Gepubliceerd op dinsdag 19 augustus 2025
IEF 22861
Hof Amsterdam ||
5 aug 2025
Hof Amsterdam 5 aug 2025, IEF 22861; ECLI:NL:GHAMS:2025:2090 (Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV B.V. tegen geïntimeerde 1 B.V., geïntimeerde 2, geïntimeerde 2 B.V. en geïntimeerde 3 B.V.), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/hof-amsterdam-uitzending-over-expeditietrucks-in-stegeman-op-de-bres-niet-onrechtmatig

Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law.

Hof Amsterdam: uitzending over expeditietrucks in ‘Stegeman op de Bres’ niet onrechtmatig

Hof Amsterdam, 5 augustus 2025, IEF 22861; ECLI:NL:GHAMS:2025:2090 (Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV B.V. tegen geïntimeerde 1 B.V., geïntimeerde 2, geïntimeerde 2 B.V. en geïntimeerde 3 B.V.). Het Gerechtshof vernietigt het kortgedingvonnis dat het televisie-item in ‘Stegeman op de Bres’ over een onderneming gespecialiseerd in expeditietrucks onrechtmatig verklaarde. In het item doen meerdere klanten hun verhaal over gebrekkige trucks, hoge kosten en teleurstellende service. Onder hen was een koper wiens voertuig, volgens een inmiddels onherroepelijk civiel vonnis, ondeugdelijk was en niet voldeed aan het afgesproken reisdoel. De voorzieningenrechter achtte het item onrechtmatig wegens onvoldoende feitelijke basis, disproportionele aantasting van de eer en goede naam, en schending van privacy. Het hof komt tot een ander oordeel. Volgens het hof betreft het item een onderwerp van maatschappelijk belang: de levering van dure, technisch complexe voertuigen die mogelijk structureel gebrekkig zijn. Noordkaap c.s. heeft voorafgaand aan uitzending journalistiek onderzoek gedaan naar meerdere klachten. Er was steun in het feitenmateriaal, waaronder verklaringen van andere klanten, technische second opinions en een deskundigenrapport uit een civiele procedure. De term "oplichting" wordt uitsluitend gebruikt door de geïnterviewden en niet als feitelijke vaststelling gepresenteerd.

Het hof weegt het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 EVRM) af tegen het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM). Er is voldoende wederhoor geboden, zowel tijdens de confrontatie als in de weken daarna. De betrokkene heeft echter geweigerd gebruik te maken van die gelegenheid. Het hof oordeelt dat de aangebrachte privacymaatregelen zoals blurring, stemvervorming en naamverkorting, toereikend zijn. Voor zover de bedrijfsnaam zichtbaar is, geldt dat artikel 8 EVRM minder bescherming biedt aan rechtspersonen dan aan natuurlijke personen. Aangezien de uitlatingen in het item voldoende steun vinden in de feiten, is het gebruik daarvan geoorloofd. Het hof verwerpt de vorderingen tot verwijdering van het item, rectificatie, de-indexering en schadevergoeding. Het recht op uitingsvrijheid van Noordkaap en Talpa weegt zwaarder. Er is geen sprake van onrechtmatige perspublicatie. Geïntimeerde 2 wordt veroordeeld in de proceskosten van beide instanties, die worden begroot op €3.996 in eerste aanleg en €4.664,72 in hoger beroep. De andere partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard of dragen hun eigen kosten.

4.8 Noordkaap heeft toegelicht dat zij na ontvangst van de ‘tipmail’ van [naam 2] een onderzoek is gestart naar [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Een deel van de bevindingen daaruit is in het geding gebracht. Noordkaap kreeg onder meer de beschikking over stukken die de conclusie ten aanzien van de truck ondersteunen, waaronder second opinions van andere partijen op de markt voor (expeditie)voertuigen en de voorlopige en definitieve versie van het deskundigenrapport dat in de civiele procedure is opgesteld. Noordkaap verkreeg verder informatie dat ook anderen negatieve ervaringen hadden met [geïntimeerde 1] c.s., onder wie een klant met vergelijkbare problematiek – een truck die ongeschikt bleek voor offroad gebruik – die met tussenkomst van een advocaat een schikking met [geïntimeerde 1] had bereikt. Daarnaast sprak Noordkaap met twee personen met wie contractuele geschillen zijn ontstaan over de koop van een truck. Een daarvan is Krausler, ook geïnterviewd in het item. Hoewel zijn verklaring in het item feitelijk onnauwkeurig blijkt en de juridische duiding van zijn probleem afwijkt, is de kern van zijn ervaring dat hij veel geld heeft betaald (€ 140.000,-) en met lege handen achterblijft. Daarmee is Krausler een voorbeeld van de klantrelaties van [geïntimeerde 1] c.s. die in conflict zijn geëindigd. Uit het onderzoek door Noordkaap is dus niet alleen gebleken dat de klachten van [naam 2] en [naam 3] over de truck terecht bleken, maar ook dat hun situatie niet op zichzelf staat en dat er verschillende incidenten zijn geweest met personen die ernstige klachten hebben over de trucks van [geïntimeerde 1] en de handelwijze van [geïntimeerde 2] . Dat is voldoende om tot het oordeel te komen dat het item een kwestie van maatschappelijk belang betreft.

4.11 In het item doen [naam 2] en [naam 3] uitgebreid hun verhaal. Daarnaast worden een offroad rallycoureur en een elektricien geïnterviewd die, kort gezegd, verklaren dat de truck praktisch en technisch gezien ongeschikt is voor het doel waarvoor die is verkocht: offroad rijden. De geïnterviewden – met name [naam 2] en [naam 3] – uiten meermaals hun opvatting dat sprake is van “oplichting”. Anders dan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] menen, wordt in het item voldoende afstand gehouden van deze beschuldiging. In uitspraken als “het stel voelt zich opgelicht” wordt hun mening weergegeven zonder de beschuldiging als vaststaand feit over te nemen. In het item wordt voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. De gebruikte termen zoals “slachtoffers” en “bedrogen” zijn voorshands niet onnodig diffamerend of buitensporig in het licht van de feitelijke omstandigheden en de gangbare betekenis daarvan in het algemeen spraakgebruik. Ditzelfde geldt voor de door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gehekelde reconstructie en confrontatie. Het is aan de journalist om te kiezen hoe de uitlatingen worden vormgegeven en de betreffende vormen – vaste onderdelen in het programma [programma] – wekken op zichzelf bij de gemiddelde kijker niet de indruk of de suggestie dat sprake is van oplichting. De keuze om niet voorafgaand aan de confrontatie op een andere wijze een gesprek aan te gaan maar op andere wijze gelegenheid tot weerwoord te bieden, valt eveneens binnen de journalistieke vrijheid.