DOSSIERS
Alle dossiers

Film  

IEF 8125

Naast het aanbieden van saunadiensten

Vzr. Rechtbank ’s-Hertogenbosch, 11 augustus 2009, LJN: BJ5342, Güfa Gesellschaft Zur Übernahme Und Wahrnehmung Von Filmaufführungsrechten Mbh tegen Sauna Tibet B.V.

Auteursrecht. Güfa, auteursrechtenorganisatie erotische films, stelt dat sauna inbreuk maakt  door het zonder toestemming vertonen van films uit het Güfa-repertoire. Geëiste werkelijke proceskosten in ‘routine zaak’ ‘buitensporig’ en sterk gematigd. 

4.1. Sauna Tibet heeft niet betwist dat zij tot het Güfa repertoire behorende films vertoont, terwijl zij daarvoor geen toestemming heeft gekregen van Güfa. De vorderingen kunnen daarom worden toegewezen als na te melden. Dat Sauna Tibet al een bedrag van € 1.200,00 per jaar aan stichting Buma Stemra betaalt maakt dit niet anders, nu Buma Stemra niet (ook) de auteursrechten bezit van de door Sauna Tibet vertoonde films en voor het openbaar maken daarvan dan ook geen toestemming kan verlenen aan Sauna Tibet.

4.2. Dat Sauna Tibet reeds bij de aanschaf voor de betreffende films heeft betaald laat onverlet dat sprake is van een inbreuk op de auteursrechten van Güfa. Het staat Sauna Tibet vrij de aangeschafte films binnen de besloten familie-, vrienden of daaraan gelijk te stellen kring te vertonen (artikel 12, lid 4, Auteurswet), maar daar buiten is sprake van “openbaarmaking” waarvoor Sauna Tibet de toestemming van de auteursrechthebbende (Güfa) behoeft. Sauna Tibet heeft niet weersproken dat zij de films vertoont in een aparte ruimte voor de (betalende) bezoekers van de sauna. Zonder toestemming van Güfa is deze openbaarmaking in strijd met artikel 1 Auteurswet.

Lees het vonnis hier.

IEF 8118

Kaal (eindvonnis)

Rechtbank 's-Gravenhage, 12 augustus, LJN: BJ4900, Dharma Productions Private Ltd. Tegen Binder Videotheek c.s. [B] en Music India – Music Bank [C]

Auteursrecht. Eindvonnis na bewijsopdracht (Rechtbank ’s-Gravenhage, 24 oktober 2007, IEF 4982). Bollywood-dvd’s.

Eisers zijn niet geslaagd te bewijzen dat zij producent zijn van de film Kaal. Evenmin slaagt bewijsopdracht dat gedaagde in zijn bedrijf dvd's van genoemde film met Franse ondertitels heeft verkocht of verhuurd. De vorderingen worden afgewezen.

In de zaak tegen [B]: “Gezien het voorgaande blijft het voor de rechtbank onduidelijk door wie de film is geproduceerd. Mogelijk is de film feitelijk geproduceerd door [P.] en [Q.], maar zijn deze activiteiten ingebracht in Dharma. Dit blijkt echter niet en is door Dharma en [A.] ook niet gesteld en toegelicht. Dharma en [A.] zijn dus niet in geslaagd het van hen gevraagde bewijs te leveren. De vorderingen tegen [B 1] dienen te worden afgewezen, ongeacht de vraag of [B 1] door verkoop van kopieën van de film inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt, omdat niet kan worden vastgesteld dat het auteursrecht aan Dharma toekomt. Dharma en [A.] worden als de in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten. Gelet op het tijdstip van dagvaarding - 6 december 2005 - worden deze begroot aan de hand van het liquidatietarief.

In de zaak tegen [C]: “In deze zaak is niet bestreden dat Dharma rechthebbende op het auteursrecht is, zodat daarvan in de procedure tegen [C.] moet worden uitgegaan. Wel is aan Dharma en [A.] opgedragen te bewijzen dat [C.] in zijn bedrijf in Den Haag dvd's van de film Kaal met Franse ondertiteling heeft verkocht of verhuurd. (…) Ook in dit bewijs zijn Dharma en [A.] niet geslaagd. De rechtbank heeft allereerst kunnen vaststellen dat de dvd, die zou zijn gekocht in de videotheek van [C.], geen Franse ondertiteling heeft. De enige getuige die op dit punt iets relevants heeft verklaard, [A.] zelf, bevestigt dat de dvd geen Franse ondertiteling heeft. Zijn opmerking dat op de dvd is vermeld 'French subtitles' ziet op de dvd die zou zijn gekocht in de videotheek van [B 1]. De door Dharma en [A.] overgelegde documenten zijn voor dit bewijs niet relevant.

 Lees het vonnis hier

IEF 8100

De uploader

Rechtbank Amsterdam 5 augustus 2009, HA ZA 09-185. Kim Holland Productions B.V. c.s. tegen 123 Video B.V. (Met dank aan Maarten Haak, Hoogenraad & Haak advocaten)

Vonnis in incident, verzoek tot inzage afgewezen. Geen rechtmatig belang, aangezien 123 Video zelf het recht heeft de gegevens bij de derde op te vragen.

Auteursrecht. Merkenrecht. Kim Holland vordert in de hoofdzaak onder meer een verklaring voor recht dat het (doen) plaatsen van Kim Holland beelden op de websites www.123video.nl en www.123video.com moet worden aangemerkt als een (mede-)openbaarmaking in de zin van artikel 12 en 13 Aw, als gebruik van een met het Beneluxmerk KIM HOLLAND overeenstemmend teken en als onrechtmatig handelen.

In het incident vordert 123 Video Holland te bevelen de persoonlijke gegevens te verstrekken van een derde (de uploader) als ontvangen van de provider, althans die gegevens te verstrekken die Holland heeft ontvangen van de provider naar aanleiding van hun verzoek tot het verstrekken van deze gegevens.

"De rechtbank stelt vast dat Kim Holland c.s. de bescheiden waar het in het incident om gaat niet onder zich heeft. Deze bescheiden bevinden zich onder een derde. Dit houdt niet noodzakelijkerwijs in dat de vordering moet worden afgewezen. Artikel 843a Rv kan ook toepassing vinden indien de betrokkene (Kim Holland c.s.) het recht heeft om de bescheiden door een derde aan haar te doen verstrekken. De rechtbank ziet in het onderhavige geval echter geen aanleiding artikel 843a Rv toe te passen. Daartoe is van belang dat de rechtbank geen - hier relevant - verschil ziet tussen het door 123 Video gestelde 'recht' van Kim Holland c.s. (dat zou voortvloeien uit de gestelde inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten) en de mogelijkheid die 123 Video zelf heeft om de bescheiden bij de derde op te vragen (maar dan gegrond op onrechtmatig handelen door de uploader jegens 123 Video). Onder die omstandigheden heeft 123 Video geen rechtmatig belang op grond waarvan Kim Holland c.s. gehouden zou zijn te proberen de betreffende bescheiden van de derde te verkrijgen. 123 Video kan daartoe zelf overgaan. De vordering dient reeds om die reden te worden afgewezen."

Lees het vonnis hier.

IEF 11762

Kim Holland 123video

Rechtbank Amsterdam 5 augustus 2009, zaaknr. 417312 / HA ZA 09-185 (Kim Holland tegen 123Video B.V.)

Auteursrecht. Videoplatform 123Video biedt gebruikers de mogelijkheid om films te uploaden. Zonder toestemming worden er films van Kim Holland geüpload. 123Video maakt de werken openbaar, zij converteert deze naar een flashvideo-bestand, controleert de categorie-indeling en verplaatst waar dit nodig is. Ook houdt zij een teller bij, plaatst de meest bekeken films apart, biedt gelegenheid voor commentaar en maakt van iedere film een still.

Hierdoor is van louter faciliteren door 123Video is geen sprake meer en geldt zij als openbaarmaker. 123Video heeft controle over de informatie van haar gebruikers, aldus handelen zij onder toezicht van 123video. Het beroep van 123Video op artikel 6:196c lid 4 BW (safe harbour provisions) slaagt niet.

IEF 8097

Twitter en Facebook

Rechtbank Amsterdam 30 juli 2009, KG ZA 09-1092 WT/RV. Stichting BREIN tegen Neij c.s. (Met dank aan Stichting Brein, Douwe Groenevelt en Joris van Manen, De Brauw Blackstone Westbroek)

Auteursrecht. Gelijktijdig behandeld met IEF 8096. Verstek, mede dankzij gebruik van Twitter en Facebook.

"Omdat gedaagden niet op de daartoe voorgeschreven wijze in het geding zijn verschenen, kan op de door hen in voornoemde brief, ontvangen op 27 juli 2009, opgeworpen inhoudelijke verweren geen acht worden geslagen. Nu gedaagden uitdrukkelijk hebben bericht dat zij niet voornemens zijn te verschijnen (in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat) kan de brief evenmin worden opgevat als de zuivering van een eventueel tegen gedaagde te verlenen verstek."

"De voorzieningenrechter kan in spoedeisende gevallen in kort geding toch verstek verlenen tegen een in het buitenland woonachtige gedaagde wanneer niet is voldaan aan de betekeningsvoorschriften, indien zoveel mogelijk is gewaarborgd dat de dagvaarding degene voor wie die is bestemd daadwerkelijk heeft bereikt en wel zo tijdig dat hij nog de mogelijkheid heeft verweer te voeren."

"Daarnaast heeft eiseres gebruik gemaakt van internetcommunicatie zoals Twitter en Facebook en, zoals hiervoor vermeld, e-mail. Bij elk van die berichten in de Engelse taal op de voor ieder van gedaagden bekende (internet)adressen heeft eiseres een link meegestuurd naar een speciaal gemaakte webpagina, slechts te openen door die link aan te klikken, waarop een volledige dagvaarding in de Zweedse taal is geplaatst. Deze webpagina is kort na het verzenden van de berichten op Twitter en Facebook en de e-mails bezocht door een gebruiker met een IP-adres dat wordt gehost door de organisatie piratebyran te Zweden, volgens eiseres de oprichter van The Pirate Bay"

"Geoordeeld wordt dat - tegen de achtergrond van het spoedeisende karakter van de vorderingen - voldoende is gewaarborgd dat gedaagden tijdig op de hoogte waren van deze procedure en kennis hebben kunnen nemen van de inhoud van de dagvaarding."

Het gevorderde komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt toegewezen. De proceskosten worden gesteld op EUR 40.000.

Lees het vonnis hier.

IEF 8049

De kleine waarheid

Rechtbank ’s-Gravenhage, 8 juli 2009, HA ZA 06-711, De Acteur tegen Bridge Rights B.V.

Acteursrecht. Billijke vergoeding auteursrecht en naburige rechten.  Eiser, de begin dit jaar overleden acteur Wil van Selst, heeft een rol gehad (als Jan Griffioen) in de televisieserie De Kleine Waarheid, uitgezonden vanaf december 1970 en in 2005 op DVD uitgebracht door gedaagde Bridge. Inzet van deze procedure is de hoogte van een door Bridge aan de Acteur  te betalen billijke vergoeding. De gevorderde vergoeding wordt gematigd tot het bedrag dat oorspronkelijk door gedaagde aan eiser was geboden.

“Aan de grondslag van de betalingsverplichting hebben partijen weinig woorden gewijd. (…) Voorshands gaat de rechtbank ervan uit dat partijen het oog hebben op de Wet op de naburige rechten (Wnr) en gelet op de daarin onder artikel 4 opgenomen verwijzing naar het filmrechtregime van de Auteurswet (Aw), de artikelen 45a tot en met 45g Aw, met name de onder 45d Aw bedoelde billijke vergoeding.”

4.7. De Acteur wil zich vergelijken met een acteur met een hoofdrol. Naar oordeel van de rechtbank is dat niet juist. Een acteur die in niet meer dan 2 van 26 afleveringen optreedt kan in de serie als geheel niet als een hoofdrolspeler worden aangemerkt. Wellicht was de bijdrage van de Acteur in de bedoelde twee afleveringen aanzienlijk, hij stelt 50 minuten aan het woord te zijn geweest, maar dat maakt hem in de serie niet tot hoofdrolspeler, zelfs niet tot de speler van een middenrol op welke positie de Acteur zich ter comparitie terugtrok. Nu de acteur overigens niet heeft gesteld waarom zijn rol in De Kleine Waarheid als een hoofdrol of middenrol moet worden aangemerkt en daarnaast weinig heeft gesteld omtrent de omvang van zijn rol in Hamelen, bieden de door de Acteur voor Hamelen ontvangen betalingen onvoldoende aanwijzing voor de “marktwaarde” van de Acteur.

4.8. Ter onderbouwing van haar uitgangspunt sub f heeft Bridge een overzicht van door Bridge betaalde vergoedingen voor het uitbrengen op DVD van de series Q&Q, Stille Kracht, Willem van Oranje en Van Oude Mensen overgelegd. De rechtbank ontleent aan dit document dat Bridge onderscheid maakt tussen bijrol, grote rol en hoofdrol, daarnaast onderscheidt Bridge de positie van de auteur/regisseur/uitvoerende producent en de positie van omroep/producent.

(…)

4.10. Naar oordeel van de rechtbank is het passend voor de bepaling van de redelijke vergoeding de markt in aanmerking te nemen. (…) De Acteur heeft niet toegelicht welk gewicht zijn rol in Hamelen was, hij heeft geen informatie verschaft omtrent de omvang van de cast en de bijdrage van medeacteurs en de door hen ontvangen vergoedingen. Voor de rechtbank blijft over als kenbron van de markt het door Bridge gegeven overzicht.

4.11. Door de Acteur is dit overzicht bestreden omdat het afkomstig is van slechts één speler op de markt. De rechtbank zal zich niettemin richten naar dit overzicht. Het stond De Acteur vrij meer of andere markt gegevens over te leggen, dat heeft hij evenwel nagelaten. Onbestreden is ook dat in de relevante periode Bridge de belangrijkste aanbieder was van televisieseries op dvd.

4.12. Hierboven is al overwogen dat de rol van de Acteur in de gehele serie De Kleine Waarheid moet worden gekwalificeerd als een bijrol. De verstrekte gegevens leren dat de vergoeding voor een bijrol bestaat uit een lumpsum en niet een royalty gerelateerd aan de omvang van de verkoop. De lumpsum voor een bijrol varieert van € 150 tot € 500, waarbij een lager bedrag wordt betaald naarmate het aantal medewerkers groter is. Het aantal medewerkers van de serie De Kleine Waarheid is groot. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook een vergoeding van € 250 – zoals door Bridge aangeboden – voor medewerking in een bijrol, als marktconform en bij afwezigheid van andere aanknopingspunten ook als redelijk aan te merken. De rechtbank weegt mee dat hetzelfde bedrag is aangeboden als redelijke vergoeding aan andere acteurs die hebben meegewerkt aan twee, drie of vier afleveringen van de televisieserie De Kleine Waarheid en dat deze andere acteurs dat bedrag hebben geaccepteerd.

4.14. Bij deze stand van zaken kan de Acteur nauwelijks als de in het gelijk gestelde partij worden aangemerkt. De rechtbank acht het passend de kosten van de procedure te compenseren des dat partijen de eigen kosten dragen.

De rechtbank veroordeelt Bridge tot betaling aan de Acteur van € 250, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 6 juli 2005 tot de dag van algehele voldoening.

Lees het vonnis hier.

IEF 8006

Een illegale kopie van de filmtitel

Rechtbank Utrecht, 26 juni 2009, LJN: BJ0362, Stichting Indian Film And Music (SIFAM) tegen Surinam Broadcasting Station,

Auteursrecht. Gedaagde maakt inbreuk op het recht van eiseres door aanbieding van een illegale kopie van de Bollywoodfilm "Jai Veeru". 

4.4. Uit het proces-verbaal van constatering van 18 maart 2009 blijkt dat Radio SBS op 18 maart 2009 in het bezit was van een vijftal illegale dvd’s, waaronder de dvd met de filmtitel Jai Veeru. Uit de omstandigheid dat Radio SBS volgens de factuur van 6 mei 2009 naast illegale dvd’s ook legale dvd’s, zoals zij stelt, in haar bezit zou hebben, doet aan voorgaande constatering niet af. Het feit dat de gerechtsdeurwaarder kennelijk niet in het bezit is van een aankoopbon evenmin, temeer nu door Sifam ter zitting is toegelicht dat Radio SBS niet uit eigener beweging een aankoopbon verstrekte. Uitgangspunt is dat van de juistheid van constatering in het proces-verbaal dient te worden uitgegaan. (…)

4.5. Het is voorts onvoldoende aannemelijk dat, zoals Radio SBS stelt, de door de deurwaarder op 18 maart 2009 aangekochte dvd’s zijn betrokken bij een erkende distributeur van KMI, te weten Susha Trading. De factuur van 6 mei 2009, waarop Radio SBS ter onderbouwing hiervan beroept, biedt geen aanwijzing van de juistheid van deze stelling. Uit de factuur van 6 mei 2009 valt niet op te maken dat de levering van de daarop vermelde dvd’s voor of omstreeks 18 maart 2009 heeft plaatsgevonden en bovendien geldt dat alleen de dvd met de filmtitel Jai Veeru ook voorkomt bij de op 18 maart 2009 illegaal aangetroffen dvd’s. Het feit blijft dat er op 18 maart 2009 in ieder geval 5 dvd’s, waarvan 4 bollywoodfilms, zijn aangetroffen die niet afkomstig zijn van KMI of een erkende distributeur van KMI.

4.6. Al het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Radio SBS inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van KMI door een illegale kopie van de filmtitel Jai Veeru in haar winkel aan te bieden. Sifam heeft recht op een verbod. (…).

Lees het vonnis hier.

IEF 7995

Of er sprake is van knip- en plakwerk

Flodder 3Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2009, Maas tegen Armada Productions BV. (met dank aan Jacqueline Schaap, Klos Morel Vos & Schaap & Roland Wigman, Versteeg Wigman Sprey).

Auteursrecht. Eindvonnis in geschil over de echtheid van een akte van overdracht m.b.t. de formatrechten op het oorspronkelijke Flodder-concept (zie Rechtbank Amsterdam, 17 juni 2007, IEF 5436). Eiser Maas stelt dat het niet gaat om de vraag of de handtekening van hem afkomstig is, maar of hij die heeft gezet  onder de overeenkomst zoals die thans is overgelegd. “Met andere woorden: de vraag of er,  zoals Maas stelt, sprake is van knip- en plakwerk’.”  De rechtbank ziet onvoldoende concrete aanwijzingen die op knoeien kunnen duiden en gaat derhalve uit van de  echtheid van de akte van overdracht. 

2.3. De rechtbank overwoog in voornoemd tussenvonnis met betrekking tot  overeenkomst III dat de inhoud daarvan geen andere uitleg toelaat dan dat Maas hiermee  erkent dat de rechten op het format bij "de producent" berusten, en dat een redelijke uitleg  van artikel 2 lid 2 AW met zich brengt dat ook een in een latere akte opgenomen erkenning  van de overdracht voldoet aan de eisen van dat artikel voor rechtsgeldige overdracht. Nu  echter Maas tot dat moment de echtheid van de betreffende akte betwistte en stelde de  overeenkomst in de overgelegde vorm nimmer te hebben ondertekend, werd vervolgens  Armada mede om die reden toegelaten tot het hiervoor onder 2.1. bedoelde bewijs.  

2.4. Nadat Maas in zijn hoedanigheid van getuige al de mogelijkheid had  opengehouden dat de handtekening onder overeenkomst III de zijne is ("ik zeg niet dat ik  niet getekend heb, dit zou goed kunnen"), heeft hij bij conclusie na enquête naar voren  gebracht dat hij "niet [heeft] gesteld dat de handtekening onder het Zonnedael contract  (overeenkomst III, rechtbank) niet zijn handtekening is". Wat er ook zij van de vraag of  Maas nu wel of niet zijn standpunt hieromtrent heeft gewijzigd, vastgesteld kan in ieder  geval worden dat de echtheid van de betreffende handtekening niet (meer) ter discussie  staat.

2.5. In het tussenvonnis is het antwoord op de vraag of overeenkomst III kan dienen tot  bewijs van overdracht van formatrechten, afhankelijk gesteld van de echtheid van de aan  Maas toegeschreven handtekening. Uit het voorgaande volgt reeds dat deze vraag  bevestigend kan worden beantwoord. Maas heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het  niet gaat om de vraag of de handtekening van hem afkomstig is, maar of hij die heeft gezet  onder de overeenkomst zoals die thans is overgelegd. Met andere woorden: de vraag of er,  zoals Maas stelt, sprake is van "knip- en plakwerk".
 
2.6. Zo er ondanks het tussenvonnis nog ruimte is voor die stelling, die door Maas eerst  na afloop van het getuigenverhoor enigszins is gesubstantieerd, dan nog kan dat Maas niet  baten. Speculeren over hetgeen mogelijk met de overeenkomst is gebeurd is immers niet  gelijk te stellen aan het genoegzaam onderbouwen van de betreffende stelling. Er zal  tenminste sprake moeten zijn van concrete aanwijzingen die op knoeien kunnen duiden, en  die zijn niet gelegen in de omstandigheid dat Maas en Geels zich deze overeenkomst niet  kunnen herinneren of in het feit dat bij het Filmfonds uiteindelijk een andere overeenkomst  voor Flodder III  (waar overeenkomst III op ziet) is ingediend. Ook de stelling dat het  gebruikelijk was om in dit soort overeenkomsten "te knippen en te plakken" vormt niet zo'n  aanwijzing. Dat is alleen al niet het geval omdat daarmee nog niet is gezegd dat met  overeenkomst 111 buiten medeweten van Maas is geknoeid.

Lees het vonnis hier.

IEF 7636

De rechten welke uit die film voortvloeien

Rechtbank Arnhem, 31 juli 2008, LJN: BH4909, X tegen de inspecteur van de Belastingdienst.

Fiscaal recht met IE-component. Veertigtal film CV’s . Nieuw feit. De uit de licentie-overeenkomsten (o.a. met betrekking tot de filmrechten) verkregen informatie vormt een losstaand feit als bedoeld in het arrest van de Hoge Raad 17 november 1999 (BNB 2000/7). Deze informatie kan als bewijs gelden van een feit op grond waarvan verweerder tot navordering kan overgaan.

De omstandigheid dat het verweerder reeds bij de aanslagregeling redelijkerwijs bekend had moeten zijn dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, staat niet eraan in de weg dat de belasting wordt nagevorderd op grond van het andere feit.

Lees de uitspraak hier

IEF 7610

Blinken niet uit in duidelijkheid

Vzr Rechtbank Zwolle, 31 oktober 2008, LJN: BH3530, Eiser tegen Gedaagde (Videobanden New York).

Verstekvonnis. Ondeelbaar werk in de zin van de Auteurswet (1912). Eiser is (tenminste) deelgenoot in het auteursrecht dat op het werk rust en op grond van artikel 3:169 BW is hij dus (tevens) gerechtigd tot het gebruik van het in de gemeenschap vallende auteursrecht. Gedaagde moet eiser in het bezit te stellen van negen videobanden met in New York gemaakte opnamen in de periode van 23 november 2007 tot 6 december 2007. Liquidatie-tarief.  

2.1.  De door eiser betrokken stellingen en de aan de vordering ten grondslag gelegde rechtsgronden blinken niet uit in duidelijkheid. Uit die stellingen volgt, naar het voorshandse oordeel van de voorzieningenrechter, niet dat eiser de enige auteursrechthebbende is van het werk.

2.2.  Met name op grond van de verklaring van [A] kan, als niet weersproken, echter wel worden aangenomen dat de samenwerking tussen partijen, [A] en zijn “associate” heeft geresulteerd in een ondeelbaar werk (in de zin van de auteurswet) van meerdere makers, waaronder eiser. Daaruit volgt dat eiser (tenminste) deelgenoot is in het auteursrecht dat op het werk rust. Op grond van artikel 3:169 BW is hij dus (tevens) gerechtigd tot het gebruik van het in de gemeenschap vallende auteursrecht. Tot dat gebruik kan, naar de voorzieningenrechter begrijpt, ook worden gerekend: het gebruik van de gegevensdrager van het werk, namelijk de videobanden. Nu gesteld noch gebleken is dat het gebruik van de videobanden niet te verenigen is met het (mogelijke) recht dat gedaagde heeft en overigens de vordering evenmin ongegrond of onrechtmatig voorkomt, is zij toewijsbaar. De gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd.

Lees het vonnis hier.