. 200.105/418/01 (Ziggo en XS4All tegen Stichting BREIN)
Uitspraak ingezonden door John Allen en Emma de Groot, NautaDutilh. Christiaan Alberdingk Thijm en Caroline de Vries, Bureau Brandeis.
Auteursrecht. Naburige rechten. Tussenpersonen ex 26d Aw en 15e Wnr. Zie eerder IEF 10763 waarin Ziggo en XS4All werden bevolen The Pirate Bay te blokkeren. Het Hof oordeelt anders.

Met BREIN neemt het hof aan dat een significant deel van de abonnees mediabestanden heeft gedownload, stukjes geupload ten behoeve van peers en een zeer groot deel is zonder toestemming geplaatst. De loutere beschikbaarstelling van fysieke faciliteiten om een mededeling mogelijk te maken is nog geen mededeling aan het publiek in de zin van artikel 3 Auteursrechtrichtlijn, zo benadrukt ook considerans 27. Er is een auteursrechtinbreuk gepleegd door een relevant deel van de abonnees van Ziggo c.s. en door de beheerders van The Pirate Bay, doch alleen met betrekking tot het 'art work'.

Ziggo c.s. doet een geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel en op non-effectiviteit (r.o. 5.1). Vanwege de diverse rapport die zijn ingebracht in het geding, kan er niet vanuit worden gegaan dat de bevolen blokkade effectief is geweest ten aanzien van abonnees van Ziggo c.s. (5.22). Uit de stellingen van BREIN valt op te maken dat zij een stap-voor-stap-benadering voor ogen staan:a. access-providers om ook alternatieven van TPB te blokkeren; b. het neerhalen van proxy's; c. het optreden tegen de beheerders van alternatieve torrentsites.

Niet goed is in te zien waarom BREIN in haar procedures tegen providers niet tevens meteen een bevel heeft gevorderd tot blokkade van het slechts 'handjevol' concurrerende BitTorrentsites die met TPB de 'grootste uitwassen' vormen. Aldus zijn de gevorderde maatregelen strijdig met het evenredigheidsvereiste/effectiviteitsvereiste.

Ook de subsidiaire grondslag op basis van het zich schuldig maken aan het welbewust en structureel faciliteren en bevorderen van grootschalige inbreuken door abonnees strandt (6.1 e.v.).

BREIN dient de proceskosten in eerste aanleg (€137.673,63 voor Ziggo en €52.217,50 voor XS4ALL) en in hoger beroep (€120.000 voor Ziggo en €16.030 voor XS4ALL) te vergoeden.

Leestips: 4.5, 4.6 en in de bovengenoemde tekst genoemde rechtsoverwegingen.

Lees de uitspraak:
afschrift (pdf)
Rechtspraak.nl (link)

Op andere blogs:
Bits of Freedom BLOKKADE TPB OPGEHEVEN
Dirkzwager Blokkade The Pirate Bay opgeheven: onevenredig en non-effectief
Hoogenraad & Haak Een last van de schouders van de internetproviders
Iusmentis Gerechtshof verbiedt blokkade The Pirate Bay: niet effectief
NautaDutilh ISPs defeat BREIN (entertainment industry vehicle): Court of Appeal overturns website blocking order/ISP's winnen van BREIN: Hof Den Haag vernietigt website blokkades
NJD
Hof Den Haag: geen verplichting (providers Ziggo, XS4ALL) tot blokkade van The Pirate Bay
Webwereld Ironie: BREIN was te soft met TBP-blokkade
Wieringa Vrij spel voor piraten: de baai is weer open

IEF 13466

Door betalen van de door Buma meegezonden factuur is er nog geen licentieovereenkomst

Ktr. Rechtbank Rotterdam 12 december 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:10758 (Buma & Sena)
Buma en Sena hebben een gezamenlijk servicecentrum ingericht en in dat kader sturen zij hun relaties een gecombineerde factuur betreffende de verschuldigde vergoedingen voor muziekgebruik. De kernvraag is of tussen Buma en [opposant] een licentieovereenkomst tot stand is gekomen. De kantonrechter oordeelt dat geen overeenkomst tot stand gekomen is.

5.3. Onder overlegging van het bewijs van licentie (productie 4 bij conclusie van antwoord in oppositie) stelt Buma dat zij [opposant] een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van een overeenkomst en dat in dit aanbod is bepaald op welke wijze de aanvaarding dient te geschieden, te weten door betaling van de factuur. Ingevolge artikel 3:37 lid 1 BW kan de aanvaarding van een aanbod in beginsel in iedere vorm geschieden, tenzij het aanbod een bepaalde vorm voorschrijft. De kantonrechter constateert dat Buma in haar aanbod aan [opposant] heeft verklaard dat betaling binnen 30 dagen na datum van de bij het bewijs van licentie meegestuurde factuur leidt tot aanvaarding van haar aanbod en dat door die betaling de overeenkomst met ingang van 1 januari 2009 in werking treedt. Nog daargelaten de vraag of [opposant] het bewijs van licentie, en derhalve het aanbod, heeft ontvangen, hetgeen door [opposant] wordt betwist, strandt de vordering van Buma in verband met het volgende. (...) Buma mocht er dan ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. Nu er verder geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit kan worden afgeleid dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, is de (oorspronkelijke) vordering van Buma bij gebreke van een grondslag niet toewijsbaar.

5.7 Vast staat dat [opposant] op 13 december 2010 een bedrag van € 600,00 ten behoeve van Buma aan GGN Maas-Delta heeft voldaan ter zake van de vergoeding voor de periode januari 2010 tot en met december 2010. Aangezien in conventie is geoordeeld dat tussen Buma en [opposant] geen overeenkomst tot stand is gekomen en voorts tussen partijen vast staat dat [opposant] in 2010 geen muziekwerken openbaar heeft gemaakt, heeft [opposant] zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd aan Buma betaald. De gevorderde hoofdsom van € 600,00 wordt derhalve toegewezen. De wettelijke rente wordt als onweersproken en op de wet gegrond eveneens toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden toegewezen vanaf 13 december 2010 tot aan de dag van algehele voldoening.

Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Buma veroordeeld in de kosten van deze procedure.

IEF 13464

Wederom op grote schaal gekopieerde studieboeken verkopen

Ex parte beschikking Vzr. Noord-Nederland 17 januari 2014, (BREIN tegen X)
Uitspraak ingezonden door Bastiaan van Ramshorst, Stichting BREIN. Zie eerder IEF 10683. Uit het verzoekschrift: Gerekwestreerde drijft een copyshop en biedt op grote schaal integrale kopieën aan van courante studieboeken niet ver van zowel de Hanzehogeschool als de Universiteit Groningen. Door NUV en de Branchevereniging van de educatieve uitgeverijen is BREIN getipt dat er wederom op grote schaal kopieën van studieboeken worden verkocht. Op een USB-stick en op de harde schijf van de computer(s) die op de balie staan, is het ongeautoriseerde aanbod opgeslagen.

Gerekwestreerde stelt aldus aan klanten kopieën van studieboeken ter beschikking op basis van een zelf aangelegde ongeautoriseerde collectie digitale bestanden welke in hun geheel uitgeprint en ingebonden aan klanten worden geleverd, tegen een sterk gereduceerd tarief ten opzicht van de originele verkoopprijs." (cursiveringen uit het verzoekschrift)

De privé-kopie exceptie is niet van toepassing, aldus het verzoekschrift, omdat het duidelijk gaat om verveelvoudigingshandelingen met een commercieel oogmerk en derhalve niet voor eigen oefening, studie of gebruik. Het gaat ook niet om een klein gedeelte, toegelaten door 16b Aw.

Gerekwestreerde komt geen beroep toe op de zogenaamde privé-kopie exceptie van artikel 16b Aw. Die exceptie is namelijk alleen van toepassing op het voor eigen oefening, studie of gebruik en zonder commercieel oogmerk verveelvoudigen van een klein gedeelte van een boek en niet op het verveelvoudigen van hele boeken die nog in de handel zijn. (cursiveringen uit het verzoekschrift)