Gepubliceerd op dinsdag 17 juni 2025
IEF 22755
Rechtbank Limburg ||
4 sep 2024
Rechtbank Limburg 4 sep 2024, IEF 22755; ECLI:NL:RBLIM:2024:5973 (Eiser tegen gedaagden), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/reclamebureau-aansprakelijk-voor-auteursrechtinbreuk-op-foto

Reclamebureau aansprakelijk voor auteursrechtinbreuk op foto

Rechtbank Limburg 4 september 2024, IEF 22755; ECLI:NL:RBLIM:2024:5973 (Eiser tegen gedaagden). Eiser is professioneel fotograaf en houdt zich bezig met het in opdracht maken van foto’s en het beheren van een beeldbank waarvan foto’s tegen betaling mogen worden gepubliceerd. Gedaagde is een reclamebureau dat bedrijven adviseert over dagdeal-reclames op internet, onder meer via de website enkele-dagen-weg.nl. De vennoten van dit bedrijf hebben zonder toestemming en zonder naamsvermelding een foto van eiser op deze website geplaatst. Na ontvangst van een sommatie van eiser is de foto direct verwijderd. Eiser vordert €525 schadevergoeding wegens auteursrechtinbreuk. De kantonrechter stelt vast dat gedaagden niet betwisten dat de foto auteursrechtelijk beschermd is en dat het auteursrecht bij eiser berust. Ook erkennen zij dat de foto zonder toestemming en zonder naamsvermelding op hun website openbaar is gemaakt. Het verweer dat zij zich niet bewust waren van een inbreuk en niet te kwader trouw handelden, slaagt niet. Voor auteursrechtinbreuk is opzet of kwade trouw immers niet vereist. Van gedaagden mocht worden verwacht dat zij zouden onderzoeken of de foto beschermd was. De naamsvermelding van eiser had bovendien eenvoudig via internet achterhaald kunnen worden. Dat zij de foto zonder bronvermelding vonden, doet daar niet aan af.

Ook het verweer dat eiser zijn foto’s van een beeldmerk had moeten voorzien, wordt verworpen. Eiser is daartoe niet verplicht, en het standpunt dat klanten vaak een ‘schone’ foto wensen acht de kantonrechter begrijpelijk. De verwijdering van de foto na sommatie verandert niets aan de vastgestelde inbreuk. Ook de overige vragen van gedaagden leiden niet tot een ander oordeel. De schade bestaat uit gederfde licentie-inkomsten. Eiser begroot deze op basis van zijn gebruikelijke tarieven, zoals onderbouwd met zijn website en facturen: €350 per jaar met naamsvermelding en €700 zonder, zoals hier het geval is. De kantonrechter acht deze onderbouwing voldoende. Het verweer dat dergelijke foto’s op internet voor € 20 tot € 50 verkrijgbaar zijn, is geenszins onderbouwd en wordt daarom verworpen. Tot slot stellen gedaagden dat een waarschuwing had volstaan, maar ook dit verweer faalt: een benadeelde mag schadevergoeding eisen. De gevorderde schadevergoeding van €525 wordt toegewezen.

4.3. [gedaagden] voert als verweer dat zij zich niet ervan bewust was dat dit een overtreding van de Auteurswet oplevert en dat zij aldus niet te kwader trouw heeft gehandeld. Dit verweer slaagt niet, omdat de Auteurswet voor een inbreuk op een auteursrecht geen opzet of kwade trouw vereist. Van [gedaagden] mocht worden verwacht dat zij onderzoek zou doen om na te gaan of de foto auteursrechtelijk beschermd is. De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling vastgesteld dat [gedaagden] , anders dan zij betoogt, op eenvoudige wijze de naamsvermelding van [eiser] had kunnen ontdekken. Bij het zoeken naar de foto via Google verschijnt deze zoals destijds gepubliceerd in het Algemeen Dagblad (AD). Wanneer men op de foto klikt en vervolgens de bijbehorende link selecteert, wordt men doorgestuurd naar de publicatie in het AD, waar de naam van [eiser] is vermeld. Het betoog van [gedaagden] dat zij de betreffende foto niet uit het AD heeft gehaald, maar dat zij deze zonder naams- of bronvermelding op internet heeft gevonden, kan - zelfs als dit juist zou zijn - niet tot een ander oordeel leiden. Het had immers – zoals gezegd – op de weg van [gedaagden] geleden om onderzoek te doen, waarna zij de naamsvermelding had kunnen achterhalen door simpelweg even verder te kijken op Google. Als [gedaagden] de rechthebbende niet had kunnen achterhalen, had zij behoren af te zien van het publiceren van de foto. Het verdere door [gedaagden] aangevoerde verweer dat het op de weg van [eiser] had geleden om zijn foto’s te voorzien van een beeldkenmerk om misverstanden te voorkomen, slaagt evenmin, nu op [eiser] geen verplichting rust om zo’n beeldkenmerk te plaatsen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden] [eiser] de vraag gesteld waarom hij zijn foto’s niet standaard voorziet van een beeldkenmerk om verwarring – en daarmee procedures met alle kosten van dien – te voorkomen. Het betoog van [eiser] dat luidt dat de meeste klanten een ‘schone’ foto, zonder copyright-teken, wensen en dat dit teken om die reden vaak niet op foto’s is weergegeven, acht de kantonrechter begrijpelijk. Op basis hiervan kan in ieder geval niet worden geoordeeld, voor zover [gedaagden] dit heeft willen betogen, dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiser] kan worden toegerekend. Het verweer van [gedaagden] dat de foto direct na aanschrijving van de website is verwijderd, kan [gedaagden] evenmin baten nu met het plaatsen van de foto op de website zonder licentie de inbreuk reeds is gemaakt. Ten slotte kunnen de door [gedaagden] in de conclusie van antwoord opgenomen vragen niet tot een ander oordeel leiden. Het antwoord op die vragen doet namelijk niets af aan het bestaan van de inbreuk.