Gepubliceerd op woensdag 14 mei 2025
IEF 22697
Hof Den Haag ||
17 dec 2024
Hof Den Haag 17 dec 2024, IEF 22697; ECLI:NL:GHDHA:2024:2390 (Maxeon tegen AIKO c.s.), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hof-verplicht-maxeon-tot-zekerheidsstelling-in-octrooigeschil-met-aiko-c-s

Hof verplicht Maxeon tot zekerheidsstelling in octrooigeschil met AIKO c.s.

Hof Den Haag 17 december 2024, IEF 22697; ECLI:NL:GHDHA:2024:2390 (Maxeon tegen AIKO c.s.). AIKO B.V. en wederverkopers VDH en Librain (hierna samen: AIKO c.s.) zijn betrokken in een octrooigeschil met Maxeon over zonnepanelen. Maxeon ontwerpt, produceert en verhandelt zonnepanelen en is houdster van Europees octrooi EP 2 297 788 B1 (hierna: EP 788 of het octrooi). Zij stelt dat AIKO c.s. met het verhandelen van door AIKO B.V. geproduceerde ‘All Back Contact’ zonnepanelen inbreuk maken op EP 788. Op 3 januari 2024 heeft Maxeon deze kortgedingprocedure aanhangig gemaakt tegen AIKO c.s. en heeft daarbij een verbod gevorderd om in Nederland, Italië en Frankrijk inbreuk te maken op EP 788. De voorzieningenrechter wees destijds de vorderingen van Maxeon af. Maxeon diende hiertegen hoger beroep in. In dit incident vorderen AIKO c.s. dat Maxeon zekerheid stelt voor in de vorm van een onherroepelijke (afroep)bankgarantie van een gerenommeerde Nederlandse bank voor de proceskosten en schadevergoeding waarvan Maxeon in de hoofdzaak zou kunnen worden veroordeeld. De reden hiervoor is dat er tussen Nederland en Singapore, waar Maxeon is gevestigd, geen verdrag bestaat dat tenuitvoerlegging van de veroordeling in de proceskosten in Singapore mogelijk maakt. AIKO c.s. stellen dat, voor zover bekend, Maxeon niet beschikt over verhaalsmogelijkheden in Nederland. Uit openbare financiële gegevens van de moedermaatschappij van Maxeon blijkt dat het concern financieel in zwaar weer verkeert.

Maxeon bestrijdt niet dat zij op grond van artikel 224 lid 1 Rv verplicht is tot het stellen van zekerheid, maar beroept zich onder de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en onder c Rv, waarin is bepaald dat geen verplichting tot zekerheidsstelling bestaat indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor de veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn. Volgens Maxeon is dit het geval, omdat zij in het bezit is van een uitgebreide portefeuille met Europese octrooien die in Nederland geldig zijn en een significante waarde vertegenwoordigen. Het octrooioverzicht dat Maxeon heeft ingediend bevat echter geen informatie over de waarde van de octrooien en is ook niet onderbouwd met financiële stukken. Ook is niet vermeld in welke gevallen het tot een octrooiverlening heeft geleid en in welke gevallen het nog om een aanvraag gaat. Het overzicht van Maxeon biedt daarom onvoldoende verhaalsinformatie waaruit kan worden afgeleid dat zij ook daadwerkelijk verhaal kan bieden bij een eventuele kostenveroordeling. Het beroep op de uitzondering faalt dan ook.

Het hof bepaalt dat Maxeon zekerheid moet stellen van € 75.000 voor VDH en Libra samen, en € 300.000 voor Aiko B.V., wat lager is dan de gevraagde bedragen. Het hof wijst hiermee Maxeon’s verweer op een gezamenlijk maximumbedrag af, aangezien in casu drie verschillende zaken spelen. De zekerheid moet worden gesteld in de vorm van een onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde bank met een vergunning in de Europese Unie. Een bankgarantie van de in Azië gevestigde DBS bank, zoals Maxeon voorstelde, wordt afgewezen wegens onvoldoende zekerheid. Wel krijgt Maxeon een langere termijn voor het stellen van zekerheid: tien weken in plaats van de geëiste twee. Tot slot verklaart het hof de veroordeling tot zekerheidstelling niet uitvoerbaar bij voorraad, wegens de aard van de veroordelingen en de mogelijke sanctie van niet-ontvankelijkheid. De procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet.

5.4. Het hof overweegt dat de (oorspronkelijke) eiser die zich ter afwering van de incidentele vordering op de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en onder c Rv wenst te beroepen, voldoende (specifieke) verhaalsinformatie zal moeten verschaffen.1 Maxeon heeft ter onderbouwing van haar beroep op deze uitzondering een overzicht uit het register van het Europees Octrooi Bureau met haar Europese octrooien en octrooiaanvragen op 23 september 2024 overgelegd. Hierin staan per octrooi of octrooiaanvraag de titel, het aanvraag- en publicatienummer, de naam van de aanvrager en de vertegenwoordiger en de octrooi classificatie (IPC) vermeld en of sprake is van unitair effect. Het overzicht bevat echter geen enkele informatie over de (geschatte) waarde van de octrooien en de octrooiaanvragen en is ook niet onderbouwd met financiële stukken, zoals een verklaring van een accountant. Overigens is ook niet vermeld welke van deze registraties al tot octrooiverlening hebben geleid en in hoeveel gevallen het nog om een aanvraag gaat. Het overzicht van Maxeon biedt daarom geen voldoende specifieke verhaalsinformatie waaruit kan worden afgeleid dat zij ook daadwerkelijk verhaal kan en zal bieden bij een eventuele kostenveroordeling ten laste van haar. Het beroep van Maxeon op de uitzondering van artikel 224 lid 2 aanhef en onder c Rv faalt dan ook.