Gepubliceerd op woensdag 4 juni 2025
IEF 22728
Hof Amsterdam ||
11 feb 2025
Hof Amsterdam 11 feb 2025, IEF 22728; ECLI:NL:GHAMS:2025:1156 (Belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/ontbreken-van-octrooirechten-op-naam-is-belangrijke-aanwijzing-van-ontbreken-zelfstandig-ondernemerschap

Ontbreken van octrooirechten op naam is belangrijke aanwijzing van ontbreken zelfstandig ondernemerschap

Hof Amsterdam 11 februari 2025, IEF 22728; ECLI:NL:GHAMS:2025:1156 (Belanghebbende tegen de inspecteur van de Belastingdienst). Belastingrecht. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Hiertegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Belanghebbende stond bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met een onderneming en vroeg btw-teruggave aan over activiteiten rondom een specialistische oogstmachine. De Belastingdienst stelde echter na onderzoek vast dat niet belanghebbende, maar haar partner de feitelijke ondernemer was. Dit leidde tot een vonnis van de rechtbank, die oordeelde dat de feitelijke en juridische handelingen door de partner waren verricht. Het octrooi op de oogstmachine stond ook niet op naam van belanghebbende, wat haar ondernemersstatus verder ondermijnde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In dit hoger beroep bevestigt het hof dit oordeel en verwerpt het verweer van belanghebbende dat haar partner als gevolmachtigde zou handelen. Het octrooi, dat niet op naam stond van belanghebbende, speelde een belangrijke rol bij het bepalen van het ondernemerschap. Het ontbreken van octrooirechten op haar naam versterkte het oordeel dat zij slechts als externe financier fungeerde en niet als ondernemer. 

25. De rechtbank stelt voorop dat in dit geval op eiseres de bewijslast rust om aannemelijk te maken dat zij als ondernemer in de zin van de omzetbelasting kan worden aangemerkt. Hetgeen eiseres in dit kader naar voren heeft gebracht en gelet op alle feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geconcludeerd dan dat eiseres niet degene is die de activiteiten van [bedrijf 1] heeft verricht. Uit de dossierstukken, daaronder begrepen meerdere verklaringen van eiseres, volgt dat haar partner, onder andere, de gesprekken heeft gevoerd met de producent/leverancier ( [bedrijf 3] B.V.) en afnemer ( [bedrijf 2] .) voor de [oogstmachine] , alle administratieve en belastingzaken heeft verzorgd en het ook de partner van eiseres is die namens [bedrijf 1] de van belang zijnde documentatie heeft ondertekend. Verder is ook het afgegeven octrooi geregistreerd op naam van de partner van eiseres (en [naam] ). De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting toegelicht dat ten tijde van de aanvraag van het octrooi snel gehandeld moest worden en dat om die reden het octrooi op naam van de partner van eiseres is geregistreerd. Hij heeft desgevraagd bevestigd dat het echter logisch was geweest als eiseres achteraf als octrooihouder zou worden geregistreerd als zij de machine heeft bedacht. De registratie is achteraf echter niet aangepast. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiseres geen betrokkenheid heeft gehad bij de uitvinding.