Gepubliceerd op woensdag 9 juli 2025
IEF 22790
Rechtbank Amsterdam ||
27 mei 2025
Rechtbank Amsterdam 27 mei 2025, IEF 22790; ECLI:NL:RBAMS:2025:4099 (Eiseres tegen gedaagde 1, gedaagde 2), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/verspreiding-psychobiografie-binnen-intieme-kring-niet-in-strijd-met-vso

Verspreiding psychobiografie binnen intieme kring niet in strijd met VSO

Vzr. Rb. Amsterdam 27 mei 2025, IEF 22790; ECLI:NL:RBAMS:2025:4099 (eiseres tegen gedaagde 1, gedaagde 2). De voorzieningenrechter heeft uitspraak in kort geding tussen eiseres en gedaagde 1 en gedaagde 2, naar aanleiding van een geschil over de verspreiding van een psychobiografie. Eiseres en gedaagde 1 hebben op 7 februari 2024 een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten na het beëindigen van hun relatie, waarin zij onder meer overeenkomen zich te onthouden van negatieve berichtgeving over elkaar en elkaars positie naar derden toe respectvol te benoemen, in het bijzonder met betrekking tot de kinderen. In dezelfde VSO zijn ook bepalingen opgenomen over een door gedaagde 1 te schrijven psychobiografie. Eiseres heeft daarbij het recht op voorafgaande inzage, het doen van suggesties en het verstrekken van een naschrift. Indien zij vóór 1 juli 2024 zou instemmen met de gezamenlijke voortzetting, zou zij inspraak hebben over de inhoud en publicatie.

Op 7 februari 2025 stuurt gedaagde 1 een eerste conceptversie van het boek aan eiseres, met een voorwoord waarin staat dat alleen zij deze versie ontvangt, dat hij haar reactie wil verwerken, en dat hij mogelijk een versie voor bredere kring wil maken. Op 6 maart 2025 maakt eiseres per e-mail bezwaar tegen verspreiding in welke kring dan ook, met verwijzing naar de VSO en haar recht op privéleven. Op 15 maart bericht gedaagde 1 dat hij het manuscript al aan de kinderen heeft gestuurd, en dat deze positief hebben gereageerd. Vervolgens stuurt hij op 22 maart 2025 het manuscript aan circa 18 personen, waaronder familieleden en intimi. Op 19 april volgt een tweede e-mail met het verzoek om aanvullingen ten behoeve van een definitieve versie voor intern gebruik. Eiseres vordert onder meer nakoming van de VSO, een verbod op verdere uitingen, een rectificatie aan ontvangers van het manuscript, en het voorafgaand inzagerecht bij toekomstige documenten. Zij stelt dat de uitlatingen in het boek negatieve en onware suggesties bevatten over haar persoon en moederschap, wat in strijd zou zijn met de VSO en onrechtmatig.

De voorzieningenrechter stelt vast dat het manuscript, naast positieve en neutrale passages, evident negatieve kwalificaties bevat over eiseres, hetgeen gedaagde 1op zitting niet ontkent. Dat zij hierdoor gekwetst of geëmotioneerd is, acht de rechter voorstelbaar. Juridisch bezien zouden de uitlatingen in strijd kunnen zijn met de VSO. De rechter overweegt echter dat onduidelijk is wat onder ‘berichtgeving’ in de zin van de VSO moet worden verstaan, en acht het niet evident dat dit ook uitingen binnen een psychotherapeutisch traject richting een kleine, intieme kring omvat. De gemaakte afspraken lijken primair te zien op publieke verspreiding. Nu van verdere verspreiding geen sprake is en de vorderingen te breed zijn geformuleerd, worden deze afgewezen. Ook de subsidiaire vordering tot voorafgaand inzagerecht wordt afgewezen, nu daarover al afspraken zijn gemaakt en geen concrete aanwijzing bestaat dat gedaagde 1 deze niet zal naleven. Ten aanzien van gedaagde 2, die heeft meegewerkt aan het manuscript als psycholoog, oordeelt de rechter dat geen sprake is van een patiëntrelatie met eiseres, en dat niet is gebleken dat hij vertrouwelijke informatie heeft gedeeld. Ook anderszins is zijn medewerking niet onrechtmatig of ontoelaatbaar. De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen af. De proceskosten tussen eiseres en gedaagde 1 worden gecompenseerd. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde 2, begroot op € 1.616,00.

4.3. In juridisch opzicht zouden deze negatieve uitlatingen strijdig kunnen zijn met de in de VSO vastgelegde afspraak dat partijen zich zullen onthouden van negatieve berichtgeving over de ander. De vraag is echter hoe die bepaling moet worden uitgelegd en meer specifiek wat er dan met berichtgeving wordt bedoeld. Het is niet evident dat deze bepaling zo verstrekkend is dat het [gedaagde 1] bijvoorbeeld niet zou zijn toegestaan om tegen vrienden of familieleden negatieve dingen over zijn ex-partner [eiseres] te zeggen. Evenmin is evident dat het [gedaagde 1] niet is toegestaan om een binnen het kader van een psychotherapeutisch traject geschreven document te delen met een kleine kring van personen die hem na staan. Temeer nu die personen in zijn beleving mogelijk ook getraumatiseerd zijn door gebeurtenissen in zijn leven of hem behulpzaam zouden kunnen zijn in zijn zoektocht naar heling, waartoe zij kennis moeten kunnen nemen van zijn eigen herinneringen en inzichten, inclusief de minder positieve herinneringen en inzichten betreffende [eiseres] . Mede gelet op het feit dat [gedaagde 1] enige landelijke bekendheid geniet, is het goed mogelijk dat met het onthouden van negatieve berichtgeving in de VSO eerder wordt gedoeld op berichtgeving in een meer algemeen publiek, buiten de intieme kring. Steun voor die interpretatie is ook te vinden in het feit dat [eiseres] en [gedaagde 1] afzonderlijke afspraken hebben gemaakt over de (algemene) publicatie van een (psycho)biografie.