Gepubliceerd op woensdag 6 augustus 2025
IEF 22841
Hof Amsterdam ||
5 aug 2025
Hof Amsterdam 5 aug 2025, IEF 22841; ECLI:NL:GHAMS:2025:2089 (Appellant tegen Top Notch), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hof-amsterdam-artiestenovereenkomst-tussen-ronnie-flex-entop-notch-niet-vernietigd-wel-einddatum-vastgesteld

Uitspraak ingezonden door Jasper Klopper en Dirk Visser, Visser Schaap & Kreijger.

Hof Amsterdam: artiestenovereenkomst tussen Ronnie Flex enTop Notch niet vernietigd, wel einddatum vastgesteld

Hof Amsterdam 5 augustus 2025, IEF 22841; ECLI:NL:GHAMS:2025:2089 (Appellant tegen Top Notch). Ronnie Flex sloot op 17 juli 2012 een exclusieve artiestenovereenkomst met het label Top Notch. Tussen partijen ontstond later een geschil over de looptijd (aantal albums en opties), de royalty- en kostenverdeling en de vraag aan wie rechten op de opnamen toekomen. De rechtbank Amsterdam wees op 17 januari 2024 de vorderingen van Ronnie Flex af [zie IEF 21868]. Ronnie Flex stelt hierop hoger beroep in en vordert primair vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling, subsidiair (gedeeltelijke) vernietiging of buiten toepassing laten van bepalingen op grond van art. 25f Auteurswet (onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn) en meer subsidiair wijziging van rechtsgevolgen of vaststelling van een eerdere einddatum. Daarnaast vordert hij verklaringen voor recht over de verdeling van inkomsten (o.a. live en sponsoring), het ongedaan maken van verrekeningen, en erkenning dat hij (mede) fonogrammenproducent is van de onder het contract uitgebrachte opnamen, met bijbehorende registraties bij collectieve beheersorganisaties. Hij onderbouwde dit met stellingen over een onduidelijke en te lange looptijd, een onevenwichtige kosten-/royaltystructuur, een mededelingsplicht van Top Notch die zou zijn geschonden, en met een beroep op het auteurscontractenrecht (art. 25c/25d Aw) en redelijkheid en billijkheid. Top Notch voert verweer en verzoekt bekrachtiging van het vonnis. Zij stelt dat de contractsbepalingen duidelijk en gebruikelijk zijn, dat zij aanzienlijke investeringen en productietaken heeft verricht, dat de rechten geldig zijn overgedragen en dat zij terecht inkomsten uit liveoptredens en sponsoring heeft verrekend binnen de contractuele looptijd.

Het hof verwerpt het beroep op dwaling en misbruik van omstandigheden, omdat de bepalingen over looptijd, opties, rechten en vergoedingen duidelijk zijn en Top Notch geen aanvullende mededelingsplicht had, mede gezien het management aan de zijde van Ronnie Flex. De looptijdregeling (1 album plus drie opties; einde 18 maanden na release van het laatste album) is voldoende bepaalbaar en niet onredelijk lang of onredelijk bezwarend in de zin van art. 25f Aw; het feit dat opnamen die tijdens de looptijd zijn gemaakt nadien eeuwigdurend door Top Notch mogen worden geëxploiteerd, maakt dit niet anders. De artikelen 25c en 25d Aw zijn niet van toepassing, omdat de overeenkomst (met uitzondering van een eerder overeengekomen addendum) van vóór 1 juli 2015 dateert. Voor de einddatum hanteert het hof de contractuele maatstaf: 18 maanden na het laatste album. Het hof stelt vast dat NORI (2018) het laatste album onder de overeenkomst is en dat de overeenkomst daarom is geëindigd op 22 september 2019. Bijbehorende vorderingen over “nieuwe opnamen” na die datum falen, omdat Top Notch dergelijke na 22 september 2019 tot stand gekomen werken niet exploiteert. De verklaringen voor recht over verrekeningen worden grotendeels afgewezen. Top Notch erkent wel dat € 59.450,90 ten onrechte was verrekend aan “kosten [album 6]” en zegt correctie toe; voor het overige heeft Ronnie Flex onvoldoende onderbouwd dat er geen grondslag bestaat voor (delen van) die kosten. De contractuele aanspraken van Top Notch op 10% van de bruto-inkomsten uit liveoptredens en 50% van de netto-inkomsten uit sponsoring golden tot 22 september 2019 en mochten worden verrekend. De bepalingen over overdracht van naburige rechten en het eeuwigdurend exploitatierecht zijn niet tegenstrijdig of onduidelijk en zijn niet opzegbaar; het contra-proferentem-beginsel (art. 6:238 lid 2 BW) is niet van toepassing omdat Ronnie Flex geen consument is.

Het hof verwerpt tenslotte de stelling dat Ronnie Flex (mede) fonogrammenproducent is van de onder het contract uitgebrachte opnamen. Uit de overeenkomst en de overgelegde stukken volgt dat Top Notch de organisatie en financiële verantwoordelijkheid voor de eerste vastlegging droeg (inschakeling producers, studio’s, mixing/mastering en betaling van die kosten). Investeringen van Ronnie Flex in eigen apparatuur of creatieve inzet tonen niet aan dat hij in juridische zin de fonogrammenproducent was. Het hof vernietigt het vonnis uitsluitend voor zover de einddatum niet was vastgesteld en verklaart voor recht dat de overeenkomst eindigde op 22 september 2019. Voor het overige bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank en wijst het de vorderingen van Ronnie Flex af.

5.25. Bepalend voor de datum waarop de Overeenkomst eindigt is het verstrijken van achttien maanden na het uitbrengen van het laatste album. Partijen zijn het erover eens dat het album ‘ [album 2] ’ (uitgebracht op [in] 2014) het eerste album is dat onder de Overeenkomst is uitgebracht. Partijen verschillen van mening over de vraag of ‘ [album 1] ’ (uitgebracht op [in] 2015) kan worden aangemerkt als tweede album van [appellant] in de zin van de Overeenkomst. Wat betreft het album ‘ [album 5] ’ (uitgebracht [in] 2016) heeft [appellant] ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij dit niet beschouwt als zijn album maar als een album van [naam 2] . Daarmee zijn partijen het eens dat dit album niet kan worden aangemerkt als album in de zin van de Overeenkomst. Dit is ook in lijn met de e-mail van 9 april 2020 van de manager van [appellant] . Partijen zijn het er verder over eens dat de albums [album 3] en [album 4] door [appellant] zijn gemaakt en door Top Notch zijn uitgebracht op [in] 2017 respectievelijk [in] 2018. Het album [album 4] was volgens [appellant] het vierde album onder de Overeenkomst (zie e-mail 9 april 2020), terwijl dit volgens Top Notch het derde album was. Wat hiervan ook zij, uiteindelijk heeft Top Notch geaccepteerd dat [appellant] geen album meer bij haar zou uitbrengen en dat [album 4] het laatste album was van [appellant] dat Top Notch met zijn instemming heeft uitgebracht (brief raadsman Top Notch 18 januari 2021, memorie van antwoord par. 76-77). Dit betekent dat de Overeenkomst is geëindigd na verloop van achttien maanden na het uitbrengen van het album [album 4] op [in] 2018, en dus is geëindigd op 22 september 2019. Top Notch heeft aangevoerd dat wat haar betreft 6 november 2020 de einddatum is omdat [appellant] op deze dag voor het laatst een bijdrage leverde aan een release van een andere artiest van Top Notch. Het leveren van een dergelijke bijdrage is echter gelet op het bepaalde in artikel 2 lid 1 van de Overeenkomst niet relevant voor het moment waarop de Overeenkomst eindigt. De datum waarop de Overeenkomst is geëindigd is dus 22 september 2019. Daarmee slaagt grief III in zoverre. Het bestreden vonnis zal op dit punt worden vernietigd en de gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.