Gepubliceerd op donderdag 24 juli 2025
IEF 22819
Gerecht EU (voorheen GvEA) ||
16 jul 2025
Gerecht EU (voorheen GvEA) 16 jul 2025, IEF 22819; ECLI:EU:T:2025:733 (Rigo Trading SA tegen EUIPO), https://ie-forum-be.minab.nl/artikelen/gerecht-eu-bevestigt-weigering-registratie-golvende-rechthoek-wegens-gebrek-aan-onderscheidend-vermogen

Gerecht EU bevestigt weigering registratie golvende rechthoek wegens gebrek aan onderscheidend vermogen

Gerecht EU 16 juli 2025, T‑215/24; ECLI:EU:T:2025:733 (Rigo Trading SA tegen EUIPO). Rigo Trading SA, houdster van het merk HARIBO, diende 19 april 2022 een aanvraag in voor internationale registratie van een beeldmerk. Het gaat om een eenvoudige, tweedimensionale golvende rechthoek, bestemd voor uiteenlopende warenklassen. Het EUIPO weigerde inschrijving wegens gebrek aan onderscheidend vermogen (art. 7(1)(b) UMV), en de Vijfde Kamer van Beroep bevestigde die weigering op 23 februari 2024. Rigo Trading stelt daarop beroep in bij het Gerecht van de EU en verzoekt om vernietiging van de beslissing. Het Gerecht toetst of het EUIPO het Uniemerkenrecht correct heeft toegepast. Volgens Rigo Trading herkent het publiek de vorm als de contour van een Haribo Goudbeertje, maar het Gerecht verwerpt dat standpunt wegens gebrek aan bewijs. De vorm is te eenvoudig, bevat geen memorabele of onderscheidende elementen en wordt door het relevante publiek, zowel consumenten als professionals, louter als decoratief of esthetisch ervaren. Anders dan bij een eerder geregistreerd 3D-beeldmerk van de Haribo-beer [zie IEF 21755], waarin hoofd, poten en gelaatstrekken zichtbaar zijn, ontbreekt bij het 2D-merk iedere concrete figuratieve invulling.

Het Gerecht bevestigt dat eenvoudige geometrische vormen of daarmee vergelijkbare tekens slechts via gebruik onderscheidend vermogen kunnen verkrijgen (art. 7(3) UMV), hetgeen in deze zaak (nog) niet aan de orde is. Ook oordeelt het Gerecht dat het EUIPO terecht niet is afgeweken van eerdere beslissingen: de aangehaalde merken zijn aanzienlijk complexer, driedimensionaal of visueel duidelijk onderscheidbaar en daarom niet vergelijkbaar. Eerdere nationale en internationale registraties zijn evenmin doorslaggevend. Het Uniemerkenrecht wordt immers autonoom toegepast. Het Gerecht neemt de annexen over vormpsychologie en visuele herkenning (A.8–A.11), die Rigo pas in beroep overlegt, niet in aanmerking. Zij worden voor het eerst in deze instantie ingediend en bevatten geen algemeen bekende feiten die een uitzondering op de bewijsregels zouden rechtvaardigen. Tot slot verwerpt het Gerecht de klacht over schending van het gelijkheids- en motiveringsbeginsel (art. 20 en 41 Handvest): het EUIPO motiveert voldoende waarom eerdere registraties niet vergelijkbaar zijn en biedt Rigo Trading de gelegenheid haar standpunt uiteen te zetten. Het beroep wordt in zijn geheel afgewezen en Rigo Trading SA wordt veroordeeld in de proceskosten.

27. In the present case, the mark applied for represents a two-dimensional geometric figure of no particular complexity. As the Board of Appeal found in paragraph 29 of the contested decision, the mark applied for consists of a thick black line that represents the outline of a closed shape with curved sides on a white background. The sign constitutes a flat shape with four wavy sides and four curved angles, with opposite sides of equal length and two vertical sides longer than the other two horizontal sides.

28. Therefore, the Board of Appeal did not make an error of assessment in finding, in paragraphs 30, 31 and 34 of the contested decision, that the mark applied for represented the wavy outline of a rectangular shape, the simplicity of which was comparable to a basic (rectangular) geometric figure, without any element of that shape, including its rounded parts, being memorable or eye-catching and without providing any indication of a characteristic of an animal or, more generally, of a creature.

29. In addition, the Board of Appeal was right to observe in paragraph 32 of the contested decision that, in view of its simplicity, the mark applied for did not convey a clear message to the targeted public in relation to the wide variety of the goods at issue, but rather would be perceived primarily as a decorative element or an embellishment serving aesthetic purposes.

30. Furthermore, the applicant has not shown that the relevant public would recognise, in the mark applied for, the body parts of a bear, such as its ears, arms, legs and head. Similarly, the applicant has not shown that that public would recognise that that mark represented the outline of a Haribo Goldbear gummy bear. In paragraph 49 of the application, the applicant merely asserted, without adducing any evidence in that regard, that it ‘confronted several parts of the relevant consumers’ with the sign at issue, who ‘without exceptions’ stated that that sign was a ‘gummy bear’ or a Haribo Goldbear sweet.