Gepubliceerd op woensdag 27 augustus 2025
IEF 22872
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
13 aug 2025
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 aug 2025, IEF 22872; ECLI:NL:RBZWB:2025:5160 (Buma/Sena tegen gedaagde), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gedaagde-voorlopig-als-exploitant-van-restaurant-met-muziekgebruik-aangemerkt-gelegenheid-tot-tegenbewijs

Gedaagde voorlopig als exploitant van restaurant met muziekgebruik aangemerkt, gelegenheid tot tegenbewijs

Rb. Zeeland-West-Brabant 13 augustus 2025, IEF 22872; ECLI:NL:RBZWB:2025:5160 (Buma/Sena tegen gedaagde). Buma en Sena vorderen betaling van in totaal ruim € 5.000,- aan openstaande licentievergoedingen en incassokosten van een restaurant dat muziek openbaar maakt zonder licentie. Het restaurant wordt geëxploiteerd onder de handelsnaam [de eenmanszaak]. Inschrijving bij de Kamer van Koophandel staat op naam van [gedaagde] (eenmanszaak), maar er zijn ook aanwijzingen dat een B.V. betrokken is, die enige tijd dezelfde handelsnaam voerde en huurder van het pand is. Buma/Sena hebben facturen gestuurd over 2023 en 2024. Een deel is betaald, maar een bedrag van € 5.087,47 resteert. Buma/Sena stelt dat [gedaagde] het restaurant exploiteert en daarom de licentie- en vergoedingsbedragen moet voldoen. Daarnaast vorderen zij een verbod om muziek ten gehore te brengen zonder licentie (dwangsom). [gedaagde] stelt dat niet hij, maar de B.V. exploitant is; hij zou enkel de handelsnaam hebben afgestaan.

De kantonrechter oordeelt dat Buma en Sena stellen dat [gedaagde] exploitant is van het restaurant en daarmee verantwoordelijk is voor het openbaar maken van muziek zonder licentie, terwijl [gedaagde] dit betwist en stelt dat de exploitatie door een B.V. wordt gevoerd. De door [gedaagde] overgelegde stukken, zoals de jaarrekening van de B.V., de huurovereenkomst en correspondentie, zijn volgens de kantonrechter onvoldoende om aan te nemen dat de B.V. daadwerkelijk de exploitant is, zodat de stelling van Buma en Sena dat [gedaagde] de exploitant is voorshands bewezen wordt geacht. Omdat [gedaagde] tegenbewijs heeft aangeboden, krijgt hij de gelegenheid dit te leveren door middel van stukken, getuigen of andere bewijsmiddelen, waarover hij zich uiterlijk 10 september 2025 moet uitlaten, waarna eventueel een getuigenverhoor zal volgen. De provisionele vordering tot het opleggen van een verbod om muziek openbaar te maken wordt in dit stadium afgewezen, omdat nog niet vaststaat wie verantwoordelijk is voor de exploitatie en de betalingsverplichtingen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.3. Buma/Sena stellen dat gedaagde, [gedaagde] , handelend onder de naam “ [de eenmanszaak] ” de daadwerkelijke exploitant is van het restaurant gevestigd aan de [adres 1] in [plaats 1] . Aanleiding daarvoor is de inschrijving van die onderneming op dat adres zoals vermeld in de registers van de Kamer van Koophandel. [gedaagde] brengt daar tegen in dat uit de jaarrekening van [B.V.] blijkt dat het restaurant voor rekening en risico van de B.V. komt. De jaarrekening over 2023 van [B.V.] zoals overgelegd is echter niet voldoende herleidbaar tot het restaurant. Het kan - gezien de andere activiteiten van de vennootschap - het ook (mede) zien op andere activiteiten dan de exploitatie van het restaurant in [plaats 1] . Daarbij komt dat [B.V.] de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” sinds 1 januari 2021 niet meer voert. De aanduiding in het jaarverslag 2023 “ [B.V.] / [de eenmanszaak] ” is daarom niet goed te verklaren. Omdat de zakelijke relatie tussen [gedaagde] en [B.V.] , althans haar bestuurder, mevrouw [naam] onvoldoende duidelijk is geworden, is het enkele feit dat door [B.V.] betalingen aan Buma/Sena zijn verricht, ook niet zondermeer voldoende om aan te nemen dat [B.V.] de feitelijke exploitant van het restaurant is en niet [gedaagde] . Zo heeft [gedaagde] , noch [B.V.] verklaard wie wel de feitelijk leidinggevende is in het restaurant, maar beperkt [gedaagde] zich tot de niet onderbouwde opmerking dat hij alleen de naam in gebruik heeft gegeven aan [B.V.] Ook de huurovereenkomst wijst niet zondermeer in de richting van [B.V.] als exploitant van het restaurant. Het is slechts bewijs van het huurrecht van het (bedrijfs)pand met bovenwoning. Zo kan [B.V.] het restaurant-gedeelte van het pand in onderhuur verstrekken aan [gedaagde] en zijn onderneming. Daar komt bij dat de huurovereenkomst dateert van na het moment dat [B.V.] het gebruik van de handelsnaam “ [de eenmanszaak] ” heeft beëindigd. Verder wijst de e-mailcorrespondentie tussen Buma/Sena en [gedaagde] en/of [B.V.] evenmin eenduidig op het feit dat [B.V.] de exploitant is. De kantonrechter herhaalt hierbij dat het e-mail adres [e-mailadres] gekoppeld is aan vestiging van het restaurant. Aldus heeft [gedaagde] zijn verweer onvoldoende onderbouwd en moet de conclusie zijn dat de stelling van Buma/Sena voorshands bewezen moet worden geacht.