2 apr 2025
Profielstaaf behoudt modelbescherming: Gerecht bevestigt verschil in totaalindruk en zelfstandigheid van het voortbrengsel

Gerecht van de Europese Unie 2 april 2025, IEF 22654; IEFbe 3903; ECLI:EU:T:2025:349 (SMT GmbH tegen EUIPO, Gerrit Pies en Wolfgang Rixen). Het Gerecht spreekt zich uit over het beroep van SMT GmbH tegen een beslissing van de Kamer van Beroep. Deze beslissing ging over een ingeschreven Gemeenschapsmodel voor een profielstaaf, ingedeeld onder bouwmaterialen. De Kamer had het beroep van interveniënten Gerrit Pies en Wolfgang Rixen toegewezen en daarmee de eerdere nietigverklaring van het model vernietigd. De zaak begon met een verzoek van SMT tot nietigverklaring. Volgens haar was het model niet nieuw, had het geen eigen karakter en waren de uiterlijke kenmerken technisch bepaald. SMT stelde dat elementen zoals de uitsparingen en groeven noodzakelijk in hun exacte vorm en afmetingen moesten worden nagebootst om de profielstaaf met andere producten mechanisch te kunnen verbinden. Daardoor zou er geen ontwerpvrijheid zijn geweest. De nietigheidsafdeling van het EUIPO gaf SMT eerder gelijk. Pies en Rixen stelden echter beroep in. De Kamer van Beroep vernietigde daarop de beslissing en oordeelde dat het aangevoerde oudere model het eigen karakter van het betwiste model niet wegneemt. Ook de overige nietigheidsgronden werden verworpen.
Het Gerecht buigt zich over zes middelen van SMT. De eerste twee richten zich op de bewering dat de Kamer ten onrechte zou hebben geoordeeld dat sprake is van een hoge modeldichtheid. SMT stelt dat de Kamer zelfstandig heeft geoordeeld dat er veel soortgelijke modellen bestaan. Het Gerecht wijst dit van de hand. De Kamer heeft enkel het partijstandpunt weergegeven en geen zelfstandig oordeel geveld. Bovendien heeft zij uitdrukkelijk vastgesteld dat de beoordeling van de totaalindruk losstaat van een eventuele modeldichtheid. Deze middelen missen feitelijke grondslag. Met het derde middel betoogt SMT dat het model geen eigen karakter heeft. Het Gerecht bevestigt dat de ontwerpvrijheid in de sector beperkt is, maar stelt dat dit niet uitsluit dat een model toch eigen karakter kan bezitten. De Kamer heeft terecht gewezen op zichtbare verschillen tussen het betwiste en het oudere model, zoals de centrale uitsparing, die rechthoekig is bij het betwiste model en rond met zij-inkepingen bij het oudere, en de afwijkende vorm van de hoekuitsparingen. Deze verschillen zijn voldoende om bij de geïnformeerde gebruiker een andere totaalindruk te wekken.
Het vierde middel wordt niet-ontvankelijk verklaard. SMT verwijst in haar verzoekschrift uitsluitend naar eerdere processtukken bij het EUIPO zonder een zelfstandige toelichting. Volgens vaste rechtspraak is het niet aan het Gerecht om in die stukken naar argumenten te zoeken. In het vijfde middel stelt SMT dat de vormgeving technisch noodzakelijk is voor verbinding. De Kamer stelt echter vast dat profielstaven worden verbonden met schroeven of nokken, en dus zelf geen mechanisch verbindingselement vormen. Het Gerecht bevestigt deze beoordeling. Het zesde middel betreft de vraag of de profielstaaf deel uitmaakt van een complex voortbrengsel. SMT noemt geen concreet voorbeeld. De overgelegde afbeeldingen tonen enkel losse toepassingen, geen samengesteld product dat uit verwisselbare onderdelen bestaat. De profielstaaf wordt daarom als zelfstandig voortbrengsel aangemerkt, zodat zichtbaarheid bij normaal gebruik niet hoeft te worden onderzocht. Het Gerecht verwerpt alle middelen. De vordering van SMT wordt afgewezen. SMT draagt haar eigen kosten en die van de interveniënten. Het EUIPO draagt zijn eigen kosten.
47 Außerdem hat sie in Rn. 47 der angefochtenen Entscheidung im Wesentlichen die Auffassung vertreten, dass im vorliegenden Fall nicht entschieden zu werden brauche, ob eine Sättigung des Formenschatzes im hier einschlägigen Bereich der geschlossenen Aufreißprofile als offenkundig angesehen werden könne, da die zu vergleichenden Geschmacksmuster beim informierten Benutzer unabhängig von einer etwaigen Musterdichte einen anderen Gesamteindruck hervorriefen.
90 Im vorliegenden Fall ist mit dem EUIPO unter Heranziehung der oben in Rn. 40 angeführten Rechtsprechung festzustellen, dass die Klägerin nicht dartut, in welchem komplexen Erzeugnis die in Rede stehenden Profilstäbe zu montieren sind. Wie nämlich die Beschwerdekammer in Rn. 39 der angefochtenen Entscheidung festgestellt hat, zeigen die ihr vorgelegten Abbildungen verschiedene Beispiele für die Verwendung unterschiedlicher Profilstäbe als Eckverbindungen im Rahmen der Fördertechnik und als Geländer, nicht aber für einen konkreten komplexen industriellen oder handwerklichen Gegenstand, der aus Profilstäben in einer Weise zusammengebaut wäre, dass er sich auseinander- und wieder zusammenbauen ließe.